| |
| |
| |
Verschenen boeken
Nicholas A. Basbanes, Patience & Fortitude. A Roving Chronicle of Book People, Book Places, and Book Culture, New York, HarperCollins, 2001, XX + 636 p., ISBN 0060196955, $35.
Prachtig vervolg op Basbanes' debuut A Gentle Madness. Bibliophiles, Bibliomanes, and the Eternal Passion for Books (1995) en even omvangrijk. De titel is ontleend aan de bijnaam van de stenen leeuwen die de ingang van de New York Public Library aan 42nd Street markeren en bibliotheken spelen dan ook een grote rol in dit boek. Basbanes begint zijn geschiedschrijving in de klassieke oudheid met onder meer de bibliotheek van Alexandrie en eindigt met de pogingen tot wederopbouw van deze bibliotheek aan het eind van de twintigste eeuw. In de tussentijd heeft hij de lezer meegevoerd langs belangrijke klooster- en universiteitsbibliotheken, waaronder die van het zeventiende-eeuwse Leiden. Hij besteedt aandacht aan de belangrijkste bibliotheken in de Verenigde Staten, zoals de New York Public Library en de nieuwbouw van de bibliotheek van San Francisco, waarbij ook de ‘opschoning’ van Amerikaanse collecties, die recent voor nogal wat opschudding heeft gezorgd, ter sprake komt. Hij heeft zijn betoog echter niet tot zijn geboorteland beperkt; de meer dan dertig jaar in aanbouw geweest zijnde nieuwe behuizing van de British Library wordt gecontrasteerd met de razendsnelle bouw van Mitterands trots, de ‘Très Grande Bibliothèque’. Hieruit blijkt dat enige tijd voor reflectie zowel de gebruikers als de collecties ten goede komt. Zoals de ondertitel al aangeeft houdt Patience & Fortitude zich niet alleen bezig met ‘book places’, maar ook met ‘book people’. Ook hierbij geeft Basbanes een kaleidoscopisch panorama van de vele verschillende mensen die zich (beroepsmatig) met het boek bezighouden. Hij portretteert antiquaren, zowel uit Europa (onder wie ook Max en Nico Israel) als uit de Verenigde Staten (onder wie ook antiquaren die in exil zijn begonnen), maar ook illustratoren en collectioneurs. Het is opmerkelijk in één hoofdstuk zowel de lezer Maurice
Sendak, de niet-lezer Barry Moser (die beiden overigens werken van Herman Melville illustreerden) als de veellezer en verzamelaar Umberto Eco tegen te komen. Hoewel Basbanes voor zijn boek veel literatuuronderzoek heeft verricht, ligt zijn belangrijkste verdienste in de grote hoeveelheid interviews die hij wereldwijd heeft afgenomen. In zijn inleiding schrijft Basbanes dat dit boek het eerste van een tweeluik is. Ik hoop dat het vervolg, Life Beyond Life. The Permanence of Books in an Impermanent World, niet te lang op zich laat wachten. (HH)
| |
The bookshop of the world. The role of the Low Countries in the book-trade 1473-1941. Ed. L. Hellinga, A. Duke, J. Harskamp en Th. Hermans, 't Goy-Houten, HES & De Graaf, 2001, 332 p., geill., ISBN 9061940397, €72,17.
Dit boek bevat de Engelse tekst van 25 van de 55 lezingen, gehouden tijdens de conferentie The Bookshop of the World, van 15 tot 17 september 1999 in Londen. Alle lezingen behandelen een aspect van de internationale rol die de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden gedurende vijf eeuwen gespeeld hebben in de boekenwereld. De gedachte achter de titel van zowel de conferentie als deze publicatie was, dat de complexe en voortdurend wijzigende verbanden tussen schrijvers, uitgevers, boekverkopers en lezers, waarbij de Lage Landen in Europa een cruciale rol vervulden, op metaforische wijze bijeenkomen in de boekwinkel.
