| |
| |
| |
Met een kwartje de wereld rond op houthoudend courantdruk
Chris Schriks
boeken en boekhandel zijn in nederland in de zeventiende en achttiende eeuw synoniem met boekensteden als Amsterdam, Leiden, Rotterdam en Den Haag. Buiten ‘Holland’ profileerden Utrecht, Deventer, Groningen, Leeuwarden en Arnhem zich als boekenstad. Door de alfabetisering, het onderwijs, de stimulering door genootschappen, verenigingen en leesclubs en de daarmee gepaard gaande uitbreiding van het aantal drukkerijen en boekhandels, nam in de negentiende en twintigste eeuw het aantal steden toe dat in latere boekwetenschappelijke publicaties een rol zou gaan spelen. De reden waarom ik in de eerste helft van de twintigste eeuw - tussen twee wereldoorlogen, tijdens een donkere crisistijd die Nederland in werkloosheid en armoe dompelde - met een kwartje de wereld rond wil, heeft te maken met enkele gebeurtenissen waardoor steden als het ‘rode’ Gelderse Zutphen, het ‘gereformeerde’ Groningse Winsum en het ‘katholieke’ Brabantse Helmond ontdekten dat zij op het gebied van het boek met elkaar verbonden waren.
De eerste aanleiding was een artikel van Paul Dijstelberge in UBA-Informatie van september 2001, het ‘personeelsblad’ van de Universiteitsbibliotheek Amsterdam. Daarin stelde hij de legitieme vraag, of er verband bestond tussen boekenhaat en katholicisme. Een vraag die weliswaar het cliché verraadt, maar waarop het antwoord niettemin de moeite van een nader onderzoek waard is. Dijstelberge verbond echter aan zijn vraag twee onbewezen stellingen. De eerste was dat men ten zuiden van de grote rivieren, waar de Ware Kerk het voor het zeggen heeft, een afkeer heeft van het geschrevene. De tweede stelling luidde dat ‘voorbij Tiel’ geen boek te koop zou zijn en dat literatuur in Helmond een onbekend fenomeen is.
De tweede aanleiding tot een wereldreis vormde een voordracht van Pien Pon in Zutphen over de Stichting Kinderboek Cultuurbezit, waarvan de hoofdvestiging zich in Winsum bevindt, met een filiaal in Zutphen. De stichting, die in 1985 door Toos Saal werd opgericht, was en is afhankelijk van vrijwillige bijdragen. Zij werkt met vrijwilligers en zonder sub-
Omslag Onder de Japanse Maan van Phyllis Ayer Sowers. Tekening van K. Janson.
Omslag Verschoppelingetje van Cor Lindeman. Tekening van Frans Mandos Tzn.
Omslag Het Raadsel van Zandhorst van Hans de la Rive Box. Tekening van L. de Swart.
| |
| |
Illustratie van K. Janson, in Onder de Japanse Maan van Phyllis Ayer Sowers.
Deel van de gebouwen van de n.v. Boek- en Handelsdrukkerij Helmond aan de toenmalige Zuid-Koninginnewal 14-18 te Helmond (collectie gemeentearchief Helmond. Foto: Th. van Mierlo).
sidie en heeft tot doel het verzamelen, bewaren en toegankelijk maken van het jeugdboek. Tot dusver heeft de stichting, die tracht aan te tonen dat haar cultuurbezit ook van betekenis is voor de boekwetenschap, ruim 60.000 titels vergaard.
De derde gebeurtenis was een expositie van kinderboeken in samenwerking met het Stedelijk Museum te Zutphen. Een thematische expositie die gericht was op het fenomeen ‘kwartjesboeken’ die tussen 1932 en 1941 zijn verschenen. De vitrines en muren in het Stedelijk Museum toonden enkele maanden lang, naast personalia en foto's, een groot aantal kwartjesboeken van auteurs die gedurende een tiental jaren 271 titels hebben bijeengeschreven. Het waren drie ervaringen die mij terugbrachten naar een vervlogen en bijna vergeten periode.
| |
Drukken en uitgeven in Helmond
Helmond, eerste helft twintigste eeuw. Een stad van fabrikanten, een beperkte ‘middenstand’ en veel arbeiders. De derde textielstad van Nederland. Dat zij ook een stad was van katoendrukkers en typografen is minder bekend, evenmin dat de katoendrukkers internationaal en de typografen nationaal aan de weg timmerden. Dat de drukker en boekverkoper Jan de Reijdt en zijn opvolgers meer dan een eeuw een steentje hebben bijgedragen aan de alfabetisering en emancipatie van de bevolking van de Peel, daarvan hebben weinigen weet. Omstreeks 1900 telde Helmond vier drukkerijen. Eén daarvan was Drukkerij Leloup, die een paar jaar daarvoor was overgenomen door de firma Van Moorsel en Van den Boogaart.
Een van de werknemers daar was Gerardus Johannes Hendriks. Hij kwam van Vlieland, had in Tilburg zijn ‘middelbare studies’ gedaan en hij trad in 1905 in dienst van de drukkerij. Zijn taak bestond uit het verrichten van journalistieke arbeid voor De Zuid-Willems-
| |
| |
Omslag Robbedoes van Rie Beyer. Tekening van Gerrit de Morée.
Omslag De verijdelde bomaanslag van Alex Tersoest. Tekening van Gerrit de Morée.
