De Boekenwereld. Jaargang 18
(2001-2002)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 186]
| |
‘Deze pretentieuze, genummerde windhandel’
| |
[pagina 187]
| |
een gezet colofon, titel, enz. Ider [sic] exemplaar zal 1 pagina van het originele manuscript bevatten. Derhalve zal de oplage 11, door auteur persoonlijk genummerde en gesigneerde, exemplaren bedragen, waarvan 8 exemplaren bestemd zijn voor de verkoop. Gerard Reve (foto Nop Maas).
André Swertz (foto Jan Carel Warffemius).
Aanbiedingsbrief voor Drie woorden, de eerste Reve-uitgave van André Swertz.
| |
[pagina 188]
| |
Dit is de kleinste gesigneerde legale oplage van deze auteur zover ons bekend.’ Na vermelding van de verkoopprijs (f 750, -) schreef Swertz nog: ‘De auteur huiverig geworden door “roofdrukken”, heeft ons eerst na lang beraad toestemming gegeven voor deze uitgave.’ De roofdrukken van het werk van Reve vormen voor de collectioneur een uiterst delicaat verzamelobject en ook de bibliograaf kan er maar beter niet aan beginnen. De volksschrijver beschouwt zelfs de beschrijving van dit corpus als een aantasting van zijn auteursrecht. De problemen rond Reve-roofdrukken lijken te zijn begonnen toen in 1979 de dichtbundel Vergeten gedichten verscheen als eerste (en tevens laatste) deel van de Bibliotheca Reviana. Het ‘Colophon’ van deze bundel, waarin twaalf, deels niet eerder verschenen gedichten werden samengebracht, meldde onder meer: ‘De oplage van deze bundel bedraagt 30 exemplaren, die niet in de handel komen, maar uitsluitend zijn gedrukt ten behoeve van enkele liefhebbers.’ Die liefhebbers moesten dan overigens wel de portemonnee trekken, want de verkoopprijs van dit boekje bedroeg maar liefst f 250, -. Achter de imprint Bibliotheca Reviana verschool zich uitgever Peter Loeb, die eerder legaal twee teksten van Reve in bibliofiele editie had uitgegeven: Lekker Kerstbrood (1973) en Rietsuiker (1974). Loebs betrokkenheid blijkt uit een brief die Reve op 12 mei 1980 aan Hans van Straten richtte en waarin hij verder mededeelde: ‘We zijn weinig te weten gekomen. Het bestaan van circa 50 exx. kunnen we bewijzen, het bestaan van nog eens 50 exx. zeer aannemelijk maken, en verder blijft er slechts onze verdenking, dat het er heel wat meer zijn geweest. Zeker en bewezen is echter wel, dat de onbekende gedichten niet uit mijn archief gejat zijn, maar door Johan Polak uit diens archief ter beschikking zijn gesteld. Het is wel zeker - maar niet te bewijzen - dat deze de uitgave mede verzorgd heeft, en zelf zijn 30 à 40 exx. in zijn kluis heeft liggen. Op de drempel van een proces is de zaak geschikt met een forse financiële schadevergoeding. Echt nieuws zit er dus niet meer in.’ Meer dan een jaar later, namelijk op 28 oktober 1981, schreef Reve aan Polak: ‘Er is nog veel meer, waarover ik het één en ander te berde zoude willen brengen. Jij vertrouwt de waterdichtheid van ons archief niet, maar hoe kwamen uit jouw archief de - unieke - kladschriften van twee gedichten terecht in een piratenuitgave, waarvan jouw boekhandel eksemplaren heeft gekocht?’ Op 5 februari 1989 ging Reve in een brief aan Ad ten Bosch nogmaals op deze uitgave in: ‘In Loeb zijn Reve-piraat stond één gedicht, “Cubaans Bidprentje” geheten, dat ik nooit in netschrift voltooid had. Het kladschrift kon ik niet vinden. Had iemand dat ooit gejat? In ieder geval kwam ik - via Elsevier - in actie, en met een betaling door Loeb aan mij van Ef Tienduizend werd de zaak geregeld, en stil gehouden. Wel vroeg ik hem schriftelijk, hoe hij aan die tekst kwam. Hij antwoordde mij schriftelijk, dat hij die van Johan B.W. gekocht had! Ik vroeg aan J.B.W. schriftelijk in een brief hoe dat zat. Ik kreeg wel een brief terug, maar op mijn vraag ging hij niet eens in! Ik denk al heel lang, dat Johan B.W. veel piratenedities van mijn werk gefinancierd heeft, door garant te staan voor afname, maar het echt juridische bewijs heb ik niet. Maar wegens het verschijnen van dat gedicht uit het archief | |
[pagina 189]
| |
van Johan B.W. in die pirateneditie van Loeb, moest Johan B.W. aftreden als lid van het bestuur van het Letterkundig Museum, zij het dat alles sub rosa werd gehouden, en dat het een aftreden “om gezondheidsredenen” was.’Ga naar eind1. De affaire rond de Vergeten gedichten kreeg in de pers nagenoeg geen aandacht, waarschijnlijk omdat Loeb eieren voor zijn geld koos en een schikking trof. Pas door de verschijning van de Brieven van een aardappeleter (Amsterdam/Antwerpen 1993), waaruit bovenstaande brieffragmenten zijn geciteerd, werd duidelijk dat Reve deze uitgave zo hoog had opgenomen. Deze stilte in de
Vergeten gedichten, Amsterdam, Bibliotheca Reviana, 1979.