Er zijn twee algemene, introducerende verhandelingen. Dan volgen vier lezingen onder het hoofd ‘Early Period’, niet verrassend gevolgd door maar liefst tien papers onder de kop ‘The Golden Age: Wars and more peaceful aspects’. Twee lezingen behandelen ‘Dutch medical authors and their publishing history’; ‘Towards the Modern Period’ is vertegenwoordigd met drie teksten en de modernere tijden komen aan de orde in vier verhandelingen over ‘Internationalism and nationalism in the book-trade’ (het gebruik van wel of geen kapitalen in deze hoofdstuktitels is inderdaad arbitrair).
De geleerde bedenkers van de hier gedrukte lezingen komen op een enkele uitzondering na uit Nederland, België en Engeland. Ons land is onder andere vertegenwoordigd door L. Hellinga,
| |
| |
P.G. Hoftijzer, M. Keblusek, L. Kuitert, B.P.M. Dongelmans en I.M. Veltman.
De metaforische paraplu-titel ten spijt blijft dit natuurlijk een verzameling heterogene verhandelingen, waar eenieder het voor hem of haar relevante of interessante uit moet destilleren. Wel kan er geconstateerd worden dat veel lezingen op enigerlei wijze Nederlands/Engelse relaties belichten. Gelukkig wordt dit diverse geheel goed ontsloten door een index, die opent met de mededeling dat ‘The phocus of this collection of studies is on the book-trade, i.e. the distribution and to a lesser degree the production of books.’ (FWK)
| |
M.L.H.M. Le Cat, Protestantism crossing the seas. A short-title catalogue of English books printed before 1801 illustrating the spread of Protestant thought and the exchange of ideas between the English-speaking countries and the Netherlands, held by the University Library of the Vrije Universiteit at Amsterdam. Ed. W. Heijting en S. van Daalen, 't Goy-Houten, HES & De Graaf, 2000, xxxvi + 291 p., facs., Bibl. Humanistica & Reformatorica LIX, ISBN 9061944082, €96,23.
De volgens het voorwoord ‘practically unknown’ collectie van 5600 titels - een van de grootste buiten het Engelse taalgebied - wordt hier in verkorte vorm alfabetisch op schrijver ontsloten. Er zijn indexen met de stc - en Wing-nummers (vier titels niet in de stc, 27 niet in Wing). De bibliografie wordt voorafgegaan door een informatieve inleiding van de hand van W. Heijting, hoofdbibliothecaris van de Vrije Universiteit, waaruit duidelijk wordt dat het zwaartepunt van de collectie, zoals mag worden verwacht, wordt gevormd door protestantse en non-conformistische geschriften. Interessant is het hoofdstuk ‘Texts and printers bridging the sea’. (FWK)
| |
Lawrence & Nancy Goldstone, Warmly Inscribed. The New England Forger and Other Book Tales, New York, St. Martin's Press, 2001, 216 p., ISBN 031226268X, $22,95.
