| |
| |
| |
‘We verbeelden woorden’
Gesprek met Ruurt van Ulzen, kinderboekenuitgever
Lisa Kuitert en ingeborg verheul
Aan een rustige bocht van het Spaarne in Haarlem is Uitgeverij Holland gevestigd, een kinderboekenuitgeverij met een lange traditie en een klassiek fonds. Holland is een echt familiebedrijf, dat in 1921 werd opgericht door de grootvader van de huidige directeur. Auteurs als Paul Biegel, Harriet Laurey, Mies Bouhuys en Hans Andreus waren of zijn er ‘kind’ aan huis. Aan een groot huis, want Holland heeft behalve de kantoren op één hoog, ook nog een omvangrijk magazijn beneden, waar het hele fonds opgeslagen ligt. Op de eerste verdieping staat niet alleen het kinderboekenfonds - een kleurrijke wand die oogt als een feest der herkenning - maar ook het oude fonds, de boeken door Holland uitgegeven vanaf 1921. Daartussen staan (bien etonné de se trouver ensemble) Willem de Mérode, Isaac Bashevis Singer, Wilma, de Windroos-serie en Diet Kramer. Terwijl buiten het ene kolossale schip na het andere passeert, spreken we binnen met de huidige uitgever van De kleine kapitein: Ruurt van Ulzen (1958), die sinds 1981 aan het roer staat van deze kleine, onafhankelijke uitgeverij - ‘een luis tussen de reuzen’. Een voorzichtige man, deze uitgever, die zijn woorden zorgvuldig kiest. Tijdens het gesprek grijpt hij van tijd tot tijd een boek uit de kast om zijn woorden kracht bij te zetten.
De ‘familie Holland’, met vooraan links Ruurt van Ulzen.
Omslag van De Kleine Kapitein van Paul Biegel, omslagillustratie van Carl Hollander.
| |
Typering van het fonds
‘ik denk dat uitgeverij holland vooral bekend is om de kinderboeken, zeker in de wandelgangen’, zegt Van Ulzen. ‘We doen er nog wel wat naast, maar dat is niet vergelijkbaar met de kinderboeken. Die maken zo'n 90% van het fonds uit. Per jaar brengen we 25 titels op de markt, met herdrukken erbij 35, denk ik. We zijn nog een van de laatsten die alles zelf opslaan beneden in het magazijn, alle anderen hebben alles bij het Centraal
| |
| |
Omslag van De eerste Duizend Woorden, omslagillustratie van Stephen Cartwright, typografie van Holland.
Boekhuis in Culemborg in handen gegeven. Ik vraag me af of ‘het typische Uitgeverij Holland-kinderboek’ bestaat. Dat heeft te maken met persoonlijke gevoelens. Met wat je zelf mooi vindt en met commercieel inzicht. Die combinatie daar worstel je mee, zoals elke uitgever. Onze kracht zit vooral in de categorie: zelf lezen vanaf een jaar of zes, met als zwaartepunt zelf lezen in de middenbouw tot 10 +. Daarboven zetten we geen leeftijdsaanduiding meer op de boeken. Dan gaat het namelijk ook tegen je werken, want een boek waar 10 + op staat, vindt een kind van 12 + alweer kinderachtig.
Voorleesboeken doen we in mindere mate ook, en prentenboeken, maar die maken we niet zelf. Dan participeren we meestal in een coproductie. Niet met een vaste partner, maar met verschillende, meest Engelse uitgevers.
Maar wat is nou typisch aan ons fonds...? Klassiekers vind je? Ja, dat is wel zo. En dat is enerzijds een kracht, anderzijds sta je ook niet direct als jong, snel en wild te boek en dat werkt ook wel eens tegen je. Dat we een soort bibliotheekimago krijgen. Voor de verkoop bij de boekhandel is het belangrijk dat je een modern, fris uiterlijk behoudt, en dat je niet geassocieerd wordt met een stoffige bibliotheek. Daarom zijn we altijd druk bezig met de vormgeving. Babs van Wely was het paradepaardje van mijn vader, die in 1951 in de uitgeverij kwam. Met Carl Hollander was Van Wely de beeldbepalende illustrator van onze uitgeverij. Typerend voor het beleid van mijn vader was ook die enorme witte achtergrond. Dat viel op. Plus die codeaanduiding op de rug: jm 6-10 (jongens en meisjes van 6 tot 10 jaar). De Hollandboeken waren daardoor herkenbaar. Maar daar zijn we nu van afgestapt. Ik ging net als mijn vader langs de boekhandel en dan krijg je opmerkingen van ‘doe nou eens zus, of doe eens zo’, en een van de belangrijkste signalen was toch wel: jullie moeten zorgen dat je een modern uiterlijk krijgt. Dus wij zijn inmiddels met een heleboel andere tekenaars aan het werk. We proberen veel afwisseling te brengen en niet te lang bij een succesformule te blijven hangen. Nu doen we bijvoorbeeld meer met vlakken vol kleur. En meer met de typografie. Mijn vader had de typografie altijd in zwart, altijd dezelfde letter. Daar gaan we nu speelser mee om. Dit boek bijvoorbeeld, Een been stokkebeen van Paul Biegel, dat is het derde deel van onze veelkleurige nieuwe reeks boeken met versjes. Dat ziet er echt weer heel anders uit, toch?
