| |
| |
| |
Een Haagse lente voor Meermanno
In gesprek met Marie Christine van der Sman
Garrelt Verhoeven & Ingeborg Verheul
Sinds augustus 2000 zijn de deuren van het museum Meermanno-Westreenianum/Museum van het Boek aan de Haagse Prinsessegracht gesloten voor het publiek vanwege een ingrijpende verbouwing. Het is het eerste wapenfeit van de vijfde directeur van het museum, Marie Christine van der Sman, die in april 1999 het roer overnam van Ton Brandenbarg. Hij vertrok om secretaris te worden van de Raad voor Cultuur en legde de basis voor een aanzienlijke uitbreiding van het museum. Aan Van der Sman de taak om de verbouwing in goede banen te leiden en het museum een nieuw elan te geven. Op 20 juli aanstaande gaan de deuren van het statige pand weer open voor de opening van de tentoonstelling Luilekkerland. Een expositie die qua opzet en presentatie voor boekenbegrippen vernieuwend genoemd kan worden. Tegelijkertijd zullen de nieuwe naam en de nieuwe huisstijl van het Museum worden gepresenteerd. Een mooie aanleiding voor een gesprek met de directeur.
Marie Christine van der Sman: Ik ben van huis uit mediëvist. In 1983 studeerde ik af bij Richard Vaughan in Groningen in de middeleeuwse geschiedenis, op de wereldkroniek van de twaalfde-eeuwse Franse monnik Hèlinand de Froidmont. Middeleeuwse boeken, dat is mijn vakterrein. Tijdens mijn studie was museologie een van de bijvakken. Dat heb ik gevolgd in Leiden, in het Museum van Volkenkunde. Direct na de afronding van mijn studie in 1983 heb ik tweeënhalf jaar in het middelbaar onderwijs gezeten. Tegelijkertijd ben ik toen voor Lies Boiten tentoonstellingen gaan inrichten op de historische afdeling van het Groninger Museum. Dat was een leuke combinatie, het tentoonstellingswerk naast het lesgeven. Op een gegeven moment werd ik benaderd door de vorige directeur van het Museum Van Haren in Heerenveen. Hij ging naar Zwolle. Of ik van het Museum Van Haren de nieuwe directeur wilde worden. Voordat ik naar Meermanno ging in 1999, ben ik negen jaar directeur geweest van het Haags Historisch Museum. Dus ik loop al een tijdje mee.
Kende je het Meermanno al?
Ik kom uit een vormgevingsgezin. Mijn vader was grafisch ontwerper en wij gingen vaak samen naar Meermanno als er tentoonstellingen waren. De kennis van letters en het moderne boek, ja, dat is ons met de paplepel ingegeven, dus het is voor mij niet nieuw. Wij zijn grootgebracht met de Garamond; de Baskerville is de lievelingsletter van mijn vader. Letters en ontwerpen, dat is voor mij een bekende wereld. Als student kwam ik opnieuw in het museum Meermanno, toen nog Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum/Museum van het Boek, tijdens een uitje voor een werkcollege onder leiding van Jos Hermans, de mediëvist uit Groningen. Deze keer kwamen we voor de handschrif- | |
| |
ten. Hermans is trouwens nog steeds een trouwe bezoeker, die hier regelmatig komt met hele groepen studenten voor de bestudering van de handschriften. Nu ik hier ben, voelt het alsof ik weer een beetje terug ben bij de studie. Gedurende mijn studietijd ben ik namelijk ook nog twee jaar student-assistent geweest van Jos Hermans en Edmé Smits. Ik heb toen heel veel met plaatjes gewerkt. Dia's, die ik allemaal moest registreren. Het is heel gek om hier te zijn en al die plaatjes weer terug te zien, maar dan in de originele handschriften. Die illustraties, waarvan ik tijdens mijn studie allemaal reproducties moest ordenen in mappen en dozen.
Waarom ben je eigenlijk overgestapt van het ene Haagse museum naar het andere?
Het Haags Historisch was klaar. De gemeente wilde er niet meer aan uitbreiden. Ik had daar nog jaren tentoonstellingen kunnen maken, maar na negen jaar was ik ook wel weer aan iets anders toe. Een nieuw museum opbouwen en andere activiteiten organiseren, nieuwe dingen. Ongeveer op dat moment ging Ton Brandenbarg hier weg, en ik dacht: ‘potverdikkeme, hartstikke leuk, daar staat een verbouwing aan te komen, dat heb ik nog nooit gedaan, dat zou ik wel eens bij de kop willen pakken.’ Het is een mooi museum.
Dus je besloot om te solliciteren?
Ik ben een trouwe fan van het museum, al jaren. Ik weet nog dat Offerhaus hier zat. Die kende ik nog uit Rome nota bene. Voor mijn afstudeeronderwerp heb ik een tijdje in het Istituto Olandese gezeten, waar hij op dat moment ook zat. Rudi Ekkart kende ik al heel lang, Ton ook; het voelde een beetje als thuiskomen. Dus toen ik hier solliciteerde en Wim Crouwel, als voorzitter van de Raad van Toezicht en lid van de sollicitatiecommissie, allerlei lastige vragen stelde, herkende ik dingen, als van huis uit. Dat het uiteindelijk ook wat is geworden, heb ik te danken aan de combinatie van middeleeuwse boeken als vakspecialisme en mijn persoonlijke achtergrond.