pers geldt niet voor een roofdruk die een paar jaar later verscheen en waarvan de verschijning door André Swertz in een op 11 april 1983 gedateerde brief bekend werd gemaakt. Hij schreef toen: ‘Wij hebben het genoegen U hierbij een ongeautoriseerde Reve-uitgave aan te bieden. Een vieze oude kale man bevat drie teksten die Gerard Reve schreef voor het blad Hollands Diep, die tot heden ongebundeld bleven. Deze uitgave werd in opdracht van de Utrechtse Dom-Pers en de Stichting Samenwerkende Roofdrukkers Nederland in het voorjaar van 1983 in een oplage van vijfenzeventig genummerde exemplaren gedrukt. Twintig exemplaren zijn gebonden in linnen met monogram en kosten f 60,00. Vijfenvijftig exemplaren zijn ingenaaid en kosten f 40,00.’ Reve vond het helemaal geen genoegen dat deze uitgave werd aangeboden. Hij stapte naar de rechter en verhevigde zijn strijd tegen alles en iedereen die met roofdrukken in verband kon worden gebracht. Zo eiste hij van een verzamelaar in een op 23 juni 1983 aangetekend verzonden brief dat deze ‘alle in Uw bezit zijnde piratenedities van mijn teksten binnen tien dagen aangetekend toezendt aan Elsevier - N.D.U., Juridische Zaken, t.a.v. Mr. E. Ekker, Postbus 470, 1000 A.L. Amsterdam’. Op 12 oktober 1984 stonden de uitgever van Een vieze oude kale man, de 23-jarige student Nederlands Marcel Feenstra, en Swertz voor de rechtbank voor respectievelijk het uitgeven en het verkopen van dit boekje. Dit was het eerste
Een vieze oude kale man, Utrecht, De Utrechtse Dom-Pers, 1983.
roofdrukproces in Nederland en het was extra opmerkelijk omdat er niet sprake was van een kort geding maar van een strafzaak, wat betekent dat niet twee burgers tegenover elkaar staan, maar dat de staat, het openbaar ministerie, de eisende partij is. Reve werd terzijde gestaan door de auteursrechtdeskundige mr. D. Verkade en was zelf op de zitting als getuige aanwezig. Hij zei onder meer: ‘Ik moge u erop wijzen dat dit de top is van een ijsberg. Deze piraterij neemt werkelijk absurde vormen aan. Het is iets smaadachtigs, een ergernis.’ Vervolgens verklaarde hij dat het hem gedeeltelijk maar niet uitsluitend om de financiële aspecten ging: ‘Vier- of vijfhonderd gulden betalen de mensen ervoor. Sommigen leggen het in de kluis om het tien jaar te bewaren. Maar het commerciële is het punt niet, wel dat het een inbreuk is op het scheppende werk van de schrijver. Anderen bepalen dan wat van de schrijver gedrukt wordt.’ In zijn weerwoord gaat Swertz niet op dit laatste aspect in, maar wel onderstreepte hij meerdere malen dat hij niet de uitgever van het werkje was, doch het slechts had verkocht. ‘Tijdens de eerste gesprekken’, aldus Swertz, ‘[...] inzake deze piraten-uitgave, waarin de uitgever mij toezegde in deze tot een redelijke vergoeding met Reve bereid te zijn, als wel met de auteur Reve die mij toezegde de uitgever niet “aan de hoogste paal te hangen”, was mijn rol die van een bemiddelende.’ Er werd afgesproken dat Schafthuizen en de uitgever de | |
[pagina 190]
| |
zaken verder zouden afhandelen. ‘Met deze kennis voelde ik mij dan ook vrij de door mij van de uitgever aangekochte exemplaren te verhandelen’, vervolgde Swertz zijn betoog. De uitgever en
Broer Wolf Zijn Kamer, Utrecht, André Swertz & Cie, 2001.
