hadden, en strips weigerde Zéguers aanvankelijk te verkopen. Later had ze die wel, maar alleen de betere strips. Laurens van Krevelen, de latere directeur van Meulenhoff, kocht er als tiener ‘in korte broek’ wel eens een stripboek, herinnerde zij zich. In de etalages refereerde Margriet Zéguers aan de actualiteit, bijvoorbeeld door tijdens carnaval de ruit met zoiets verrassends als bloemkool te versieren, of in de vakantie een bikini op te hangen. Toen de zogenaamde kruidenierskwestie speelde - en kruideniers tot verdriet van de boekhandel overwogen om ook pocketboeken te gaan verkopen, liet Zéguers een stempel maken met de tekst: ‘Koopt uw suiker bij de kruidenier maar uw pocketboekjes hier’, die ze eigenhandig op haar suikerzakjes stempelde. Je kon in haar zaak dus ook een kopje koffie drinken.
Zéguers was de spil in het Maastrichtse literaire leven. ‘Ik voelde me soms een verkeersagent op een druk kruispunt’, zo typeerde zij haar culturele taak. Het Tarool eerde haar in 1965 met de 10 Rode Rozen, een actie waarmee vrouwen die iets bijzonders hadden gepresteerd in het zonnetje werden gezet. Zéguers organiseerde lezingen en tentoonstellingen in de winkel. De Limburgse dichter Pierre Kemp, die in 1959 de P.C. Hooftprijs kreeg, was in haar winkel kind aan huis. Er zijn tal van brieven en kattenbelletjes alsook enkele gedichten van zijn hand in haar archief bewaard gebleven.
Een financieel genie was Zéguers waarschijnlijk niet. De zaak kon, zoals zijzelf zei, alleen maar draaien omdat haar echtgenoot voor het basisinkomen zorgde. In 1966 werd de zaak met opheffing bedreigd, maar dat werd voorkomen door het duo Johan Polak & Rob van Gennep die een keten van boekwinkels aan het opzetten waren. De naam ‘La joie des livres’ bleef wel behouden, en ook Margriet Zéguers bleef, als filiaalchef, in een nieuw pand (ook aan het Vrijthof) op haar post. Maar niet voor lang. Het Amsterdamse beleid van Polak & Van Gennep sloeg niet aan en Zéguers, al meer Limburgs geworden dan ze misschien zelf besefte, voelde zich ontheemd. Ze nam in 1973 ontslag, ook om gezondheidsredenen, waarna ze nog enkele jaren als consulente bij de Provinciale Bibliotheekcentrale werkte. Een groot verdriet trof haar in die jaren toen haar dochter Joan, die bevriend was met de geheimzinnige en te vroeg gestorven dichter H.G. Liebentrau (ps. van Peter Heringa), in 1968 overleed. Het moet haar getroost hebben dat ze zelf de uitgave van Liebentrau's verzameld werk in 2001 (Voces intimae) nog mee heeft kunnen maken.
De laatste jaren waren haar stem en vooral haar gezichtsvermogen danig aangetast, maar met behulp van een loep en vriendelijke voorlezers kon ze het nieuws nog lange tijd volgen. Ze had nog altijd een abonnement op Boekblad en elke studie over het boekenvak werd aangekocht - ook al was het lezen ervan nagenoeg uitgesloten. De laatste keer dat zij voor het voetlicht trad was in 2001, bij de presentatie in Maastricht van het boek van Nanske Wilholt over uitgever A.A.M. Stols, Voor alles artiste, dat haar, als Limburgse boekenpionier, werd overhandigd.
Gelukkig heeft ze door de jaren heen een goed oog gehad voor de geschiedenis waarvan zij deel zou uitmaken. Zij bewaarde bijna alles. Op basis van haar archief en aan de hand van vraaggesprekken maakte Annemiek Buijs in 1997 een kleine scriptie (La joie des livres 1958-1970 - Maastrichts venster op de wereld) waarvan hier dankbaar gebruik is gemaakt. Het archief heeft Zéguers enkele jaren geleden zelf overgedragen aan de Bibliotheek van de Koninklijke Vereniging, nadat een overdracht aan de Maastrichtse archieven niet helemaal volgens haar wensen leek te gaan verlopen. Ook dit in memoriam zou ze met enig hoofdschudden gelezen hebben. Zéguers was een vrouw die de regie maar moeilijk ‘uit handen’ kon geven. Nu ligt haar archief daar op de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek, op anderhalve meter plank. Er valt ongetwijfeld nog veel in te ontdekken.