Leeft je vader nog?
Ja, mijn vader leeft nog. Hij is 75.
Dus hij is trots?
[Lacht], ja, hij was op 12 januari bij de opening van onze Helmut Salden-tentoonstelling in de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, hier verderop aan de Prinsessegracht. Daar liepen allemaal vormgevers rond van de oude garde, die hij stuk voor stuk van naam kende. Dus dat ging zo: ‘Oh, loopt die Karel Treebus hier rond en Gerard Unger?’ Hij ging weer met al die mensen contacten leggen. Van huis uit kende ik hun namen. Het is een kleine wereld. En dat vind ik toch wel heel amusant in mijn omzwervingen langs musea: via een omweg kom ik eigenlijk weer terug op een plek waarvan ik denk: ja, het is eigenlijk logisch dat ik hier terecht ben gekomen.
Eigenlijk personifieer jij die opmerkelijke combinatie, die ook in de collecties van het Meermanno terug te vinden is.
Precies. Het oude boek en de belangstelling voor het moderne boek.
| |
| |
| |
De januskop van het museum: Meermanno-westreenianum of museum van het boek?
Als je naar de toekomst kijkt, denk je dan ook dat die opmerkelijke combinatie blijft bestaan?
Die blijft zeker bestaan. Dat kan ook niet anders. Meermanno bestaat eigenlijk uit twee collecties. Officieel moeten we zelfs spreken van twee musea in één. Dat komt terug in de huidige naam van het museum: Museum van het Boek / Museum Meermanno-Westreenianum. Ik vind dat deze naam niet goed is voor de koers die we met het museum gaan varen. Naar mijn idee is de naam te ingewikkeld. Mensen van buiten snappen niet wat er achter zit. Alleen de insiders begrijpen misschien dat de naam op de dubbele functie van het museum teruggrijpt. Intern is er een stevige discussie gevoerd over de verandering van die naam. Ik heb de vrij ingrijpende beslissing genomen om, met ingang van juli, als het museum weer opengaat met de Luilekkerland-tentoonstelling, de naam te wijzigen. De officiële naam wordt dan: Museum Meermanno-Westreenianum, maar op het banier komt te staan: Museum Meermanno. ‘Meermanno’ wordt de roepnaam waarmee we het museum gaan etaleren. Het museum als collectiebeheerder, met een belangrijke publieksfunctie.
Maar die naam had het Museum toch eigenlijk al?
Zo heette het al in het jargon. Sterker nog, het ministerie van oc en w, onze grote geldgever, correspondeert nog steeds met ons als met het Museum Meermanno. Die hebben die hele omslag gemist van Meermanno naar het Museum van het Boek. Ik probeer tegelijkertijd wel uit te leggen dat we qua missie niet veranderen. We blijven moderne boekvormgeving doen. We blijven aandacht besteden aan middeleeuwse boeken, vroege drukken, kostbare werken. We blijven aandacht besteden aan de collectie van de baron, de kunst en de antiquiteiten, gekoppeld aan het huis van het baron. Dit blijven de drie belangrijke verzamelpunten en aandachtspunten van het museum. Begrijp me goed, die Januskop die we eigenlijk hebben: oud en modern, die twee musea onder een koepel, dat blijven we in de publiciteit gewoon uitdragen. We zijn het Museum van het Boek, en dat willen we ook blijven, maar we willen niet meer die hele ingewikkelde lange naam hebben. Dat werkt niet goed. Mensen denken bij Museum van het Boek dat we het Letterkundig Museum zijn. Als je dat tegen Anton Korteweg, de directeur van het Letterkundig Museum zegt, dan zegt hij: ‘Wij zijn helemaal geen museum van het boek, wij zijn juist ook voor archieven en literaire nalatenschappen’. Daar bestaat dus grote verwarring over. En ik wil niet dat wij daar aan meedoen. Vandaar de naam Museum Meermanno.
In grote lijnen zou je kunnen zeggen dat de hele verbouwing er op gericht is dat te accentueren?
In grote lijnen verandert er niets. Dat waar mijn voorganger Ton Brandenbarg de aanzet voor heeft gegeven, werk ik verder uit. Zo simpel is het. Ik leg misschien wat andere accenten; elke directeur geeft tenslotte zijn eigen invulling. Maar we zijn er zowel voor onderzoek en raadpleging van de collecties als voor het behoud en beheer van die collecties. We hebben bovendien in het museum
| |
| |
ruim 500.000 items. Kun je je voorstellen? Dat is echt gigantisch. En daarmee willen we onze publieksfunctie meer accentueren. Er komt een vaste opstelling. Er zal ruimte blijven voor kleinere tentoonstellingen met een bijzonder accent, presentaties van maximaal 100, misschien 150 boeken. Die gaan we niet telkens officieel openen. En daarnaast streven we naar vier grote tentoonstellingen per jaar. Echt grote publiekstentoonstellingen. In feite voldoen we hiermee aan de wensen van het Ministerie van oc en w. Het beleid wordt voortgezet.
Open boekenkast in de boekzaal (foto mm).
Betekent de naamsverandering nu ook dat de huisstijl wordt gewijzigd?