Omslag Snoetje als journalist van Guus Betlem jr. Tekening van Charles Boost.
vaart, een krant die door Van Moorsel/Van den Boogaart werd uitgegeven en waarin, naast het algemene en plaatselijke nieuws, ook maatschappelijke wantoestanden aan de orde werden gesteld. Het hoofdredacteurschap berustte 23 jaar bij de historicus en taalkundige Hendrik Nicolaas Ouwerling.
Naast zijn activiteiten voor de krant moest Hendriks proberen om het aantal abonnees uit te breiden van het Zondagsblad voor het Katholiek Huisgezin, een blad dat werd geredigeerd door de paters capucijnen. Zowel de journalistieke als de organisatorische activiteiten van Hendriks bleken een succes. De drukkerij voorzag Oost-Brabant in toenemende mate van populair-religieuze literatuur, waaronder missiebladen, kalenders, almanakken, periodiekjes, kerkboeken en schoolboekjes. Hendriks zelf schreef talloze artikelen, feuilletons en zelfs enkele romans. Zowel De Zuid-Willemsvaart als het Zondagsblad maakten een voorspoedige tijd door. De Zuid werd de belangrijkste krant van de Peel, het Zondagsblad groeide uit tot een belangrijk katholiek weekblad.
In 1913 werd het bedrijf dat toen veertig werknemers telde, omgezet in een naamloze vennootschap onder de naam n.v. Boek- en Handelsdrukkerij ‘Helmond’. Hendriks werd tot mededirecteur benoemd. Ook in die nieuwe kwaliteit bleek dat hij zijn tijd verstond. Door de sterk toenemende bevolking, de expanderende industrie, de trek naar de stad waar arbeid te vinden was en het bloeiende verenigingsleven nam ook de vraag naar drukwerk toe. Drukkerij en uitgeverij maakten furore tijdens de jaren '20 en het bedrijf groeide uit tot de grootste drukkerij/uitgeverij in Oost-Brabant.
| |
De Nederlandse jeugdbibliotheek
Toen in het begin van de jaren '30 van de twintigste eeuw de crisis uitbrak, raakten vele werknemers in de textiel hun baan kwijt. Lonen werden verlaagd, een deel van de arbeiders moest naar de ‘steun’ en leefde van negen gulden per week. De armoe trok een streep door het streven van geschoolde en langzamerhand mondig wordende arbeiders naar een beter bestaan en naar beter onderwijs voor hun kinderen. Ook in de drukkerijen kwam de klad. Al waren de typografen minder afhankelijk van de gevolgen van de crisis en stond hun vakbond voor hen op de bres, dat aan de lonen werd geknabbeld, op personeel en kosten werd
| |
| |
bezuinigd, bevreemdde niemand. In die periode brak Hendriks er zich het hoofd over hoe hij zijn mensen aan het werk kon houden, de vaste lasten van de zetmachines, drukpersen en bindapparatuur, althans voor een deel, te dekken en tegelijkertijd te voorzien in mogelijk nog sluimerende behoeften van de markt.
Zijn belangrijkste vondst was ‘De Nederlandse Jeugdbibliotheek’, een fonds dat geïllustreerde boeken-met-avonturen voor jongens en meisjes zou gaan uitgeven. Boeken zo goedkoop mogelijk gemaakt, maar toch voorzien van illustraties en van een geïllustreerd kartonnen omslag met een kleurtje. Boeken die genaaid gebrocheerd, maar ook gebonden verkrijgbaar moesten zijn. Boeken met weliswaar een christelijke achtergrond, maar waarin niet de religie maar ‘Hollandse’ normen en waarden een rol zouden spelen. Boeken waar de jeugd naar zou uitkijken, avontuurlijk, spannend, met een vleug humor, waarin de hoofdrolspelers, jongens en meisjes van dezelfde leeftijd als de lezers, jongeren waren ‘van stavast’ en ‘voor de duvel niet bang’. Het moesten ‘sellers’ worden die de zetmachines en drukpersen draaiend hielden. Het idee van Hendriks bleek een schot in de roos. Het duurde niet lang of hij had een aantal schrijvers gevonden dat met enthousiasme aan het werk toog. De kwarto ‘paperbacks’ werden verkocht voor een kwartje en daarvoor had men dan een compleet avonturenboek, terwijl de fraai gebonden boeken van het Rooms Katholiek Jongensweeshuis, Malmberg, Kluitman en andere uitgevers een daalder of meer kostten. Fraaie boeken, zeker, maar de prijs ervan kwam neer op de weekhuur van een arbeidershuisje met tuin.
Omslag Vijf Blondjes op Vacantie van Gerda Franck, pseudoniem van Ivo Groothedde. Tekening van L. de Swart.
Omslag Een vacantie in Zoutelande van L. Meima. Tekening van Piet Broos.
Omslag In dienst van het Vaderland van Egbert Puiter. Tekening van Frans Mandos Tzn.