Een paar jaar geleden besloot het yuppen-echtpaar Goldstone bibliofiel te worden en van hun zoektochten en ervaringen verslag te leggen in een reeks boeken. Na Used and Rare. Travels in the Book World (1997) en Slightly Chipped. Footnotes in Booklore (1999) is er nu Warmly Inscribed. Ook in dit boek vertellen de echtelieden weer op hun geheel eigen wijze over de verbazingwekkende zaken die ze op hun reis door de boekenwereld meemaken. Hierbij koketteren ze zowel met hun gezinsomstandigheden (een jong dochtertje) als hun onwetendheid en hun zuinigheid. Zo begeleidt hun kind hen op een boekentocht naar Washington, waar ze naast een aantal antiquariaten ook de Folger Shakespeare Library en - natuurlijk - de Library of Congress aandoen. In deze laatstgenoemde instelling worden ze vriendelijk rondgeleid, waarbij ze onder meer oog in oog komen te staan met een aantal bijzondere boeken uit de collectie van Lessing J. Rosenwald. In het volgende hoofdstuk gaan ze op zoek naar de hen onbekende Max Beerbohm. Hierdoor maken ze kennis met Mark Samuels Lasner, bibliograaf en een van de belangrijkste verzamelaars van de schrijvers rond The Yellow Book (die hen, tot hun nauwelijks bedwongen verontwaardiging, niet uitnodigt zijn collectie te komen bekijken). Het boek ontleent zijn ondertitel aan de meest interessante beschouwing erin die handelt over Kenneth Andersen, die aan het eind van de jaren negentig het Amerikaanse antiquariaat in zijn greep hield door zijn steeds professioneler wordende vervalsingen. Dit essay is vooral opmerkelijk omdat de Goldstones zichzelf nagenoeg buiten beeld laten; het is een gedegen stuk onderzoeksjournalistiek over een fascinerend fenomeen. Dat geldt ook voor hun overzicht van de meest recente ontwikkelingen op het gebied van de handel in antiquarische boeken via Internet, maar niet voor het reisverslag over hun optreden tijdens een boekenmanifestatie in
Florida. De Goldstones schrijven voor een niet-gespecialiseerd publiek en de uitgever gaat daarin helaas mee door hun boeken een register te onthouden. (HH)
| |
| |
| |
Jaap Grave, Zulk vertalen is een werk van liefde. Bemiddelaars van Nederlandstalige literatuur in Duitsland 1890-1914, Nijmegen, Uitgeverij Vantilt, 360 p., geïll., ISBN 9075697457, €22,65.
Uitgevers zijn ‘gatekeepers’, hebben wetenschappers al eens vastgesteld, want zij bepalen in eerste instantie wat er wel en wat er niet op de markt komt. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor oorspronkelijk Nederlandse uitgaven, maar ook voor vertalingen. Aan het begin van de twintigste eeuw speelden de vertalers in dit proces een nog belangrijker rol, aldus Grave in dit lijvige boekwerk, een bewerking van zijn in Gent verdedigde proefschrift. Hij noemt ze dan ook bemiddelaars. Er was in de jaren 1890-1914 een hausse aan vertalingen in Duitsland van het werk van onder anderen Frederik van Eeden, Herman Heijermans en Louis Couperus. Het boek is opgezet rondom vier belangrijke bemiddelaars: Wilhelm Spohr, Else Otten, Paul Rache en Otto Hauser. Er is uiteraad veel aandacht voor financiële zaken, voor de Duitse kritiek, de context, en ook wel, maar toch relatief weinig, voor de Duitse uitgevers, onder anderen J.C.C. Bruns. Jammer genoeg ontbreekt een overzicht van alle vertalingen naar het Duits van dit tijdvak. Na verschijning van een interview met Jaap Grave in Boekblad werd aldaar een woedende reactie van de directeur van het Produktiefonds (Rudi Wester) gepubliceerd. Grave had ten onrechte beweerd dat er sinds het succes van de Buchmesse 1993 een terugval van het aantal vertalingen in Duitsland te bespeuren is. ‘Vraag nooit een academicus in de Nederlandse letteren naar zijn mening over contemporaine Nederlandstalige literatuur’, kon men lezen onder de kop ‘Onzin’. Pikant detail is dat de uitgave van Zulk vertalen is een werk van liefde door ditzelfde Produktiefonds is gesubsidieerd. (LK)
| |
Lotte Jensen, ‘Bij uitsluiting voor de vrouwelijke sekse geschikt’. Vrouwentijdschriften en journalisten in Nederland in de achttiende en negentiende eeuw, Hilversum, Verloren, 2001, 304 p., geïll., ISBN 9065506659, €23,-.