Wat we niet doen is cd-roms. We verbeelden woorden en we vinden dat dat het beste overkomt via het papier. Ook merchandising hebben we niet. We doen wel eens een gimmick, zoals deze kartonnen boot, dat is de boot van de Kleine Kapitein, maar geen beestjes en bekers en petten en dat soort zaken. Het Centraal Boekhuis is gespecialiseerd in boeken. Zij hanteren een bepaald tarief voor boeken en alles wat je daarbuiten doet, is erg duur. Je zou natuurlijk met een fabrikant een Kleine Kapiteintandpasta kunnen bedenken of zoiets,
| |
| |
‘Vader’ Rolf van Ulzen, die begon met het uitgeven van kinderboeken.
Omslag van Meester Pompelmoes van Hans Andreus, omslag-illustratie van Babs van Wely.
maar mijn affiniteit ligt daar niet. Wij zijn gewoon boekenuitgever. Daar weten we wat van, we weten hoe dat moet en we doen wel eens een kleinigheidje daaromheen. Maar boeken is onze ‘core business’.
| |
De familie-erfenis
Ik was omringd met de kinderboeken van mijn vader. Maar het probleem was: ik kon helemaal niet goed lezen, ik was zwaar dyslectisch. Dus al vanaf de eerste klas moest ik naar de lom-school om daar op een speciale manier lezen te leren. Wat je met moeite bereikt, wordt des te waardevoller, dus ik ben op een gegeven moment wel een gretige lezer geworden. En wel met name door Meester Pompelmoes van Hans Andreus, een van onze eigen boeken. Dat waren korte verhalen, dat kon ik net goed aan, verhalen met veel humor die ik erg leuk vond. Daaruit haalde ik de inspiratie om te lezen. Dyslexie is weliswaar iets waar je nooit overheen komt, maar je wordt er wel steeds handiger in. Je hersens maken een soort kronkel om toch tot de juiste woorden te komen. Mijn ouders waren er niet zo ondersteboven van. Ik denk dat mijn vader vroeger ook dyslectisch was. Het overerft namelijk via de mannelijke lijn.
De uitgeverij is in 1921 begonnen door mijn grootvader. Die was in eerste instantie vertegenwoordiger van boeken. Mijn grootmoeder was een zeer verdienstelijk coupeuse in Parijs geweest en had daar een aardig centje mee verdiend. Ze besloten op een gegeven moment om zelf een uitgeverij te beginnen. Dat geld van mijn grootmoeder gebruikten ze als startkapitaal. Zelf werkte zij niet mee. Ik heb mijn grootvader nooit goed gekend, ik was nog heel jong toen hij overleed, maar ik weet dat hij ambitieus is begonnen met prachtige in polysuède gebonden uitgaven. Dat was in die tijd niet bepaald makkelijk en het dreigde ook af en toe wel eens fout te gaan, tot hij op een gegeven moment Diet Kramer binnenhaalde. Dat is toen een enorm succes geworden, van haar boeken heeft hij er heel erg veel verkocht. Het waren boeken voor oudere kinderen, 12 tot 14 jaar, met voor die tijd best zware onderwerpen. We zijn nog heel lang met Diet Kramer doorgegaan, maar op dit moment durf ik het gewoon niet meer aan. Ik vind het ook niet juist voor het gezicht van de uitgeverij om met dit soort boeken aan te komen. Ik heb ze nog wel herlezen en ik moet zeggen, het leest toch nog wel steeds heel prettig. Het protestants-christelijke van uitgeverij Holland is pas naderhand gekomen. Mijn grootvader had al wel het idee iets met tijdschriften te gaan doen. Er waren toen heel veel soorten tijdschriften en de geniale daad van mijn grootvader was om daar een soort fusie in aan te brengen. Op die manier is Opwaartsche Wegen gelanceerd en dat was een
| |
| |
‘Grootvader’ Jan Bernhard van Ulzen, oprichter van uitgeverij Holland.