We gaan de huisstijl helemaal omgooien, maar hoe, daar zijn we nog niet helemaal uit. Na overleg met de nieuwe medewerker voor pr en marketing wordt dat nader bekeken. Dat er een nieuwe huisstijl komt, is wel zeker. In juli gaan we de nieuwe naamsverandering introduceren. Het briefpapier, alles wordt aangepast. In juli is alles klaar voor de nieuwe start van het museum.
| |
De nieuwe behuizing van het museum
De ingrijpende verbouwing van het museum heeft niet alleen tot doel meer ruimte te creëren voor de collecties?
We hebben met de verbouwing de twee functies van het museum bij elkaar willen brengen. Het huis van de baron, op nummer 30, wordt helemaal in stijl opgeknapt. Het blijft het huis van de baron, met de stijlkamers, met de grote achterzaal, in oorspronkelijke stijl. Het huis wordt weer heel chique. Het is eigenlijk geen verbouwing maar een restauratieproject. We houden ons bezig met het restaureren van de historische behangsels, het marmeren van de gang en het terugbrengen van de oorspronkelijke kleur groene verf.
Op de bel-etage gaan we tentoonstellingen inrichten. De bestaande tentoonstellingsruimte blijft hetzelfde. De publieksvoorzieningen in de kelder, het souterrain, worden uitgebreid en gemoderniseerd. Er komt bijvoorbeeld een lift, een koffieruimte voor het publiek en een nieuwe toiletgroep met invalidenvoorzieningen. Ook de Van Royen-kamer zal een plek krijgen in het souterrain. De werkplaats van Van Royen aan de Van Boetzelaerlaan wordt daar gereconstrueerd. Er bestaat bovendien de mogelijkheid om incidenteel op de pers te drukken. In de gang zullen we kleine tijdelijke exposities gaan inrichten: de zogenaamde accent-tentoonstellingen.
Pand nummer 30 en nummer 31 worden met elkaar verbonden via een glazen kubus op de bel-etage. Wij noemen dat onze digitale kubus. In die kubus kunnen mensen op internet kijken, wat wij te bieden hebben, hoe onze collectie er uit ziet. Via de digitale kubus kom je op de bel-etage van het pand op nummer 31 terecht in een vaste boekpresentatie over de geschiedenis van de ontwikkeling van het boek, die in april 2002 zal worden ingericht. Voor de vaste opstelling, het laatste onderdeel van de verbouwing, zal de hele etage worden benut. Momenteel wordt er geschreven aan het plan van aanpak. We hebben natuurlijk een paar voorbeelden. De vaste opstelling in The British Library bijvoorbeeld. En er is ook een prachtige presentatie in The New York Public Library. Ook in de vaste presentatie zullen regelmatig dingen wisselen. Ik kan me voorstellen dat er om de drie maanden andere boeken worden neergezet.
| |
| |
Dus met de herinrichting van de twee panden wordt ruimte gecreëerd voor grote en kleine tentoonstellingen?
Ja, maar ik sluit niet uit dat we voor grote tentoonstellingen nog wel eens zullen moeten uitwijken. Met de Salden-tentoonstelling waren we te gast bij de Koninklijke Academie. Die hebben zo'n prachtige expositieruimte! Ik kan me best voorstellen dat we nog wel eens ergens leentjebuur moeten spelen, met de ambities die we hebben. Ik wil af van het oude stramien van twee of drie tentoonstellingen tegelijk. We hebben wel afgesproken dat met de genoemde ‘accent-tentoonstellingen’ in het souterrain de kleinere presentaties de ruimte moeten krijgen. Er jubileert eens een margedrukker, of we hebben leuke boeken gekocht op de Buchmesse, of als de Koninklijke Bibliotheek eens een keer een leuke aanwinst heeft, die ze bijvoorbeeld bij ons willen tentoonstellen, of we hebben zelf iets waarvan we zeggen: dat verdient extra aandacht, dan kunnen we in een vaste galerij een aantal boeken of ex-libris of iets dergelijks tonen. Deze accenten zullen altijd een aanvulling vormen op de vier grote tentoonstellingen die we hier jaarlijks gaan maken. Die tentoonstellingen schrijven we op doelgroepen. We bepalen van tevoren welke doelgroep we willen benaderen, en daar maken we die tentoonstelling dan ook voor.
Portret van Baron Willem Hendrik Jacob van Westreenen van Tiellandt. Schilderij door J.R. Post Brants, ca. 1838 (foto en collectie mm, inv. nr. 25/9).
Er zijn nog twee dingen die ik moet noemen. We gaan veel meer aandacht besteden aan de educatie. Momenteel onderhandelen we met een sponsor over de subsidiëring van een educatieve zolder in het pand op nummer 30. Binnen een maand zal duidelijk zijn of dat doorgaat. Naast het scriptorium, dat gewoon weer terugkomt, krijgen we een grafische werkplaats waar met een drukpers wordt gedrukt, en een computer werkplaats, waar kinderen boeken kunnen ontwerpen en uitprinten. Hier wordt de ontwikkeling getoond van het handgedrukte boek tot het moderne digitale boek.
Portret van Johan Meerman (foto en collectie mm, inv. nr. 22/28).