De Jeugdbibliotheek was van meet af aan een succes. De boeken hadden, afhankelijk van het verhaal, een omvang van 112 tot 160 pagina's. Zij werden uitgegeven in kwarto-formaat en gedrukt op houthoudend krantenpapier. Voor de tekst werd een eenvoudig leesbare letter gekozen, een krantenletter. De tekst werd gezet op zetmachines. De loden regels werden in galeien naar de handzetterij gebracht, waar een drukproef werd getrokken. Na het aanbrengen van de correcties werden de pagina's opgemaakt. De titelpagina en de koppen van de hoofdstukken werden uit losse letters met de hand gezet, waarna een opgemaakte proef opnieuw naar de corrector of de auteur ging. Daarna werden de pagina's ingekooid. Dan was de keuze ofwel druk op een cylindervlakdrukpers of op een krantenrotatiepers. Kranten- | |
| |
papier op een cylindervlakdrukpers was lastig drukken. Op een rotatiepers ging dat veel sneller, doch rotatiedruk voor een kleine oplage was weer onvoordelig. Voor de rotatiepers moesten matrijzen worden gemaakt. Daartoe werd het zetsel in hittebestendig karton gepreegd, waarvan ronde gietvormen werden gegoten. Die gietvormen werden vastgezet op de pers, waarna kon worden gedrukt. De rotatiepers was voorzien van een vouwapparaat met krantenslag. Voorzover op een vlakdrukpers werd gedrukt moesten de plano-vellen afzonderlijk worden gevouwen. Nadien werden de gevouwen katerns vergaard, genaaid en werden de binnenwerken of het boekblok in een voorgedrukt omslag gehangen en geplakt, waarna op een driesnijder het boek aan drie zijden werd schoongesneden. Daarmee was een titel gereed voor de verzending. Omdat de gemiddelde oplage tamelijk hoog was, konden de meeste kwartjesboeken worden gedrukt op de rotatiepers.
Omslag Een tante die chauffeert van Nellie Wesseling, pseudoniem van Hans de la Rive Box. Tekening van Frans Mandos Tzn.
Naar huidige maatstaven zag het product er niet uit. De kopers/lezers van toen, weinig gewend als ze waren, hadden er geen moeite mee. Dat bleek uit de groei van het fonds. De Jeugdbibliotheek telde uiteindelijk 273 titels, 172 voor jongens, waaronder een tiental titels in de Menco Minkema-serie die op zichzelf stond, en 101 voor meisjes. Daarnaast verschenen 48 kleuterboeken in de Kinderbibliotheek.
Veel winst kan de uitgeverij op de Jeugdbibliotheek niet gemaakt hebben. Van het kwartje bleef, ná aftrek van de boekhandelskorting, de administratiekosten, de overhead voor de uitgeverij, het honorarium voor de tekst, de tekeningen en het omslag, de clichékosten, de verzendkosten, de intrest en dergelijke, ongeveer een dubbeltje over, waarvoor het boek moest worden geproduceerd. Als men niet al te nauw keek, lukte dat. De formule bleek tien jaar lang ijzersterk totdat de Duitse bezetting roet in het eten gooide. Het wekte enige verwondering dat in het begin van de oorlog nog titels konden verschijnen als Generaal van Heutz, De verovering van het Poolsche dorp, Michiel de Ruyter en Vluchtelingen. Maar in 1941, het jaar waarin de bezetter toezicht, censuur en repressie had georganiseerd, was het afgelopen. Sommige titels werden verboden en de voorraad restanten verdween naar de zolder.
| |
| |
Omslag Corrie als Detective van Mies Zonnemans. Maker tekening onbekend.
Omslag Paul's avontuur in Limburg van Hans de la Rive Box. Tekening van Charles Boost.
| |
Schrijvers
De serie van 272 boeken is geschreven door 63 Nederlandse en zes buitenlandse auteurs. Sommige auteurs schreven onder één of meer pseudoniemen. Meisjesboeken werden zowel door mannelijke als vrouwelijke auteurs geschreven. Aan de serie werkten bekende en onbekende auteurs mee. De jongste, T. Berjawit, pseudoniem van Berend Jan Withuis (1920-), zat nog op de middelbare school toen hij zijn eerste kwartjesboek schreef. De oudste, Johan Wilgo, pseudoniem van Johann W. van der Heijden, was al rond de zestig toen hij zijn manuscript voor de Jeugdbibliotheek inleverde. Het is binnen het bestek van dit artikel uiteraard niet mogelijk alle auteurs te noemen, zodat moet worden volstaan met een kleine parade van de belangrijkste onder hen.
In de catalogus van Hillechien Kuiper, ter gelegenheid van de expositie in Zutphen verschenen, is een complete fondslijst van de Jeugdbibliotheek opgenomen, gerangschikt naar het jaar van uitgave. Daarin vindt men de naam van veelschrijver Hans de la Rive Box (1906-1985). Hij zou niet alleen de auteur worden van zestig jeugdboeken, maar daarnaast voor De Telegraaf en de Haagsche Post circa achthonderd verhalen en schetsen schrijven. Onder de naam van zijn vrouw, Nellie Wesseling, leverde hij vijf meisjesboeken af. Al tijdens zijn hbs-tijd schreef hij voor ‘galante’ bladen als Astra en Nova. Verschillende titels in de Jeugdbibliotheek werden eenmaal of meermalen herdrukt. Sommige boeken werden geïllustreerd door zijn broer Rob de la Rive Box die later werkzaam was bij de radio-omroep en een verdienstelijk haiku-schrijver werd.
Guus Betlem (1905-1977) (Frederik August Betlem) schreef onder eigen naam maar ook onder de pseudoniemen Guus van Balkom en Betty van Sandvoort. Hij was dichter, journalist en publicist, auteur van een aantal jongens- en meisjesboeken en enkele toneelspelen.
| |
| |
De dichter Bert Voeten (1918-1992) schreef onder verschillende noms de plume: B. van Beenen, Hans van den Bosch en Leo H. van der Mark. Voeten trouwde in 1945 met Marga Minco. In 1950 werd hij redacteur van De Gids. Hij was een excellent vertaler, maar kreeg het moeilijk toen Adriaan Venema hem stevig attaqueerde vanwege zijn rol tijdens de Tweede Wereldoorlog waarin hij correspondent voor de Kultuurkamer was geweest. Hij was niet de enige kwartjesboekenschrijver die daarvan lid werd, maar dat het ook kon verkeren, bleek bij een andere veelschrijver die door de jeugd zeer werd gewaardeerd.
