De Boekenwereld. Jaargang 18
(2001-2002)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 194]
| |
Antiquarische Adversaria IV
| |
[pagina 195]
| |
miniatuurboekjes uit een privé-collectie waren eveneens twee Middelburgse gildeproeven te zien.Ga naar eind2. Bijna tien jaar geleden werden bij het Haagse veilinghuis Van Stockum twee Middelburgse miniatuurproeven geveild. Eén van beide betrof een tweede exemplaar van de proef van H.A. Abrahams (waarvan de Zeeuwse Bibliotheek een ander exemplaar bezit).Ga naar eind3. Het tweede boekje was de proef van J. Koene, een liedboekje onder de titel Zang-verlustingen (Middelburg 1782), waarvan geen ander exemplaar bekend is.Ga naar eind4. Het zal u niet verbazen dat het tweede geveilde exemplaar voor een aanzienlijk hoger bedrag van eigenaar wisselde; de bekende proef bracht f 475, - op, terwijl voor het onbekende miniatuurboekje liefst f 2000, - werd betaald (en dat dan nog zonder de twintig procent ‘opgeld’ dat aan het veilinghuis betaald moest worden). Moens droeg zijn proef uit 1770 op aan de toenmalige deken (voorzitter) van het Middelburgse gilde, Daniël Tulleken (1719-1790), en de overige regenten, ‘met de diepste indrukken van verschuldigden eerbied op het nedrigst opgedragen door hunnen onderdanigen en gehoorzamen dienaar’. Tulleken, al op 14 september 1743 door de Middelburgse magistraat aangesteld als deken van het gilde, bekleedde tal van officiële functies in die stad. Als fervent liefhebber van boeken en luxe boekbanden in het bijzonder zal hij het fraaie miniatuurboekje van Moens zeker gewaardeerd hebben.Ga naar eind5. Na de opdracht volgt een ‘Voorrede’ waarin Moens de motieven voor zijn onderneming uit de doeken doet: ‘Wyl my het Drukken van een kleen Boekdeeltje tot eene Proeve, om die Konst vry te mogen oeffenen, wierd opgegeven, hebbe ik in die onderneming getracht aan alle delen van een Boek te voldoen.’ Met zijn drukkersproef-in-klein-formaat wilde hij, met andere woorden, aantonen in staat te zijn om een boek, met alle kenmerken van dien, te produceren. In de eerste plaats heeft Moens daarom de bovengenoemde opdracht opgenomen (net als in een echt boek), zonder daarbij uit te weiden in loftuitingen aan het adres van het gildebestuur, hetgeen de ‘edelmoedige aart dier Heeren en myn kort bestek verbood’. In de tweede plaats licht Moens toe dat hij tot het onderwerp van zijn verhandeling is gekomen omdat dit het best overeenkomt met het doel van het boekje: ‘Want spreekt elk doorgaans van zyne Konst of Wetenschap, die hy heeft aangeleerd, en waar in hy smaak vind; waarom zal ik dan, die dit tot eene Proeve in die Konst aanbiede, van den Lof der Drukkonst niet iets melden?’ Moens' derde wijze om zijn kleine drukkersproef als een echt boek te laten gelden is van technische aard. Hij heeft, zo schrijft hij, ‘de Signatuuren zoo geplaatst, even of het in Folio-Formaat, Daern's wyze Gedrukt was; schoon het in 't Wezen Octavo blyft. Nogtans in Form, als Folio kan gegroet worden.’ Dit behoeft enige uitleg. Moens' boekje is gedrukt in het zogenaamde 64o-formaat (uit te spreken als ‘sexaginti quatuor’, of liever: 64-mo), een ongebruikelijk klein formaat dat sporadisch werd gebruikt voor almanakjes, psalmboekjes, bijbeltjes of andere miniatuurboekjes. Het bedrukte vel wordt bij dit bibliografisch formaat na het drukken in acht gelijke delen geknipt, die ieder afzonderlijk driemaal worden gevouwen tot katernen van acht bladen (zestien bladzijden), waarbij in totaal dus 64 - zeer kleine - bladen (128 bladzijden) ontstaan. In Jacob Coenraad Zweijgardts Beknopte beschrijving over den oorsprong, uitvinding en verdere | |
[pagina 196]
| |
volmaking der boekdrukkunst staat dit specifieke formaat afgebeeld in de ‘naawkeurige opgave van al de formaten’ (zie afb.).Ga naar eind6. Moens' drukkersproef bestaat uit vier katernen van acht bladen (in totaal 64 bladzijden) - hij noemt dit in het citaat ‘Octavo’ - en het is dus gedrukt op niet meer dan een half drukvel. L. Moens, Lof en nuttigheid der drukkonst, Middelburg, L. Moens, 1770, 58 × 43 mm. Exemplaar Antiquariaat A.G. van der Steur, Haarlem.