Het meest ingrijpende onderdeel van de verbouwing tenslotte, is de verbouwing van het koetshuis. Op de benedenetage komt een nieuwe leeszaal, die 's avonds te gebruiken is voor lezingen, recepties en ontvangsten. Alles is afsluitbaar, verrijdbaar, verplaatsbaar [lacht]: heel mooi. We willen daar een representatieve ruimte mee creëren, voor ons en voor andere boekengremia, waar het prettig huizen is. Daarboven wordt een depot gebouwd. Er is opnieuw geheid om straks dat depot te kunnen dragen. De vloer is net gestort. In dat depot zal onze a-collectie opgeslagen worden, de belangrijkste collectie van het museum, met uitzondering van de boeken die voorheen op de voorste zaal stonden. Die komen daar uiteraard terug. Wanneer je in de leeszaal iets aanvraagt, dan wordt het opgehaald uit het nieuwe depot. De collectie zal in het nieuwe depot onder optimale omstandigheden, goed geklimatiseerd, worden bewaard. En daarmee wordt dan eindelijk ook de depotproblematiek aangepakt.
Waar zijn al die boeken eigenlijk ondergebracht, gedurende de verbouwing?
Een deel van de collectie is naar een groot depot van het Instituut Collectie Nederland in Rijswijk en 1000 meter boeken is naar het Algemeen Rijksarchief. Daar hebben we voor de komende vier jaar ruimte gehuurd. Het depot dat we nu bouwen, is te klein voor de hele collectie van het museum. Daarom hebben we de collectie onderscheiden in a en b. De a-collectie, de belangrijke
| |
| |
collectie, blijft in huis. De b-collectie staat heel keurig in de kast bij het Algemeen Rijksarchief. Mensen die straks boeken uit de b-collectie willen raadplegen in de nieuwe leeszaal, kunnen die gewoon opvragen. Er zal dan een pendelbusje naar het ara rijden om de boeken op te halen. Vanzelfsprekend alleen op aanvraag.
De naam van de Koninklijke Bibliotheek is nu al een paar keer gevallen.
Hoe ver gaat de samenwerking tussen Meermanno en kb?
Hoofdingang Museum Meermanno (foto mm).
De samenwerking met de kb richt zich vooral op digitalisering, automatische ontsluiting van de collecties en conservering. We doen mee aan het landelijke conserveringsprogramma Metamorfoze, waarbij het Van Royen-archief wordt aangepakt. We schakelen de kb ook vaak in voor restauratieadviezen. Dat soort zaken. Daarnaast hebben we plannen op tentoonstellingsgebied en is er overleg over het collectiebeleid.
Hoe zal dat eigenlijk gaan met het collectiebeleid in de toekomst.
Meermanno heeft een oude collectie en een moderne. Blijft het museum alles actief verzamelen?
De oude collectie, de verzameling van de baron, is in feite afgerond. Daar komen alleen nog documentaire aanvullingen bij. Mocht onze conservator, Jos van Heel, iets tegenkomen over het archief van Meerman of van Westreenen, dan kopen we dat aan. Het gaat voornamelijk om brieven, documentair materiaal rond die verzamelingen. Jos vindt nog regelmatig brieven, die te maken hebben met de geschiedenis van het huis van de baron of met zijn verzameling.
De moderne collectie wordt wel aangevuld. Ons verzamelbeleid daarbij is nauw afgestemd op het verzamelbeleid van de kb. In de toekomst zal die afstemming alleen nog maar sterker worden. Samen met Clemens de Wolf, hoofd Collecties en Onderzoek van de kb, bekijk ik waar we nog meer kunnen afbakenen. Ik denk dat dat heel belangrijk is. We moeten voorkomen dat we dubbele collecties gaan aanleggen. Zo verzamelen wij geen Franse boeken. Als zich iets Frans bij ons aandient, dan bellen we de kb op. De kb verzamelt boekbanden, bijzonder gebonden boeken, dat soort zaken. Dat doen wij ook niet. Wij verzamelen bijvoorbeeld als een van de weinigen in de wereld heel actief het kunstenaarsboek. We blijven bibliofiele uitgaven verzamelen, we blijven margedrukkers verzamelen. Conservator Tanja de Boer heeft een lijst gemaakt van lacunes in de collectie op deze terreinen, zodat we gericht kunnen aankopen. Het interbellum is bijvoorbeeld een periode waar we nog veel meer aan kunnen doen. We kunnen nog veel meer doen op het gebied van de moderne Amerikaanse boekvormgeving. Uit die lijst hebben we een aantal thema's gelicht waarvan we zeggen: daar moeten we de komende jaren mee verder gaan.
Maar als jullie nu iets aangeboden wordt? Een Frans boek over boekbanden?
Zelfs als ons iets aangeboden wordt, bekijken we altijd: past het in ons verzamelbeleid, of past het beter in dat van de kb. Het is onzinnig om iets te gaan verzamelen waar de kb ook al een grote collectie van heeft.
| |
| |
Je zei eerder dat Meermanno zich enerzijds wil profileren als collectiebeheerder, anderzijds als museum met een ruime publieksfunctie. Toch staat Meermanno niet zo bekend als een museum waar je naar toe gaat voor onderzoek.
Onze collecties vormen een rijke bron voor onderzoek. Neem nu de Salden-tentoonstelling. Ter voorbereiding van de expositie hebben we zelf uitgebreid onderzoek gedaan naar Salden. In onze eigen collectie en buiten het museum. Natuurlijk moeten we dat zelf doen, maar wat we het liefst hebben, is dat ook mensen van buiten onderzoek doen aan de hand van onze collecties.