Dat was Nor Heerkens (1906-1991). Hij was auteur van zestien kwartjesboeken en van enkele streekromans en was tevens werkzaam als redacteur van het dagblad De Morgen en het weekblad De Nieuwe Eeuw, uitgaven die door ‘Helmond’ werden gedrukt en uitgegeven. Tijdens de bezetting werkte hij voor het illegale weekblad De Uitkijk, waarvan hij ná de oorlog meer dan vijfentwintig jaar redacteur zou blijven.
Het werk van Hans Pennarts (1903-1976), wiens vader paukenist was bij het Concertgebouworkest, gaf blijk van grote muzikale interesse en een goed gehoor voor taalvarianten en dialecten. Hij schreef verhalen, feuilletons en een roman en was auteur van zesentwintig kwartjesboeken. Hij schreef ook onder het pseudoniem Jan Slonecznik. Tijdens de oorlog voorzag hij in zijn levensonderhoud door een antiquariaat van een ondergedoken joodse vriend gaande te houden. Hij schreef drie kwartjesboeken met een uitgesproken anti-oorlogsstrekking. Na de oorlog werd hij onder meer redacteur van het Rotterdams Nieuwsblad en specialiseerde hij zich in luchtvaartjournalistiek. Onder de naam Alex Tersoest schreef hij nog drie jeugdboeken voor Uitgeverij Helmond.
Johannes Blinxma (1912?-1970) was werkzaam onder het pseudoniem Max van Amstel. De Blinxma's vormden een schrijversfamilie. Zijn zus was getrouwd met de kwartjesboekenschrijver Hans van den Aardweg, zijn broer had al gedebuteerd. Johannes bleek een goed verhalenschrijver. Hij publiceerde onder andere in De Telegraaf, de Radiogids, het Vara-Kinderblad en Elseviers Weekblad.
Karel Janson (1905-1981) en zijn vrouw Ans Hilkema (geb. 1909) kwamen beiden uit families met een schijftraditie. Karel was tekenleraar, zijn vrouw lerares. Karel tekende voor Panorama en De Katholieke Illustratie. Voor het dagblad De Nieuwe Dag verzorgde hij wekelijks een rubriek over historische onderwerpen. Samen schreven zij elf kwartjesboeken onder de pseudoniemen Ans Hillen, Hans Terwynne, Hans de Rovere en Tonny Frank. Janson vertaalde romans die verschenen in de Speciaal-serie van Uitgeverij Helmond. Het echtpaar was inventief en stond ook aan de wieg van Onze Krant, een blad voor kinderen dat een ontijdig einde vond. Toen in 1942 het lidmaatschap van de Kultuurkamer verplicht werd hield hij op met schrijven. Hij studeerde klassieke talen en ging na de oorlog les geven. Ook zijn vrouw kwam weer in het onderwijs terecht. In 1956 ontwierp Janson een nieuwe kunsttaal Picto die uit 350 pictogrammen, woordbeelden, bestond. Zij was bedoeld om het contact tussen mensen die elkaars taal niet spraken, te vergemakkelijken.
Illustratief voor de gang van zaken rond het honorarium voor een schrijver van een kwartjesboek is de anekdote van André Rutten (1914-). Hij schreef twee kwartjesboeken en kocht voor het honorarium een schrijfmachine die f 10,- kostte. Rutten werd later redacteur bij het dagblad De Tijd. Hij specialiseerde zich op het gebied van toneel, werkte na de fusie van het dagblad bij Trouw en maakte deel uit van de redactie van Toneel/Teatraal.
Om de rij niet te lang te maken was daar nog Piet van der Zanden (1907-1983), een schrijver die verknocht was aan de Peel. Hij was tussen 1936 en 1972 hoofdredacteur van Peelbelang, een regionale krant die werd uitgegeven door Schriks' Drukkerij te Asten. Van der Zanden schreef voordat hij in dienst trad bij Schriks negen kwartjesboeken.
| |
| |
Niet altijd waren de auteurs werkzaam in de journalistiek of de letteren. Onder de auteurs bevonden zich verscheidene onderwijzers-met-hoofdakte, hetgeen voor die tijd en daarvóór niet ongewoon was. Zij hadden een goede opleiding genoten en beheersten het Nederlands uitstekend. Het waren ‘kleine academici’ die zich naast hun werk wijdden aan de schrijverij. Een relatief groot aantal kwam uit Brabant en het Gooi.
