kenliefhebber hier dubbel aan zijn trekken komt. Naar inhoud en functie sluit deze stichtelijke lectuur voor privé-gebruik nauw aan bij de traditionele devotieprent (Andachtsbild), waarover het klassieke werk van Adolf Spamer uit 1930 handelt. Het zijn trouwens dikwijls dezelfde drukkers-uitgevers die voor beide soorten devotionalia verantwoordelijk waren. Het centrum van deze productie lag vanaf de zestiende eeuw in de Zuidelijke Nederlanden, met name in Antwerpen. Volgens ruwe schatting beslaan de devotieboeken tot ver in de negentiende eeuw zelfs meer dan de helft van alle populaire lectuur.
Intussen is “devotieboek” ook maar weer een groepsnaam voor een heel conglomeraat van meditatieve teksten zoals: heiligenlevens, visioenboeken, traktaten over de ars moriendi of stervenskunst, beschouwingen over de Vier Uitersten en passieboeken. Genrebepalend zijn alleen een vrome toewijding van de ziel en de afwezigheid van alles wat zweemt naar geleerdheidsvertoon, disputeerlust of satire. Naar de vorm onderscheiden deze gebruiksboekjes zich doorgaans door hun handzame formaat in klein octavo. Ook blijven ze heel lang gezet in de vertrouwde gotische letter.
Bij het opzetten van een collectie devotieboeken bestaan weer diverse mogelijkheden. Het accent kan allereerst liggen op een of meer maîtres de spiritualité: invloedrijke devotionele schrijvers als Benardus van Clairvaux (1096-1153), Birgitta van Zweden (ca. 1302-1373), Bonaventura (1221-1274), Franciscus van Assisi (1182-1226), Teresa van Avila (1515-1582), Thomas a Kempis (1379-1471) enzovoort. Wat dan gezocht wordt zijn oude Nederlandse vertalingen van hun werk. Zo ken ik een verzamelaar die al jaren alles van en over Thomas a Kempis verzamelt. Hoe doet u dat nou? - vroeg ik hem. O, gewoon met advententies in de NRC of in plaatselijke kranten. Daar komen soms brieven op binnen, geadresseerd: “Aan de heer Thomas van Kempen”.
Al gauw zal blijken dat verzamelen op dit gebied enig bibliografisch grondwerk vereist. Dikwijls ook hebben in zulke werkjes vroegere bezitters (een begijn of kloosterzuster) hun naam op het schutblad geschreven, zodat achter het gedrukte woord een mensenbestaan tot leven komt.
Een goed gekozen, chronologisch opgebouwde selectie van Nederlandstalige devotieboeken kán een boeiend stukje mentaliteitsgeschiedenis opleveren, al vraagt het uiteraard om enige affiniteit met de geestelijke inhoud. Anderzijds zal een braaf-conventioneel, saai gedrukt gebedenboekje van de derde garnituur geen verzamelaar aanspreken. Juist waar men zoveel grijze (kerk)muizen op zijn weg tegenkomt, is het zaak extra te letten op kwaliteit.
Een geheel andere mogelijkheid biedt zich aan als we niet uitgaan van een schrijver maar van een bepaald type devotieboek. Zo'n collectie naar genre vereist zeker zoveel bibliografisch speurwerk en het hangt maar net van de gekozen boekensoort af of het plan met beperkte geldmiddelen uitvoerbaar is. Vroeger waren het vooral getijdenboeken waar verzamelaars dan het eerst aan dachten. Nu, die zijn er nog volop te koop bij antiquaar Heribert Tenschert in Rothalmünster, of makkelijker nog, op de Tefaf in Maastricht. Maar dat is nu echt meer een zaak van belegging dan van boekenverzamelen geworden. Spannender mogelijkheden van thematisch verzamelen op devotionalia-gebied leveren boekjes over de Vier Uitersten (dood, oordeel, hel en hemel), eventueel uit te breiden met twee nauw verwante genres: ars moriendi en dodendansen. Net als de eschatologische traktaten over de Vier Uitersten stellen ze ons het “memento mori” voor ogen. Maar ze doen dat in dikwijls fel-realistische houtsneden of kopergravures met begeleidende tekst. Het accent ligt hier dus vooral op de afbeelding. De in 1999 overleden prof. Hein Hogerzeil heeft zijn hele leven dodendansen verzameld en zijn collectie is verleden jaar bij Bubb Kuyper geveild. Die veilingcatalogus geeft samen met een onder auspiciën van de Nederlandse Vereeniging van Antiquaren uitgegeven bundel MM Dansen met de Dood een inspirerend beeld van wat er op dit gebied allemaal te vinden valt.
Als laatste verzamelvoorbeeld onder de catholica noem ik het wel zeer uitgebreide terrein van de hagiografie: het geschreven of gedrukte heiligenleven. Misschien roepen die bij sommige lezers nog een herinnering wakker aan suikerzoete boekjes. Maar het grote succes van Een man in het dal van Spoleto, Franciscus tussen zijn tijdgenoten (1988) door Hélène Nolthenius bewijst dat een heiligenleven evengoed lezers van nu kan boeien.
Intussen zijn ook de heiligen zelf er in soorten, zoals: heremieten, martelaren, wonderdoeners, pilaarheiligen, noodhelpers, schutspatronen van individuen of gemeenschappen (bijv. gilden), bekende en vergeten heiligen. En al die heiligen hebben weer hun eigen dikwijls legendarische geschiedenis, hun “specialisatie” en hun herkenningstekens of attributen. Over het algemeen geldt: hoe ouder hoe eerbiedwaardiger.