Zalig Pasen, Utrecht, André Swertz & Cie, 2001.
Schafthuizen bleken echter niet tot een vergelijk te kunnen komen, waarna Schafthuizen ‘namens Reve van mij een bedrag [eiste] van f 600, - voor de door mij verkochte exemplaren. [...] Mij leek een bedrag van f 200, - zeer billijk, mede gezien de verkoopprijs en de normaal gangbare royalties.’ De officier van justitie eiste tegen Feenstra een boete van f 500, - en verbeurdverklaring van de schrijfmachine waarmee het delict was gepleegd en tegen Swertz een boete van f 1500, -, omdat hij de boekjes had ingekocht en verkocht terwijl hij wist dat de auteursrechten niet waren geregeld. Feenstra kwam er zonder boete vanaf, terwijl de rechtbank Swertz veroordeelde tot f 1000, -. Naar aanleiding van deze juridische procedure schreef Reve op 22 oktober 1984 aan Hans van Straten: ‘Waarschijnlijk heb je gelijk, dat de piraterij nooit geheel onderdrukt kan worden. Toch verwacht ik enig effekt als het aanstaande vonnis van de rechtbank een onvoorwaardelijke veroordeling inhoudt.’ Dat vonnis kreeg hij en een jaar later behaalde hij een nieuwe overwinning in zijn strijd tegen roofdrukken, toen de president van de rechtbank in Amsterdam op 15 mei 1985 in een kort geding dat Reve tegen de antiquaar Willem Huijer had aangespannen (ook vanwege de verkoop van Een vieze oude kale man) oordeelde dat piratenuitgaven niet mogen worden verhandeld. Juridisch heeft Reve dus volledig zijn recht gekregen. Maar ook moet hij hebben geconstateerd dat er onder de liefhebbers van zijn werk behoefte bestaat aan luxe-uitgaven in gelimiteerde edities.Ga naar eind2. Wat is dan eenvoudiger dan ervoor te zorgen dat die verschijnen? In de jaren zestig waren er bijvoorbeeld al diverse Reveuitgaven verschenen bij de Eliance Pers van Peter Muller. Hoewel Reve in een brief aan Peter Loeb ooit zijn ‘buitengewone hekel [...] aan deze pretentieuze, genummerde windhandel’ verwoordde, kan de lezer van Piet van Windens Zelf Reve Verzamelen. Een handleiding tot een fatsoenlijke collectie (Leiden 1998) constateren dat de uitgave in 1985 van Vier brieven (van Reve en Jotie t'Hooft) bij uitgeverij Bébert een reeks van bibliofiele uitgaven inluidde. Reve vond hiervoor onderdak bij een groot aantal uitgevers, waaronder Hein Elferink, amo, Exponent en De Klencke Pers. Eind 2001 was deze eer ook weggelegd voor Swertz & Cie. In zijn aan het begin van dit artikel geciteerde brief van 23 augustus kon Swertz maar liefst twee uitgaven tegelijk aanbieden, namelijk Broer Wolf Zijn Kamer, het eerste hoofdstuk van een nimmer verschenen roman, dat in juli 1975 werd voltooid, en Zalig Pasen, het drieëntwintigste maar uiteindelijk verworpen hoofdstuk van Moeder en Zoon, voltooid op 26 maart 1980. Wat deze uitgaven, | |
[pagina 191]
| |
die verschenen in een door Reve genummerde en gesigneerde oplage van 100 exemplaren, een speciale charme geeft, is dat Swertz voor de productie contact heeft gezocht met twee bekende
Dromen Zijn Geen Bedrog, Utrecht, André Swertz & Cie, 2001.