Behalve avontuur en spanning was ook informatie een kenmerk van de Jeugdbibliotheek. Met name de boeken van Nor Heerkens waren daarvan een voorbeeld. Er werd geschreven over de Spaanse burgeroorlog, Polen, de overwintering op Nova Zembla, Duitse spionage, vluchtelingen, tegen de oorlog, enzovoort. Opmerkelijk was dat de meer informatieve titels alleen verschenen in de serie jongensboeken. Bij de meisjesboeken waren de geliefde thema's prinsessen, assepoester-varianten, bakvissen, vriendinnen, vakantie, schilderen, (kost)school, studeren, huishouding, met daartussen twee titels over de lotgevallen van een negertweeling.
| |
Illustrators
Elk boek was op een of andere wijze geïllustreerd. Soms door familieleden van de auteur, bijvoorbeeld door Bob de la Rive Box voor de boeken van zijn broer. Soms door professionele illustrators, zoals Gerrit de Morée, L. de Swart, Tijs van Dorenbosch, Frans Mandos die ook auteur was, Ko Koster en Piet Broos, welke laatste voor Uitgeverij Helmond talloze (serie)werken heeft voorzien van passende afbeeldingen. Een schrijver die zijn eigen werk illustreerde was niet zeldzaam. Een illustrator die ook boeken schreef kwam minder vaak voor. Daar waren Frans Mandos en Piet Broos uitzonderingen op.
| |
Honorarium
Was de Jeugdbibliotheek voor de uitgever al geen vetpot, voor de auteur was het dat evenmin. De uitgever kocht met een eenmalig honorarium ook de auteursrechten af voor eventuele herdrukken. Zo kon een auteur die een succesboek had geschreven pas bij een nieuw manuscript zijn verworven goodwill trachten te verzilveren. Over de betaalde honoraria is nauwelijks iets bekend. Een onbekende auteur kreeg doorgaans een tientje en een aantal present-exemplaren. Hij mocht al blij zijn dat zijn boek werd gedrukt en was dat meestal ook, omdat gedrukte publicaties zijn verdere loopbaan positief konden beïnvloeden.
Een bekende goed verkopende auteur mocht rekenen op een hoger bedrag, maar honderdjes zullen zelden zijn betaald. Het honorarium mocht calculatorisch hooguit 5% van de prijs uitmaken. Eén-en-een-kwart cent dus. Het afrekenen naar het aantal verkochte exemplaren vroeg te veel administratie. Bovendien moest de auteur dan te lang op zijn karig aandeel wachten. Er werd dus contant afgerekend en alleen door snel te schrijven zat er nog wat brood in. Het eerste deel van de Jeugdbibliotheek werd door de auteur binnen tien dagen geschreven. Twee weken voor een manuscript of een maandje pennen in de avonduren was niet ongewoon.
| |
Lezers
Kwartjesboeken werden gelezen door de hoogste klassers van de lagere jongens- en meisjesscholen, door ulo/mulo-leerlingen, door hbs'ers, leerlingen van ambachtsscholen en huishoudscholen. Je leende ze bij de bibliotheek, je ruilde en leende van elkaar. Zonder twijfel hebben heel wat ouders de jongens- en meisjesboeken van hun leeslievend grut in de late avonduren gelezen. Je kreeg een kwartjesboek met Sinterklaas of met je verjaardag.
| |
| |
Illustratie van Frans Mandos Tzn, in De Blauwe Cano van Nellie Wesseling.
Illustratie van Charles Boost, in Freule Thea van Tine van Klaveren.
Illustratie van Gerrit de Morée, in Jack en Toet in Engeland van Hans P. van den Aardweg.
Illustratie van Frans Mandos Tzn, in De Spaanse Grot van Geoffrey Household.
Illustratie van Charles Boost, in Pension Westduin van Hans de la Rive Box.
Illustratie van Frans Mandos Tzn, in Aapje van Rie Beyer.
Meer cadeaufeesten waren er niet. Nou ja, er was er nog één, bij de plechtige hernieuwing van de doopbeloften kreeg de communicant een boek, welteverstaan een kerkboek. In Brabant ging het bij de jeugd minder om de uitlating: ‘ik heb al een boek’, dan ‘ik heb al een kerkboek’. Eén was voldoende.
In het algemeen werd er niet zuinig met een kwartjesboek omgesprongen. Het kwetsbare krantenpapier kon niet veel hebben, het verkleurde snel, vocht was funest en de uitvoering noodde niet direct tot bewaren. Veel kwartjesboeken - ze werden ook als Zuidboeken betiteld omdat ze steevast in De Zuid-Willemsvaart werden aangeprezen - hebben daarom de tand des tijds niet doorstaan, uitgezonderd de exemplaren die hier of daar nog antiquarisch te krijgen zijn, de collectie die in het bezit is van de Stichting Kinderboek Cultuur- | |
| |
bezit en de exemplaren bij verzamelaars als Joop Bekkers te Druten, Eef Nulde en Hein Leenen, beiden te Zutphen.
| |
Verspreiding
Zeker is dat de boeken over het gehele land werden verspreid. In de eerste plaats in Noord-Brabant, Limburg en Vlaanderen, waar ‘Helmond’ een eigen distributieadres had, in het Gooi en in het algemeen in de streken die in de kwartjesboeken werden beschreven. Sommige boeken kregen nationale bekendheid en werden op grote schaal gelezen of uitgeleend. Dat gold bijvoorbeeld voor een boek als Met de Uiver naar Melbourne (1934) van Nor Heerkens, waarvan er meer dan vijftigduizend werden verkocht. Omdat de Jeugdbibliotheek geen religieus stempel droeg, werden kwartjesboeken ook gelezen door hervormde en gereformeerde lezers en niet te vergeten in huisgezinnen waar men socialistische, liberale of vrijzinnige beginselen was toegedaan. Door de vestigingsplaats van de uitgeverij en de boekhandels waarmee de uitgeverij voor andere uitgaven zaken deed, hadden katholieke lezers echter de overhand.
| |
Ondergang
Na de oorlog probeerde de drukkerij/uitgeverij de draad weer op te pakken. Er verscheen nog een tiental titels met daarnaast enkele herdrukken op een ander formaat. Papier en inkt waren schaars, de boekhandel fungeerde nog niet naar behoren, de meeste schrijvers woonden benoorden de rivieren en zuchtten nog onder de Duitse bezetting. In 1945 werd de prijs van het kwartjesboek van weleer al gauw f 1,50, resp. f 1,90 voor een gebonden uitgave. Daarvoor moest een geschoolde arbeider vier tot vijf uur werken. De markt haakte af. In 1951 was het definitief afgelopen.