Een van de delen van de poëziereeks ‘De Windroos’, Sous-Terrain van W.J. van der Molen.
Typografische vormgeving van F. Tanningen.
heel belangrijk moment in de christelijke literatuur. Een soort podium voor christelijke schrijvers. De uitgeverij zat toen in Amsterdam, op de Herengracht 149, met grote pakzolders bovenin. In het begin hebben ze ook vanaf hun huisadres, op de Admiraal de Ruijterweg, een kantoor gehad. Hier in Haarlem zitten we sinds 1968.
| |
De opbouw en verdere ontwikkeling van het kinderboekenfonds
Het uitgeven van kinderboeken was een bewuste keuze, die dateert van na de oorlog. Mijn vader reed in die tijd, zoals gebruikelijk, langs alle boekhandels met nieuwe aanbiedingen, en had toen voornamelijk theologische boeken bij zich. Na de Tweede Wereldoorlog liep dat toch wel erg moeizaam. We waren net met De Windroos gestart, de poëziereeks samengesteld door Ad den Besten, dat liep aardig. Daar zaten bijvoorbeeld Simon Vinkenoog, Remco Campert en Paul Rodenko in. Mijn vader dacht op een gegeven moment: de verbeelding die je nodig hebt voor de poëzie, zit dicht aan tegen de verbeelding die je nodig hebt voor het schrijven van kinderboeken. En met die gedachte ging hij naar Hans Andreus, een Windroosdichter. Dat was een schot in de roos, want Andreus had werkelijk koffers vol verhalen liggen, dus mijn vader kreeg meteen manuscripten binnen. Vervolgens deed hij dezelfde suggestie bij Mischa de Vreede en andere schrijvers uit die tijd, Sybren Polet bijvoorbeeld. Een aantal van hen was erg succes vol. Hans Andreus natuurlijk het meest. Op die manier kwamen de eerste kinderboeken tot stand. De vormgeving was voor die tijd heel opvallend, modern en eigentijds. Het succes kwam eigenlijk zo direct dat ik denk dat de boekhandel - dat klinkt misschien wel gek - echt zat te wachten op dit soort nieuwe kinderboeken. Poëzie geven we tegenwoordig niet meer uit. We hebben het wel geprobeerd, maar het blijft moeizaam. En die kruisbestuiving van literatuur en poëzie zou nu ook niet meer werken, denk ik. Destijds hadden uitgeverijen meer mogelijkheden voor dichters dan nu.
We hadden vroeger een molentje als logo, maar dat is met de tijd veranderd. Uitgeverij Mulder had ook een molentje. Mijn vader heeft daarom geëxperimenteerd met een bootje, en met een hele simpele H, en die H is inmiddels sinds de jaren '90 veranderd in het boekje met de H.
| |
| |
| |
Auteurs
Auteurs halen we binnen langs allerlei wegen, maar de meesten toch nog via de brievenbus. Zelfs de grote Paul Biegel is gewoon op die manier aan de Herengracht binnengekomen. Dat werkt nog steeds! Wekelijks krijgen we gemiddeld wel vijf ongevraagde manuscripten in de bus. Met pieken in september en oktober, als de vakantie afgelopen is. Dan krijg je heel veel binnen, en ja, daar zit wel eens wat bij. We lezen alles daarom ook echt. Niet van bladzij tot bladzij, soms weet je het ook wel na een paar bladzijden. Hoewel... Mijn vader kreeg een keer een manuscript binnen dat bestond uit een paar schoolschriftjes en dat was dermate klein volgeschreven dat hij zei: daar beginnen we niet aan. Dat lees ik niet eens, ik stuur het terug. Naderhand is het verfilmd en op televisie geweest, dus in megaoplages verkocht. Dat was Boerin in Frankrijk van Wil den Hollander. Daar had hij later heel veel spijt van. Ik moet zeggen dat ik zelf ook wel eens een manuscript van een jeugdboekenschrijver kreeg aangeboden - ik zal geen namen noemen - en het niet nam. Die schrijver is nu heel erg groot en belangrijk en wordt goed verkocht. Minder bekende schrijvers uit het fonds proberen we bij de boekhandel onder de aandacht te brengen met verzamelbundels, waar alle auteurs iets nieuws voor schrijven. Ook de bekende. Dankzij zo'n verhalenbundel krijgen ook de minder bekende auteurs een goede entree bij de boekhandel.