margedrukkers. Broer Wolf Zijn Kamer werd gezet uit de 13/12 punts Bembo en in zwart en groen gedrukt op 145 grams Zerkall-Bütten edelweiß door De Uitvreter te Zoeterwoude en in een door Lonneke N. ontworpen omslag gestoken, terwijl Zalig Pasen van de pers van Jan Keijser te Woubrugge rolde. Ook hij gebruikte de Bembo, maar drukte die in zwart en geel op Hahnemühle en koos voor een typografisch omslag. Kort na verschijnen van deze uitgaven werden de tot dan toe ongepubliceerde teksten opgenomen in het zesde deel van Reves Verzameld werk. De verzamelaars die niet alleen van fraai drukwerk houden, maar bovendien prijs stellen op exclusieve teksten, kon Swertz op 6 december, kort voor de Grote Reve Dagen, die van 14 tot 16 december in het Letterkundig Museum werden gehouden, ‘Nog een reve-verrassing’ bieden, namelijk Dromen Zijn Geen Bedrog, een tekst die Reve op 17 november 1998 in netschrift voltooide en die niet in het Verzameld werk te vinden is. Voor deze uitgave had Swertz zich gewend tot Hinderickx & Winderickx in Utrecht, die wederom voor de Bembo kozen en de tekst in zwart, Venetiaans rood en omber drukten op Zerkall-Bütten. Het boekje is klassiek vormgegeven met een titel-etiket en een klein ruglabeitje.
Opstellen Nederlands G. v.h. Reve 4a, Amsterdam, De Bezige Bij, 2002.
Met dit drietal boekjes was voor de Reve-verzamelaar het jaar echter nog niet ten einde. Ter gelegenheid van de jaarwisseling 2001-2002 bracht Reves nieuwe uitgever De Bezige Bij, die ook zijn eerste uitgever was, een facsimile-uitgave uit van een schoolschriftje met vier opstellen van G.v.h. Reve uit klas 4a, dat Bezige Bij-directeur Robbert Ammerlaan bij Reve op zolder had aangetroffen. ‘Een nieuwjaarsgeschenk waar je je vingers bij aflikt’, meende Maarten Moll op 5 januari 2002 in Het Parool. Hij sloot zijn overzicht van de nieuwjaarsgeschenken af met de constatering: ‘Voor de Reve-fanaten zal het speuren worden tot er in een antiquariaat een exemplaar van Opstellen Nederlands opduikt. Het is niet anders.’ Met dat speuren viel het echter wel mee, want twee dagen eerder was vanuit Utrecht een schrijven verzonden ‘Aan de Reve-liefhebbers’, waarin Swertz berichtte: ‘Mij bereikte meerdere malen de vraag of ik de hand kon leggen op een exemplaar van het zojuist verschenen relatiegeschenk van Gerard Reve - en onder de relatiegeschenken misschien het meest gewilde! [...]. En inderdaad heb ik op een klein aantal de hand kunnen leggen, maar helaas kan ik het niet als “relatiegeschenk” verspreiden.’ De prijs van dit boekje bedroeg 46 euro. Het colofon meldt dat de oplage van deze uitgave 1750 exemplaren omvat, waarvan er 250 zijn bestemd voor de auteur. Het is aannemelijk dat een behoorlijk aantal van deze auteursexemplaren in de handel | |
[pagina 192]
| |
terecht is gekomen. Deze opstellen zullen dan ook waarschijnlijk nooit zo zeldzaam worden als eerdere nieuwjaarsgeschenken waarvoor Reve garant stond, zoals Onze Vrienden, dat in 1973 verscheen in een oplage van 225 exemplaren bij Athenaeum - Polak & Van Gennep en De Harmonie, of de twee brieven aan dr. Ida G., die in 1982 onder de titel Zeergeleerde Vrouwe in 300 exemplaren hun weg vonden naar de relaties van uitgeverij Veen. Hoewel Reve waarschijnlijk geen groot werk meer ter hand zal nemen, bewijst deze stortvloed aan speciale uitgaven dat de verzamelaar zijn collectie nog lang niet als voltooid zal hoeven te beschouwen. |
|