Een nieuwe directie had intussen het roer overgenomen. Hendriks ging met pensioen, mede gedwongen door het feit dat De Zuid-Willemsvaart tijdens de oorlog te deutsch-freundlich was geweest. Het was dezelfde man die op zijn zolders verboden boeken bewaarde. De naam van de krant veranderde in Helmondse Courant, de uitgeverij kreeg een ander, serieuzer karakter. De kwarto-kwartjesboeken waren passé.
De opvolger van Hendriks was drs. H.F.A.M. van der Grinten, die, na zijn universitaire studie, bij Schriks' Drukkerij was opgeleid voor het grafische vak. Onder zijn leiding maakten uitgeverij, drukkerij en krantenbedrijf een bloeiperiode door die in 1946 begon en rond 1960 eindigde. Naast populair-wetenschappelijk werk en schoolboeken werden nieuwe jeugdseries uitgegeven, waarvoor J.D. Degreef, Sandor Kis en Frans van den Dungen de belangrijkste auteurs waren.
Met burelen in Eindhoven, Antwerpen en Amsterdam stonden aan het eind van de jaren '50 circa 250 mensen op de loonlijst. In 1954 trad drs. W.G.M. Hendriks tot het bedrijf toe als directeur van de uitgeverij. Van der Grinten, inmiddels gepromoveerd tot doctor in de letteren, werd commercieel directeur, Jan Hendriks bleef technisch directeur. Na het vertrek van Van der Grinten ging het met het bedrijf bergafwaarts. De oorzaken werden niet direct onderkend en maatregelen om het tij te keren kwamen te laat. De technische ontwikkelingen in de grafische bedrijfstak, de teruglopende markt, het verlies van cruciale orders omdat het bedrijf niet langer kon concurreren met meer geavanceerde bedrijven en het hoge ziekteverzuim leidden tot de ondergang. Het eens zo bloeiende bedrijf, dat voorheen gekenmerkt werd door creativiteit, ondernemerschap, enthousiaste medewerkers en een informele hiërarchie, veranderde in een tamelijk autoritair geregeerde onderneming. In
| |
| |
1982 viel voor het eens zo trotse bedrijf het doek. Tot verdriet van velen. De klap kwam hard aan in Helmond en omgeving. In 1983 werd het faillissement uitgesproken. Het personeel werd ontslagen en de machines en apparatuur werden geveild.
| |
Het verloren gegane geheugen
Met het faillissement gingen ook de archieven verloren. Niet alleen is het archief van de Jeugdbibliotheek verdwenen, ook de archieven van het dagblad De Zuid-Willemsvaart, de Helmondse Courant, het progressieve katholieke weekblad De Nieuwe Eeuw, Het Katholiek Schoolblad, het kleuterblad Onze Krant en De Nieuwe Film zijn vermalen tot pulp. Hetzelfde was het geval met het archief van de reeks populair-wetenschappelijke werken, de schoolboekenseries, jeugdreeksen, kleuterreeks, bijbelseries, stripboeken, enzovoort. De correspondentie met auteurs en illustrators, de auteurscontracten, de lay-outs, de vormgeving: niets is bewaard gebleven. Pas later realiseerde men zich de waarde van hetgeen voor immer verloren is gegaan: het geheugen van bijna een eeuw druk- en uitgeefcultuur, dat voor de geschiedschrijving van Oost-Brabant van grote betekenis had kunnen zijn.
| |
‘Helmondse’ jeugdbibliotheek onbekend in de boekwetenschap
In werken die handelen over jeugdliteratuur treft men zelden iets aan over de Jeugdbibliotheek van ‘Helmond’. Dat heeft, behalve met de teloorgang van de archieven van n.v. Boek- en Handelsdrukkerij ‘Helmond’ en Uitgeverij Helmond, ook te maken met het feit dat, mede door de matige kwaliteit, de jeugdboeken werden beschouwd als van een tweede garnituur. Van kunst met een grote K was geen sprake. Bovendien lag Helmond in een uithoek waar boekhistorici zich nog niet of zelden lieten zien.
Slechts aan de hand van mogelijk bewaarde archieven van bibliotheken, boekhandels, grossiers en particulieren kan wellicht nog eens getraceerd worden hoe honderdduizenden kwartjesboeken over het Nederlandse taalgebied zijn verspreid. Behalve voor wat er aan tijdschriften en boeken nog rest, kan men voor de invloed die de uitgeverij heeft gehad op Oost-Brabant, op de lezers van haar boeken en periodieken, op de verhouding tot haar schrijvers, redacteuren en typografen, slechts afgaan op het geheugen van de weinigen die daarover nog iets kunnen vertellen. Dat de auteur van deze bijdrage een van die weinigen is, stemt hem droef. Het is daarom te prijzen dat de Stichting Kinderboek Cultuurbezit en het Stedelijk Museum te Zutphen een deel van dat geheugen in een expositie hebben teruggehaald en gevisualiseerd. Met voldoening releveer ik aan het slot van dit artikel dan ook de schatplicht aan de mensen en bronnen die de stof hebben geleverd voor dit artikel.