We willen ons veel duidelijker profileren als instituut waar je ook onderzoek kunt doen. Als een instituut met een aangename leeszaal, met een goede bibliotheekfunctie. De ontsluiting van onze collecties vormt een groot probleem. We hebben nu alleen een ‘stand-alone’-versie van de catalogus op de computer. Eigenlijk kan niemand van buitenaf onze collectie vinden. Om de toegankelijkheid van onze collecties te vergroten moeten we op een of andere manier aansluiten bij de reeds bestaande infrastructuur van de andere Nederlandse bibliotheken. Er bestaat al zo'n infrastructuur. En de eerste waar we nu naar kijken, of - en hoe - we daarbij kunnen aansluiten, is de kb.
Daarnaast zijn we in december vorig jaar begonnen met het digitaliseren van al onze handschriften. We hebben geld gekregen van het ministerie om de komende twee jaar alle plaatjes uit de verluchte handschriften op het web te krijgen. In december, als het museum officieel weer open gaat, moet dit deel van onze collectie dus op internet zichtbaar zijn. Ook dat digitale materiaal kun je gebruiken voor onderzoek. Jos Hermans hoeft dan in het vervolg geen dia's meer te verzamelen, maar klikt op onze internetpagina en pikt daar de plaatjes uit die hij hebben wil. Ook op deze manier willen we wat bekender worden en het onderzoek rond onze collecties vergemakkelijken. Dit digitaliseringsproject wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met de kb, omdat daar al eerder grote digitaliseringsprojecten zijn uitgevoerd op basis van verluchte handschriften. Ook onze website zal worden ‘gelinkt’ aan die van de kb.
| |
Een museum voor het publiek
Uit het verleden komt het Museum van het Boek altijd over als een bescheiden, wat geïsoleerd museum. Het is voor de insiders. Voor mensen die weten dat het bestaat. Zo zijn er bijvoorbeeld boekhistorici uit Engeland die, als ze met vrienden naar Nederland komen, altijd even bij Meermanno langsgaan. Dat zijn dan vaak mensen die het nog niet kennen en het heerlijk vinden om het museum ‘te ontdekken’. Op zich is dat heel leuk, maar voor een museum is het ook dodelijk wanneer het ontdekt moet worden.
Dat hoop ik dus toch wel te gaan veranderen. Dat moet ook wel. Er wordt voor 5,2 miljoen verspijkerd in een compleet nieuw gebouw. Als ik daar geen volk in breng, is mijn missie niet geslaagd. Er moet iets terugkomen van die enorme investering die de overheid doet. Om aan het internationale beleid van het ministerie tegemoet te komen, willen wij ons in de toekomst samen met de kb gaan presenteren als de Nationale Collectie. We gaan dan gezamenlijk presentaties in het buitenland verzorgen. Niet alleen rond onze kostbare handschriften en incunabelen, maar ook rond het moderne boek. Amerika is ons eerste doel.
| |
| |
Details van het groene behang met motieven en marmerrand: begane grond hoofdgebouw (foto mm).
Boekzaal (foto mm).
Grafstenen van de honden van de baron, in de tuin van Meermanno (foto mm).
| |
| |
Je bedoelt dat er dan tentoonstellingen worden verkocht aan het buitenland?
Is dat een markt voor de toekomst?
Ja. Iets dat overigens helemaal past in het beleid van het ministerie.
Sinds 1995 is Meermanno verzelfstandigd. Meer publiek trekken is van belang om te overleven. Het verbouwde museum biedt daar goede mogelijkheden voor?
We hebben nu 10.000 bezoekers per jaar en dat moeten er 20.000 worden. Dat heb ik me heilig voorgenomen. Om dat te bereiken stelt Frits de Leeuw, de voormalige pr-man van museum Naturalis in Leiden, een marketingplan op dat bij de openingstentoonstelling in de zomer meteen in werking zal treden. Voor de uitvoering zal een pr- en marketingmedewerker worden aangetrokken.
Onlangs stond er in de krant dat het Theater Instituut Nederland in Amsterdam overweegt om te gaan sluiten als museum, terwijl dat 30.000 tot 40.000 bezoekers per jaar trekt. Hoe moet ik me dan voorstellen dat Meermanno met 20.000 bezoekers wél voldoende overlevingskansen heeft?
Wij zullen denk ik nooit grote bezoekersaantallen halen, daar moet je mee leven als klein en gespecialiseerd museum. Maar wij kunnen wél een voortrekkersrol gaan spelen op het gebied van onderzoek. Die voortrekkersrol moet weer blijken uit het tentoonstellingbeleid dat ons de komende jaren voor ogen staat. Zo kunnen we bijvoorbeeld aandacht besteden aan vormgevers die nog onbekend zijn. Met onze tentoonstelling over Helmut Salden trekken we niet enorm veel bezoekers. Toch is hij van zeer grote invloed geweest op een hele generatie naoorlogse kunstenaars. Zo'n belangrijke vormgever verdient een solo-expositie, ook al komen daar maar 1200 bezoekers op af. Ik vind toch dat dat moet kunnen. Maar zo'n tentoonstelling, speciaal voor een kleine doelgroep als vormgevers en liefhebbers van het naoorlogse boek, moet worden afgewisseld met een gezinstentoonstelling waarbij hoger kan worden ingezet.