| |
Het uiterlijk is erg belangrijk
We hebben twee formaten: klein en groot. We gebruiken dat kleinere formaat omdat we denken dat dat een wat volwassener uitstraling heeft, voor de 10+-boeken. Voor nog oudere kinderen hanteren we de paperback. Het grote formaat is voor kinderen vanaf een jaar of zes. Dat formaat is ook voor de tekenaar van belang, die heeft in het ruime formaat veel meer mogelijkheden om zijn illustratie te plaatsen. Maar het is natuurlijk ook een praktische keuze, want één formaat is handiger voor de binderij. Mijn vader heeft wel eens een oblong-reeks gehad. Dat waren een soort gelegenheids- en versjesboekjes.
We zijn een van de eersten geweest die met foto's op het omslag begonnen, met dit boek: De Tasjesdief van Mieke van Hooft. Dat was verfilmd. Het was in de literatuur al heel gebruikelijk om dan een speciale filmeditie te maken, maar kinderboekenuitgevers deden dat niet. Wij wel, we hebben een foto uit de film gebruikt. Het grappige was dat het een 10+-boek is, maar door die foto kreeg het boek een heel nieuwe exploitatie bij de oudere lezers, in de 12+-categorie. Ook kinderen in het beroepsonderwijs, die moeizaam tot lezen te brengen zijn, grepen naar dit boek, omdat het er door de foto wat volwassener uitziet. Dat heeft ons aan het denken gezet. We zijn toen die Life-reeks gestart. Dat is een reeks gericht op jongeren van 12+, geschreven door schrijvers die in dagelijks contact staan met deze doelgroep, vaak docenten Nederlands, Bobje Goudsmit bijvoorbeeld. De rand - Xtreme is zo'n titel. En ook het boek Skeelers. We kregen daarvoor support van Bauer, een grote producent van inlineskates. Die schonk een (in onze ogen) enorm promotiebudget, waarvan wij posters konden laten maken en een wedstrijd organiseren. Op die manier hebben we de reeks kunnen lanceren. De motivatie van Bauer was, dat zij hoopten met de boeken jongere kinderen te bereiken. Skaten was toen vooral iets voor de 18- en 19-jarigen, studenten ook wel, en zij wilden de doelgroep vergroten. Bij Snowboarden hebben we samengewerkt met het Snowboardmagazine. Dat magazine verscheen in een oplage van een miljoen! Dat gaf een enorme push. En bij de komende aanbieding hebben we een clownsboek, waarin de Cliniclowns een pagina met reclame krijgen. Dat boek heet Dansen met de clown. We hebben een echte clown, die door de boekhandels kan worden ingehuurd.
| |
| |
Een van de eerste omslagen met foto: De tasjesdief van Mieke van Hooft (afbeelding uit de bioscoopfilm De tasjesdief, regie Maria Peters, producent Shooting Star; typografie van Holland).
De grote encyclopedie van het dierenrijk, eerste druk, typografische verzorging J. Hauf, fotografie onbekend.
Wat enorm veel impact heeft, is de website, die we al vrij lang hebben. Het webbedrijf van een broer van een toenmalige redactiemedewerker was destijds nog een startende onderneming. Zij hebben ons verzoek aangegrepen om ook aan het boekenvak te laten zien wat je met hun websites kon. We waren daardoor een van de eerste kinderboekenuitgevers met een website. Ik vind het een fantastisch fenomeen. Als kleine uitgever ben je altijd bevreesd dat je helemaal ondergesneeuwd raakt te midden van dat gigantische aanbod. Maar op internet maakt het niet uit of je groot of klein bent: iedereen is daar even groot. We krijgen veel e-mails binnen via de site. Kinderen kunnen er zelf naar auteurs schrijven, en met name de groep van de oudere jeugd doet dat ook. Er hebben heel veel jongeren gemaild met Bobje Goudsmit, over haar boek Afscheidsbrief. We hebben op de site verder een maandelijkse prijsvraag, waarin we vijf boeken ter beschikking stellen. Het is een hele simpele prijsvraag. Maar het werkt echt. Op de dag van de nieuwe prijsvraag krijgen we 2000 à 3000 bezoekers. Ik denk dat we een maandgemiddelde hebben van tussen de 12.000 en de 16.000 hits.