‘Vrouwenpers’ is het wat eigenaardige woord dat Lotte Jensen gebruikt wanneer ze schrijft over vrouwentijdschriften en journalistes in de achttiende en negentiende eeuw. Haar, overigens lezenswaardige, studie maakt deel uit van een groter onderzoeksproject naar schrijfsters en hun lezerspubliek dat is opgezet door de romaniste Suzan van Dijk, die zelf over George Sand publiceerde. In haar boek schetst Jensen de ontwikkeling die de vrouwenpers in twee eeuwen doormaakte. Uitgangspunt daarbij is de idee dat tijdschriften de denkwereld of het gedrag van de lezeressen konden beïnvloeden. Tijdschriften dus als medium van cultuuroverdracht. Uit haar onderzoek blijkt dat de vrouwentijdschriften enerzijds de huiselijkheid propageerden, anderzijds hadden ze ook een verheffende functie en spoorden ze de vrouw juist aan tot activiteiten buitenshuis. Pas in 1870, toen Ons Streven en Onze Roeping van start gingen, drongen in het buitenland vigerende opvattingen over emancipatie in de vrouwenpers door. Het boek van Jensen (een proefschrift) heeft een interessante boekhistorische component. De tijdschriften Penelope, Euphrosyne, Album aan het schoone geslacht gewijd, Maria en Martha, Gracieuse, Ons Streven en Onze Roeping worden wat uitgebreider behandeld, met onder meer aandacht voor de intekenaren (voorzover bekend), de doelgroep en de receptie van de bladen. Ook de positie van de schrijvende vrouw is uiteraard een onderwerp.
Kroon op het werk vormen, zoals vaker het geval is, de bijlagen. Hier is met name de bijlage waarin een lijst van alle Nederlandse vrouwentijdschriften tot en met 1870 een rijke bron. De auteur heeft in de chronologisch geordende lijst ook gegevens opgenomen over de prijs, redactie, vindplaats en (voorzover bekend) ook oplagen en aantal abonnees. De Gracieuse voert wat dit laatste betreft de ranglijst aan met 9000 abonnees in 1870. (LK)
| |
Jef van Kempen en Norbert de Vries, Die lezen mogen eenzaam wezen. Een bloemlezing van gedichten over de liefde voor het boek, Tilburg, Stichting dr. P.J. Cools MSC, 2001, 30 p., ISBN 9080660213, €9,08.
Deze bloemlezing van gedichten is verschenen ter gelegenheid van de vierde editie van de door de stichting dr. P.J. Cools msc georganiseerde boekenmanifestatie ‘Boeken rond het paleis in het centrum van Tilburg’. Uitgangspunt van de samenstellers van de bundel is geweest dat alleen Nederlandse gedichten zijn opgenomen en niet meer dan één per dichter. Tegelijk met deze bloemlezing verscheen bij uitgeverij De Buitenkant ook een bundel met gedichten waarin boeken, bibliotheken en het lezen en verzamelen van boeken centraal staan.
Misschien was het beter geweest als beide initiatiefnemers van elkaars plannen op de hoogte waren geweest, want nu beconcurreren beide uitgaven elkaar enigszins, waarbij de uitgave van De Buitenkant vooralsnog ‘de beste papieren’
| |
| |
lijkt te hebben. Die lezen mogen eenzaam wezen is te verkrijgen via het secretariaat van de stichting: Hopweg 21, 5044 bl Tilburg. E-mail pjcools@dse.nl. (KvO)
| |
Leona Rostenberg en Madeleine Stern, Bookends. Two Women, One Enduring Friendship, New York enz., The Free Press, 2001, X + 246 p., ISBN 0743202457, $24,-.