We kunnen eens een aparte handschriftententoonstelling maken, gericht op een groot publiek: bijvoorbeeld een Franse handschriftententoonstelling met de kerst, en dat wisselen we dan weer af met een tentoonstelling over Wendingen. Ik denk dat we een mix moeten maken van wat moeilijker onderwerpen voor specifiek publiek en bredere, wat sprekender tentoonstellingen. Het gaat niet om de bezoekersaantallen, maar om de aandacht die je inhoudelijk aan een onderwerp besteed. We zijn een elitair museum en dat zullen we altijd blijven, denk ik. En dat is ook niet erg. We zijn de enige in Nederland die dit onderwerp behandelen. We proberen al heel actief archieven van boekkunstenaars, vormgevers en boekverzorgers binnen te halen, dus we hebben daarmee een onderzoeksfunctie en een documentaire functie, en dat is heel belangrijk.
Het gerucht gaat dat jullie openingstentoonstelling Luilekkerland tamelijk revolutionair is voor een boekententoonstelling. Kun je een tipje van de sluier lichten?
Onze openingstentoonstelling - gemaakt door gastconservator Jeroen Salman - is breder dan we ooit hebben gehad. Het is om het maar zo mooi te zeggen een ‘pilotproject’. We streven ernaar met onze openingstentoonstelling een nieuwe doelgroep aan te boren. En we hopen tegelijkertijd dat ook onze traditionele achterban het leuk vindt. De Luilekkerland-tentoonstelling, geïnspireerd op
| |
| |
Herman Pleijs Dromen van Cocagne, bestaat uit twee delen en combineert boeken met andere zaken. Computers bijvoorbeeld. In het eerste deel zijn heel bijzondere boeken te zien en ook manuscripten van Luilekkerlandverhalen. Daar doorheen loopt een digitaal spoor. Door het hele museum zullen terminals worden geplaatst, die ook na de tentoonstelling blijven staan. Aangezien Luilekkerland een gezinstentoonstelling wordt, worden er tekstborden, voor zowel volwassenen als kinderen. Bij de entree krijgen alle kinderen een zuurstok. Die dient als spoorzoeker door Luilekkerland. Daarmee kunnen ze allerlei dingen aanklikken en dan gaat er een programma draaien. Ook is er een virtuele sprookspreker die de eerste versie van Luilekkerland voorleest, en die moet je wakker schudden. Dan moet je klappen [klapt in de handen] en dan staat ie op [staat op] en gaat zijn verhaal vertellen. Wilt u nog meer horen? En dan gaat ie door, als je zegt dat je meer wilt horen.
Dit interactieve aspect is nieuw voor ons. We gaan natuurlijk eerst kijken of het werkt. Komen er ouders met kinderen? Komen de boekenliefhebbers en nemen ze hun kinderen mee? Het tweede deel van de tentoonstelling vormt echt een beleving van Luilekkerland. We gaan Luilekkerland namaken, zodat de kinderen ook daadwerkelijk in het Luilekkerland terecht komen. Maar we weten uit ervaring dat ouders dat ook fantastisch vinden, dus we maken het zodanig dat de volwassenen ook volop kunnen genieten Er komt een echte brijberg waar je doorheen moet, je moet een varken aanklikken en allerlei kippetjes fladderen door de lucht. We krijgen een prijsvraag voor de scholen waarin kinderen hun favoriete Luilekkerland kunnen maken. En er draait een wat antropologisch getint videoprogramma over Luilekkerland vroeger en nu. Daarin wordt bijvoorbeeld ook aan mensen op straat gevraagd wat zij zich bij Luilekkerland voorstellen, in relatie tot wat de middeleeuwer zich er bij voorstelde. We tonen liedboeken, maar daarnaast zullen er ook Luilekkerlandliederen ten gehore worden gebracht door een echt koor, uit Utrecht. We zijn benieuwd of dat aanslaat. We hebben traditioneel gezien natuurlijk toch een publiek van echte boekenliefhebbers, dat stilte wil en rust. Voor deze groep is de hele programmering een echte cultuurshock. Het is natuurlijk wel spannend om te kijken hoe dat werkt.
Kan dat? Kun je beide groepen aan hun trekken laten komen?
Ik ben benieuwd. Ik zou het zelf leuk vinden. Ik hou van boeken en ik hou van traditionele boekententoonstellingen. Maar ik zou het ook prachtig vinden als ik ergens binnenloop en ik krijg opeens een sprookspreker die tegen mij gaat praten, iets verderop hoor ik een Luilekkerlandlied, ik blader door een digitaal Luilekkerlandboek. Die nieuwe media als aanvulling op die prachtige boeken en handschriften spreken mij wel aan. En reken maar dat er op die tentoonstelling ook echte topstukken liggen, in prachtige vitrines. Maar nu spreek ik voor mezelf. Ik weet niet of het publiek dat ook leuk vindt. En dat is dan ook wat we het publiek willen vragen: Is dit wat? Vinden jullie dat ook wat?
Eigenlijk wil je dan met Meermanno hetzelfde, zij het op kleine schaal, wat ze met Naturalis op grote schaal hebben gedaan, een negentiende-eeuws museum dat een tweede leven begint.