De zogenaamde katernsignaturen heeft hij echter niet aangebracht op de recto pagina's van de eerste vijf van de acht bladen in een katern, zoals gebruikelijk bij dit formaat. Nee, hij deed net alsof het een veel groter boek was, in folioformaat, gebonden in katernen van vier bladen (2o-in-4, ‘folio in vieren’) waarbij de eerste drie bladen van een katernsignatuur werden voorzien. De opbouwformule van Moens' meesterproef kan daarmee als volgt worden weergegeven:
64o: π8 a/b8 c/d8 e/f8, gepagineerd: [10], i-vi, 1-39 [9]. Daarbij moet worden vermeld dat de eerste katern bestaat uit twee ongesigneerde bladen, gevolgd door drie bladen met als katernsignatuur ‘+’ (+1-3) en drie met ‘*’ (*1-3). De drie daaropvolgende katernen zijn gesigneerd als ware het zes katernen van Inslagschema voor het 64-mo-formaat, overgenomen uit Janssen en Bouman, De Boekdrukkerij, [Haarlem] 1986, p. 147.
| |
[pagina 197]
| |
vier bladen, met katernsignaturen lopend van ai tot f4, waarbij steeds de eerste drie recto pagina's zijn voorzien van een katernsignatuur. Zo werd dus één van de kleinst mogelijke bibliografische formaten (64o) toegepast om zonder veel kosten - papier was immers een dure grondstof - te laten zien dat men in staat was om een boek in groot formaat (folio) te produceren. Moens besluit zijn voorrede met een waarschuwing aan de lezers van zijn boekje vooral niets nieuws te verwachten. Zijn verhaal bevat immers louter ‘algemeene en bekende zaken’ waarvoor hij zich bediend heeft van de ‘raad en hulp van anderen’. Na zijn lofrede op de drukkunst laat Moens een gedichtje volgen waarin hij zijn roeping als boekdrukker verkondigt (zie hieronder). Om de laatste pagina's van zijn meesterproef te vullen heeft Moens ten slotte een ‘Alphabeth’ afgedrukt met stichtelijke, vierregelige versjes bij iedere letter. Levinus Moens legde zijn meesterproef met succes af, getuige zijn carrière in het Middelburgse boekbedrijf, hoewel maar weinig drukwerken van zijn pers bekend zijn (in 1773 drukte hij een nieuwe psalmberijming en verder zijn enkele gelegenheidsgedichten bewaard). Zijn drukkerij was gevestigd in de Segeerstraat in Middelburg, maar wellicht lag Moens' werkterrein meer op het gebied van de boekbinderij. Tussen 1781 en 1805 trad hij op als leverancier van bindwerk voor de Staten van Zeeland.Ga naar eind7. Zijn fraai gebonden drukkersproef kan wat dat betreft als een voorbode van zijn latere activiteiten worden beschouwd. Duur Ed'le Kunst,
Door Godes gunst
Tot 't eind der tyden!
'k Zoek naar Geluk;
Veel werk in Druk
Tot myn verblyden.
Geleerdheid bloei'
En steeds aangroei';
Om veel te drukken!
En lettermin;
Naar mynen zin
Wel moog' gelukken!
Elk vlied den Druk;
Ik zoek' Geluk
In Druk te vinden.
'k Ga daarom my,
Zoo vry als bly,
Tot Druk verbinden.
Kryg' ik veel Druk,
Als 't groote stuk
Van myn begéren
Dan zoude ik, die
My werk aanbie,
Erkennend' eren.
|
|