Ondanks hun vergevorderde leeftijd is het hoogbejaarde New-Yorkse antiquarenduo Leona Rostenberg en Madeleine Stern actiever dan ooit. Vorig jaar publiceerden ze niet alleen Books Have Their Fates (New Castle, Oak Knoll Press), een bundel met dertig ‘bibliothrillers’ waarin ze de soms verbazingwekkende wederwaardigheden van een keur aan boeken behandelen, maar ook hernamen ze hun zeer succesvolle gezamenlijke autobiografie Old Books, Rare Friends. Two Literary Sleuths and Their Shared Passion (1997) in het hier gesignaleerde boek. Bookends heeft dezelfde opbouw als hun eerdere gedenkschriften: om beurten vertellen de dames hun verhaal en langzaam maar zeker gaan ze een steeds belangrijker rol vervullen in het levensverhaal van hun partner (in Old Books, Rare Friends maakten ze er overigens expliciet een punt van te onderstrepen dat hun relatie niet lesbisch is, maar dat er wel degelijk mannen in hun leven zijn geweest). De lezer van beide boeken zal het soms jammer vinden dat het fascinerende levensverhaal van deze dames niet in één groot boek is ondergebracht, want de huidige vorm leidt onvermijdelijk tot overlappingen. Maar ook waar dit niet het geval is moet je soms diep in je geheugen graven om de in het eerste boek verhaalde context van sommige gebeurtenissen boven te halen. Dat neemt niet weg dat Bookends een grote bewondering voor de schrijfsters oproept. Want hoewel ze in hun inleiding schrijven: ‘Die eeuw is nu geëindigd en daarmee onze plaats in de voorhoede. We zijn niet langer ontdekkingsreizigers, niet langer pioniers. De wereld die we ooit verkenden is op weg naar vergetelheid, haar historische monumenten zijn in mist verloren gegaan. Het landschap is niet langer bekend. De straten hebben hun identiteit voor ons verloren’, maken ze duidelijk dat ze ondertussen achter de computer hebben plaatsgenomen en bezig
zijn de mogelijkheden van Internet (ook zakelijk) te verkennen. (HH)
| |
C. Strohm (red.), Bibliothek und Reformation. Miszellen aus der Johannes a Lasco Bibliothek Emden. Veröffentlichungen der Johannes a Lasco Bibliothek Große Kirche Emden, 4, Wuppertal, Foedus-Verlag, 2001, 198 p., ISBN 3932725544, €15,56.
In Bibliothek und Reformation zijn negen voordrachten bijeengebracht die gedurende de afgelopen jaren zijn uitgesproken door verschillende wetenschappers in de Johannes a Lasco Bibliothek in Emden. In alle voordrachten worden diverse aspecten van de geschiedenis van het vroege gereformeerde protestantisme behandeld en wordt tevens ingegaan op het ontstaan van de Johannes a Lasco Bibliothek. Deze boekerij, die sterke banden met verschillende Nederlandse wetenschappelijke instituten onderhoudt, is een gespecialiseerde bibliotheek die een belangrijke rol vervult in de provincie Oostfriesland en de omliggende regio's. In het boek komen onder meer de volgende onderwerpen aan de orde: de Bibliotheca Crummingiana te Emden, de bibliotheek van de Oostfriese kanselier Enno Rudolph Brenneysen en Calvijn en de democratie. (KvO)
| |
Jan Wagner, Antoon Derkzen van Angeren 1878-1961. De bezielende kracht achter de Rotterdamse grafiek, Baarn, De Prom / Stichting Derkzen van Angeren, 2001, ISBN 9068017594, 100 p., geïll., €22,46.
Onder auspiciën van de Stichting Derkzen van Angeren verscheen het afgelopen najaar een monografie over deze productieve Rotterdamse graficus. De auteur Jan Wagner, die al in 1982 een scriptie aan het werk van Antoon Derkzen van Angeren wijdde, heeft aan zijn oorspronkelijke tekst nog wat recentere gegevens toegevoegd. Ruim zestig pagina's met fraaie afbeeldingen in kleur en in zwart-wit completeren het boek. De auteur besluit met een levensloop van de kunstenaar in jaartallen en een bibliografie.