Ja, dat is wel waar. We gaan met onze tijd mee. Het is een beetje trendy, dat wil ik niet ontkennen. Maar ik vind dat we toch moeten proberen meer mensen aan te spreken. We willen natuurlijk onze eigen achterban niet van ons distantiëren. We hebben 1200 vrienden waar we echt trots op zijn. Het is een van de grootste vriendenverenigingen van Nederland. Die vindt bijvoorbeeld een Helmut Salden-tentoonstelling heel belangrijk en die vindt ook gewone, simpele boekexposities minstens zo belangrijk. Die moeten we ook blijven houden, maar ik wil zo nu en dan een tentoonstelling hebben met echt flink spektakel. We zullen in de toekomst ook heus nog van die saaie, echte stille, verstilde tentoonstellingen maken, waarin het boek in de vitrine centraal staat, maar we proberen wel eens een keer iets anders te doen met boeken dan hier tot nu toe eigenlijk is gebeurd.
| |
| |
| |
Personalia M.C. van der Sman
Marie Christine van der Sman (1957) studeerde mediëvistiek aan de Universiteit van Groningen. In 1983 studeerde ze af met als hoofdvak middeleeuwse geschiedenis. Daarnaast volgde ze in het Leidse Rijksmuseum voor Volkenkunde het bijvak museologie. Na haar studie combineerde Van der Sman enkele jaren een baan in het middelbaar onderwijs met werkzaamheden voor tentoonstellingen in het Groninger Museum. In 1986 werd ze door het Museum Willem van Haren in Heerenveen gevraagd om directeur te worden. Op dat moment was ze één van de jongste museumdirecteuren van het land. Na vier jaar in het kleine Friese museum vertrok ze in 1990 naar Den Haag, waar ze ruim negen jaar directeur was van het Haags Historisch Museum.
Marie Christine van der Sman: ‘Ik heb in elk museum waar ik tot nu toe heb gewerkt een tentoonstelling gemaakt over arbeidersgeschiedenis. In Meermanno wil ik in 2004 een tentoonstelling maker over de “typografenbond”, de oudste vakbond van Nederland.’ (foto: Jos Uljee, Den Haag).
Sinds juli 1995 is Van der Sman bestuurslid van de International Council of Museums (icom); eerst als penningmeester en vanaf oktober 1998 als voorzitter. Daarmee heeft ze een enorm internationaal netwerk opgebouwd. Vooral de contacten met Oost-Europese musea koestert ze. Dit vloeit voort uit haar activiteiten voor de Oost-Europa werkgroep van de Nederlandse Museumvereniging, waar ze sinds 1993 deel van uit maakt. Deze activiteiten leidden ertoe dat Marie Christine van der Sman zich in 1999 sterk heeft ingezet voor de oprichting van een Nederlandse tak van de internationale cultuurbeschermingsorganisatie Blue Shield, een samenwerkingsverband tussen de internationale erfgoedkoepels van musea, archieven, bibliotheken en monumentenzorg, dat zich inzet voor de bescherming van Nederlands cultureel erfgoed tegen de bedreigingen die het gevolg zijn van natuurrampen of oorlogsgeweld en voor het organiseren van nationale en internationale hulp. Daarbij wordt nauw samengewerkt met de Nationale unesco Commissie en de betrokken overheidsinstellingen, zoals de Inspectie Cultuurbezit, Instituut Collectie Nederland, de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de ministeries van oc en w en van Defensie. Een van de eerste stappen van Blue Shield Nederland zal bestaan uit het inrichten en onderhouden van een database waarin de namen van personen en instellingen met specifieke expertise op het gebied van cultureel behoudswerk en/of calamiteitenplannen zullen worden opgenomen. In geval van gewapende conflicten of (natuur)rampen waarbij culturele instellingen getroffen zijn, kan dan snel en centraal effectieve hulp worden geboden. Te denken valt aan informatieverspreiding, coördinatie en indien nodig het verlenen van specifieke hulp bij opslag, herstel en restauratiewerkzaamheden. Sinds de oprichting van Blue Shield Nederland is Van der Sman actief
als bestuursvoorzitter.
Al vroeg ontplooide Van der Sman activiteiten als redacteur en auteur. Ze was hoofdredacteur van groc (schoolblad van het Geert Groote College in Deventer) en tijdens haar studie was ze onder meer redacteur van het historisch tijdschrift Groniek (1976-1978). In 1983 was ze redacteur van de bundel Alexander de Grote in de Spiegel Historiael. Een onderzoek naar de verhaaltechniek van Jacob van Maerlant door Kees de Graaf (Nijmegen 1983). Voor een tentoonstelling in het Groninger Universiteitsmuseum vertaalde ze Martinus Schoockius' Tractatus de Turffis uit 1658 en zijn beschrijving van het turfgraven in de hoogvenen ([Groningen] 1984) en in hetzelfde jaar schreef ze een lesbrief voor Museum Willem van Haren, getiteld Domela komt! Belevenissen van de landarbeider Imke Klaver 1880-1925 (Heerenveen 1984). In 1985 verscheen de tentoonstellingscatalogus Platteland in beeld: vijftig jaar Nederlands cultuurlandschap in de beeldende kunst van haar hand ([z.p.] 1985) en enkele jaren later voerde ze de redactie over Aantekeningen uit mijn leven/Oanteikeningen ut myn libben van Wiebe Venema, dat verscheen bij een expositie over Domela Nieuwenhuis (Heerenveen 1988). Als begeleidende publicatie bij een expositie in Museum Willem van Haren verscheen in 1989 Jan Mankes. Schilderijen, tekeningen en grafiek (Utrecht 1989), enkele jaren later gevolgd door ‘Les portraitistes de l'élite frisonne’ (in de bundel Trésors de la Frise (Parijs/Reims 1990) ter gelegenheid van de gelijknamige tentoonstelling in het Institut Néerlandais en het Musée des
| |
| |
Beaux Arts in Reims, en de Nederlandse vertaling (Leeuwarden, Fries Museum, 1991).