| |
Afkeer van het geschrevene
Refererend aan de drie redenen die tot dit artikel aanleiding hebben gegeven, mag het duidelijk zijn dat het met de afkeer van het geschrevene in het zuiden wel meeviel. Beschouwt men de biografieën van de auteurs en de uitgever, de animo voor lezen bij de jeugd, de oplagen van de Jeugdbibliotheek, de grote belangstelling voor uitleenbibliotheken, zowel voor particuliere als voor ‘openbare leeszalen’, de voorliefde voor streekromans en voor het werk van Antoon Coolen, A.J. Cronin, Anton van Duinkerken, Toon Kortooms, A. den Doolaard, Frans Babylon en vele anderen, dan valt eerder het tegendeel te veronderstellen. Kijkt men naar de Volkskrant, De Tijd, De Maasbode, De Nieuwe Eeuw, De Linie, De Nieuwe Film, Het Katholieke Schoolblad, enzovoort of naar de latere populair-wetenschappelijke boekenreeks van
| |
| |
‘Helmond’ met een filosofisch-antropologische inslag, naar de oorspronkelijke of vertaalde romans, naar de jeugdseries, de schoolboeken, de jeugdbijbels, de etiquette-boekjes, zij droegen alle bij tot een leesklimaat dat voor (Oost-)Brabant nog eens in kaart moet worden gebracht.
Dat er op het gebied van de boekcultuur en boekwetenschap nog enig zendingswerk kan worden verricht, zal de zuiderling grif willen toegeven. Echter, degene die beweert dat in Helmond geen literatuur te krijgen is, heeft geen weet van wat daar is gedrukt en uitgegeven. Draagt geen kennis van de boekhandels van Jan de Reijdt en zijn opvolgers, Verhagen de Reijdt en De Reijdt-Simons. Heeft recentelijk nooit boekhandel Belle bezocht. Weet niet dat er een jaarlijkse literatuurprijs en een jongtalentprijs worden toegekend of dat het Literair Café van Helmond met 550 leden de grootste van het land is. Alwaar in de aula van het Knippenberg College maandelijks bijeenkomsten worden gehouden, die bezocht worden door meer dan vijfhonderd geïnteresseerde mensen, met lezingen van Rosita Steenbeek, Jessica Durlacher, Herman Koch, Leon de Winter, Mensje van Keulen, Tom Lanoye en voorts van vele streekgebonden schrijvers.
| |
Een anekdote tot slot
De expositie in Zutphen bracht mij een anekdote in herinnering uit dat bijna vergeten verleden. Een voorval dat verband houdt met de Jeugdbibliotheek. In 1946 trad ik op veertienjarige leeftijd in dienst van het Helmondse bedrijf, als nummer 97. Met een weeksalaris van f 8.-. Bruto! Na een aantal jongste-bediendekarweitjes riep iemand dat het archief wel eens opgeruimd mocht worden. De panden, waarin zich de kantoren en redacties van de drukkerij en uitgeverij bevonden, waren herenhuizen met een zekere allure. Huizen met kelders en grote zolders. Ik ging 45 treden op, zag de zolder, moest halsoverkop naar de wc en kloste daarna opnieuw de trappen op. Ik sloop rond tussen de hanenbalken. Door de dakramen aan de achterzijde viel weinig licht. Er was maar één pit die brandde. Wat viel er op te ruimen? Het was er stoffig, maar rommel lag er niet. Ik snuffelde enkele uren in de leggers van de ingebonden kranten, in archiefexemplaren van uitgegeven boeken, in grootboeken en memoriaals waarin de financiën waren beschreven. Ik snuffelde in personeelsmappen waarin brieven zaten met loon- en salaristoezeggingen. Ik ontdekte een wereld waarin een mens zich maanden niet zou vervelen. Helaas, er moest ‘opgeruimd’ worden. Ik kroop van de ene zolder naar de andere, ontdekte deurtjes waarachter de vroegere dienstbodenkamertjes schuilgingen. Het kostte moeite ze open te krijgen, maar het was een moeite die loonde. Achter die deurtjes vond ik stapels boeken. Langs de muren opgetast tot aan de zoldertjes. Jeugdboeken uit de Jeugdbibliotheek. Kwartjesboeken! Waarvan ik er tijdens mijn schooltijd tientallen had gelezen. Ik moest weer naar de wc, hetgeen hilariteit teweegbracht bij het kantoorpersoneel dat ik moest passeren. Ik riep dat ik wel duizenden boeken had gevonden. Ik ging naar mijn baas en bracht hem op de hoogte. Hij keek ongelovig en vroeg het personeel of iemand ervan wist. Nee
dus, op die zolder bleek zelden een mens te komen en achter die deurtjes al helemaal niemand.