| |
Harry Potter en andere bestsellers
Nee, wij hebben nooit de Harry Potter-rechten door de Engelse uitgever aangeboden gekregen, maar die lopen er wel rond in Nederland, en trekken zich de haren uit het hoofd. Ik heb in Harry Potter gelezen en ik moet bekennen dat ik er niet enthousiast over geweest ben. Ik vond het heel middelmatig en zo typisch Engels. Na de eerste paar bladzijden had ik misschien nog even door moeten lezen. Ik vind het moeilijk te achterhalen, waar dat succes nou door komt. Als je het zou weten, dan kon je het ook nadoen natuurlijk. Maar zo makkelijk is dat dus niet. Ik zie er een heel handige marketing achter, en een goede uitgever. De Harry Potter-boeken hebben een zuigende werking, dus alle omzet die naar Potter gaat, gaat niet naar ons. Anderzijds vind ik wel, dat als er zo'n enorme hype veroorzaakt wordt door één boek, het ook een positief effect heeft op álle kinderboeken. Dat kinderboeken een hype zijn, is geweldig! Ik denk dat er wel een naijlend effect komt. Als de mensen uitgelezen zijn met Potter, denken ze misschien: lezen is leuk, en dan komen wij weer aan bod. De Potter-hype geeft een positieve energie.
Ons bestverkochte boek ooit, is overigens helemaal geen kinderboek. Dat was De encyclopedie van het dierenrijk van Stanek, uit 1963. Echt een klapper. Mijn vader had toen net de uitgeverij gekocht van mijn grootvader, dus hij zat financieel krap. Hij kocht het op de Frankfurter Buchmesse bij een Tsjechische uitgever: Artia. Artia was toen helemaal gespecialiseerd in coproducties, in die tijd geen groot fenomeen. Mijn vader kreeg dit boek aan- | |
| |
geboden omdat de vaste partner van Artia, Thieme, het boek te populair vond. Thieme was van de gedegen natuurboeken en dit vonden ze een beetje hap-snap, van alles wat. Mijn vader heeft het toen bekeken en vond het toch wel een mooi dik boek, heel scherp geprijsd bovendien. Hij heeft de gok gewaagd en er 10.000 genomen. Die waren binnen een paar maanden verkocht, waarna vele herdrukken volgden. Het is zelfs gedrukt in koperdiepdruk. Dat was toen een heel duur procédé. Later brachten we met Artia nog Het grote vogelboek, Het grote paddenstoelenboek, enzovoort uit.
Onze gemiddelde oplage varieert nogal. Bij vertalingen zijn we wat voorzichtiger, dan beginnen we voorzichtig met 2000 à 2500. Maar bij sommige boeken waarvan je veel verwacht, durf je wel zo'n 8000 exemplaren aan. Het is toch moeilijk hoor. Wij zijn onafhankelijk, wat zijn charmes heeft, maar je moet toch aan dezelfde regels voldoen als de groten, die bij de concerns zitten. Ik ben een luis ten opzichte van die reuzen.
| |
1921, 1951, 1981, 2011...
In 2011? Ha! Ik hoop dat we er dan nog zijn, dat zou al heel wat zijn! Wat me bezighoudt, is bijvoorbeeld hoe het nu gaat met de vaste boekenprijs, hoe gaat dat eruitzien, en de ontwikkelingen rond het Centraal Boekhuis, dat vind ik allemaal zorgelijke dingen. Dus in dat opzicht durf ik echt niet naar 2011 te kijken. Maar dingen als e-books, daar maak ik me niet zo'n zorgen over. Een e-book zul je moeten downloaden en uitprinten, en dan liggen wij qua verkoopprijs dermate gunstig, dat men denk ik toch kiest voor dat gebonden en mooi geïllustreerde boek. E-books, dat is toch uitsluitend tekst, terwijl wij met een vernieuwende lay-out, met mooie illustraties een concurrerend product hebben. Bovendien, je moet een boek ook kunnen zien. Het is een heel tastbaar product: hoe het in de hand ligt, hoe het eruitziet, je moet er als lezer een zeker gevoel bij hebben. Bij een e-book heb je dat niet, dat is alleen maar een tekst van een schrijver, maar hoe het eruitziet weet je niet: je voelt het niet. Nee, ik zie het niet gebeuren. En de zogenaamde ontlezing? Ach. Zo lang als ik hier zit, hoor ik dat al. Mijn vader maakte zich grote zorgen over de televisie en de video. Maar ja, in feite is de markt voor kinderboeken alleen maar toegenomen: er zijn meer titels, in hogere oplagen, en er is een prachtig aanbod op dit moment. Ik ben een optimist, ja.
|
|