| |
| |
Vanaf 1917 was Derkzen van Angeren enige jaren leraar grafische technieken aan de Academie van Beeldende Kunsten in Rotterdam. In 1952 emigreerde hij met zijn gezin naar Canada. Zijn veelal figuratieve grafiek werd maar weinig in ons land tentoongesteld. Een van de weinigen die oog hadden voor het werk van Derkzen van Angeren, was de toenmalige conservator prentkunst van Museum Boymans, J.C. Ebbinge Wubben. Het is jammer dat de auteur de kunstenaarsautografen van het Rijksprentenkabinet niet heeft geraadpleegd. Want daar bevinden zich zo'n twintig brieven van Derkzen van Angeren, waaronder de correspondentie met P. Haverkorn van Rijsewijk. Een kleine zoektocht naar catalogi van tentoonstellingen gewijd aan het werk van Derkzen van Angeren levert ook al snel enkele kleine catalogi van exposities op die niet in de literatuurlijst of in de levensloop van de kunstenaar zijn terug te vinden. Dat is jammer, want een fraai boek als het onderhavige, dat met financiële steun van allerlei zijden werd bekostigd, zal niet gauw opnieuw gemaakt worden. (JFH)
| |
Nanske Wilholt, Voor alles artiste. Uitgever Stols en het literaire leven in het interbellum, Zutphen, Walburg Pers, 2001, 224 p., ISBN 9057301512, €31,95.
Met dit Utrechtse proefschrift van Nanske Wilholt is alweer het zesde deel verschenen in de reeks Bijdragen tot de Geschiedenis van den Nederlandschen Boekhandel, een initiatief van de Nederlandse Boekhistorische Vereniging. De steile vormgeving van dit deel onderstreept heel fraai het onderwerp van Wilholts boek. A.A.M. Stols (1900-1973) was immers bibliofiel uitgever in de ouderwets-elitaire zin van het woord. Hij maakte boeken voor ‘the happy few’, een aanduiding die hij zelf ook gebruikte als opschrift voor een van zijn reeksen. Stols, een van ‘de grote vijf’ (de anderen waren J. van Krimpen, J.F. van Royen, Ch. Nypels en S.H. de Roos), mag zich een kleine dertig jaar na zijn dood in een welhaast nog grotere belangstelling verheugen dan de auteurs die hij uitgegeven heeft. Welke uitgever zegt hem dat na? Zo zijn er alleen al vier kolossale delen briefwisseling verschenen, van Stols met Greshoff en met Hoornik, en al even monumentaal oogt de documentatie die C. van Dijk in 1992, ook bij de Walburg Pers, uitgaf. Het valt dan ook niet mee om nog met iets nieuws te komen. Dat zal ook wel niet de bedoeling van Wilholt zijn geweest. In de inleiding zegt de auteur dat ze de totstandkoming van het Stolsfonds in de periode 1922-1942 wil onderzoeken, om zo een beeld te geven van de betekenis van Stols voor onder meer het literaire leven in die tijd. Een echte vraagstelling geeft ze niet. Wilholt heeft zowel het Franstalige als het Nederlandse fonds bestudeerd. Daarbij heeft ze archieven bekeken in Nederland en in Brussel, maar niet in Parijs. Larbaud en Valéry worden apart behandeld, inclusief hun beider poetica en literaire reputatie. Het Nederlandse fonds behandelt Wilholt aan de hand van drie adviseurs van Stols: Greshoff, Hoornik en Du Perron. Zo'n indeling is praktisch, maar van de eerste twee wisten we dankzij de gepubliceerde briefwisselingen al het een en ander.
De beperkingen die de auteur zichzelf heeft opgelegd maken het boek dus enerzijds wel aangenaam transparant bij het lezen, maar aan doorzichtigheid kleeft anderzijds het nadeel van een zekere oppervlakkigheid. De conclusie van amper twee bladzijden is tamelijk nietszeggend en komt erop neer dat Stols zijn oprechte liefde voor de literatuur ook strategisch benutte om auteurs te strikken, en dat zijn fonds in het culturele leven van zijn tijd lag ingebed. (LK)
|
|