De hiërarchie trad in werking. Mijn chef, mijnheer Slaats, ging naar de meneer-met-een-achternaam, mijnheer Roos. Die ging naar een meneer-met-alleen-een-voornaam, mijnheer Jan. Die ging naar een ‘mijnheer’ zonder meer, dat was zijn vader, mijnheer Hendriks. Of hij van die boeken wist? Nee, hij wist van niets, nou ja, het moesten restanten zijn van titels die na 1941 niet meer mochten worden verkocht. Maar het was mooi, want er was nauwelijks een boek te krijgen. De boekwinkels waren nagenoeg leeg. Mijnheer Hendriks zei: ‘jongeman, ga ze tellen en maak een lijstje’. Ik werd even ‘hoofd oud fonds’ en was een
| |
| |
week bezig met mijn lijstje. Ik kreeg een hulpje dat een kop groter en flinker was, ik inventariseerde, sjouwde met het hulpje tientallen keren per dag van boven naar beneden en daar stonden ze: de Zuidboeken, de kwartjesboeken van Jan Slonecznik (pseudoniem van Hans Pennarts), J.H. van der Heijden (pseudoniem van Frans Meijer), Hans Wouterlood, H.P. van der Aardweg, Egbert Puiter (pseudoniem van Willem Egbert Froger), Hans de la Rive Box, Nor Heerkens, Theo Franssen en anderen.
Trots toonde ik het lijstje aan mijn chef. Bijna 20.000 exemplaren, gespecificeerd naar een paar dozijn titels die gingen over koningin Wilhelmina, over Londen en New York, over Polen en de oorlog, over vluchtelingen. De chef stapte naar mijnheer Hendriks en die vond dat ik ze maar moest verkopen. Mijn baas zei: ‘hij moet nog vijftien worden’. Ik sputterde en zei dat ik ook al zaai- en pootgoed had verkocht. Mijnheer bromde dat het een mooie leeftijd was om te leren. Ik mocht een aantal boekhandels bezoeken in de buurt: in Helmond, Eindhoven, Deurne, Geldrop. De boekhandelaren schoten in de lach als ik de boeken aanprees en erbij vertelde dat ik ze had gelezen. Ze kochten grif in. Er ging een rondzendbriefje uit naar verder gelegen boekhandels, die ook exemplaren bestelden. Binnen enkele weken waren de stapels weg en lagen de kwartjesboeken in de etalages, maar nu voor vijfendertig cent. De boekverkopers hadden wel gesputterd, het waren tenslotte kwartjesboeken, maar ik zei, graag of niet. En ze hapten, omdat ze aan vijfendertig cent meer verdienden dan aan een kwartje. Toen de voorraad opraakte, wilde men wel twee kwartjes en meer betalen. Ik maakte een overzicht van de opbrengst en bracht mijn baas onder ogen dat ik mijn jaarsalaris wel voor tien jaar had terugverdiend. Een opmerking die hij ongepast vond.
Enkele jaren geleden sprak iemand me aan. ‘U bent toch mijnheer Schriks? Mijn vader heeft nog boeken gekocht van Uw vader, het kan ook Uw grootvader zijn geweest. Kwartjesboeken van De Zuid. Vlak na de oorlog. Ik zag onlangs een kwitantie, voorzien van een handtekening van C.F.J. Schriks. Een handtekening met grote krullende letters dwars door een kwitantiezegel.’ Ik dacht, warempel, het is waar. Ik vond het wát gewichtig om een handtekening met krullen te zetten voor een ontvangen betaling. Nog wel op een zegel. Pas later hoorde ik dat de handtekening niet eens rechtsgeldig was. Ik zei tegen de man: ‘Dat was in 1946, eind juni/begin juli. Ik transpireer nóg, als ik denk aan het gesjouw, 45 treden!’
De man keek me achterdochtig aan. Hij geloofde me niet.
| |
Bronnen
Giel van Hooff en Peter de Hoop (red.), Werkend Verleden in Helmond, J. de Reijdt en zijn opvolgers, Twee eeuwen boekhandelaars en drukkers in de regio, Helmond 2001. |
Joop Bekkers, ‘Hans Pennarts (1903-1976’. In: Boekenpost, maart/april 2000. |
Joop Bekkers, ‘Kwartjesboeken’. In: Lexicon Jeugdliteratuur, juni 2000. |
Joop Bekkers, ‘Het verschijnsel kwartjesboeken, een (r)evaluatie’. In: Boekenpost, juli/augustus, 2000. |
Nannie Blinxma, ‘Johannes Blinxma, alias Max van Amstel, 1912-1970’. In: Boekenpost, juli/augustus, 1999. |
M.J.A. van der Heide, ‘Hans de la Rive Box (1906/1985), kwartjesboekenschrijver’. In: Boekenpost, mei/juni 1996. |
M.J.A. van der Heide, ‘Hans de la Rive Box, Goois veelschrijver’. In: Tussen Vecht en Eem, nr. 3, 1995. |
J. van der Heijden, (m.m.v. Gabriël van Neerven), ‘Opkomst en ondergang van Drukkerij en Uitgeverij Helmond’. In: Helmonds Heem, uitgave Heemkundekring Helmond, nr. 3, september 1990. |
André Rutten, Curriculum Vitae, Twee planken en een hartstocht, het ruimtegeworden podium, publicatie van de Schouwburg te Tilburg 1986. |
Chris Schriks, Nondeju, kleine roman over de periode 1938-1946, Amsterdam 1986. |
Jo, Wim en Pierre Schriks, 90 jaren Schriks Drukkerij 1907-1997, Asten 1997. |
Voorts zijn gegevens ontleend aan het Archief Walburg Instituut, Zutphen; aan niet-gepubliceerde overzichten en herinneringen van Hein Leenen te Zutphen; Eef Nulden te Zutphen; Joop Bekkers te Druten en Bert Hendriks (kleinzoon van uitgever Hendriks) te Helmond, die de uitgeverij van zijn grootvader op andere voet voortzette.
|
|