In de periode dat ze directeur was van het Haags Historisch Museum, publiceerde Van der Sman tal van bijdragen in publicaties die verschenen bij tentoonstellingen die in het museum werden gehouden. Onder haar redactie verschenen in 1992 Buitenplaatsen in en om Den Haag (Zwolle 1992), met daarin een artikel van haar hand over ‘Stadhouders, kooplieden en regenten’, in 1994 Rode residentie. Geïllustreerde geschiedenis van honderd jaar sociaal-democratie in Den Haag (Den Haag 1994), samen met Marten Buschman en in 1996 ter gelegenheid van de grote Vermeer-tentoonstelling in Den Haag: De Hollandse samenleveing in de tijd van Vermeer (en vertaald als Dutch society in the age of Vermeer), samen met Donald Haks (Zwolle 1996). Over de socialist H.F. Baye schreef zij een levensschets voor het Biografisch Woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland (Amsterdam 1995, pp. 23-26).
Bij gelegenheid van de expositie over stadhouder Frederik Hendrik in 1997 in het Haags Historisch Museum schreef ze een inleiding voor Vorstelijk vertoon en Princely Display (Zwolle 1997) en publiceerde ze tevens: ‘The Hague, a Royal City’ (in: The Low Countries, Brugge 1998, p. 91-103).
| |
Directeurenoverzicht
Tot 1960 was het beheer van het museum in handen van hoofdbestuurders en custodes. Laatstgenoemde ‘Eerste Opzichters’ woonden in het museumgebouw aan de Prinsessegracht en waren belast met de dagelijkse leiding van het museum.
hoofdbestuurders:
1. | Johannes Willem Holtrop (1849-1868) |
2. | Dr. Marinus Fredrik Andries Gerardus Campbell (1869-1890) |
3. | Dr. Théodore Charles Lion Wijnmalen (1890-1895) |
4. | Dr. Willem Geertrudus Cornelis Byvanck (1895-1921) |
5. | Dr. Philipp Christiaan Molhuysen (1921-1937) |
6. | Dr. Leendert Brummel (1937-1962) |
custodes:
1. | Adrianus Cornelis Willem Zuijdervelt (1849-1857) |
2. | Marinus Fredrik Andries Gerardus Campbell (1857-1868) |
3. | Johannes Willem Holtrop (1869-1870) |
4. | Dr. Théophile Charles Lion Wijnmalen (1870-1890) |
5. | Dr. Willem Pieter Cornelis Knuttel (1890-1921) |
6. | Arie Jacobus de Mare (1921-1940) |
7. | Dr. Johannes Hermann Kernkamp (1940-1947) |
8. | Drs. Ferdinand Knuttel (1947-1960) |
conservatoren:
1. | Dr. D. van Velden (1963-1974) |
2. | Dr. E. Braches (1974-1977) |
3. | Drs. R.E.O. Ekkart (1978-1987) |
directeuren:
1. | Drs. J. Offerhaus (1987-1991) |
2. | Drs. R.E.O. Ekkart [waarnemend] (1991-1992) |
3. | Dr. J.A. Brandenbarg (1992-1998) |
3. | Prof. Dr. W. Crouwel [waarnemend] (1998-1999) |
4. | Mw. Drs. M.C. van der Sman (1999-heden) |
| |
Stichting Vrienden van het Museum van het Boek
De actieve Vriendenstichting van het Museum bestaat uit 1170 leden. De huidige voorzitter is Theo Laurentius. Arne Steenkamp is de penningmeester en Liesbeth Croiset- van Uchelen-Brouwer de secretaris. Twee keer per jaar verschijnt het blad Leeslint, dat de Vrienden thuisgestuurd krijgen. Voor de vrienden worden speciale vriendendagen georganiseerd. Bovendien hebben de vrienden gratis toegang tot het museum.
Informatie over lidmaatschap en vriendenactiviteiten: Chris van der Ham (tel.: 070-3462700).
Zie ook p. 277
| |
| |
Plattegrond van de begane grond van het verbouwde museum (Architektencombinatie Bos Rossdorff Wiebing, Den Haag).
De Etspers zoals te zien op de vernieuwde educatie-zolder, pentekening ca. 1961 (collectie mm).
Plattegrond van de educatie-zolder (Architektencombinatie Bos Rossdorff Wiebing, Den Haag).
| |
Het verbouwingsplan
De verbouwing behelst vier ingrijpende zaken:
1. Renovatie pand 30
Nieuw trappenhuis met lift, restauratie stijlkamers, beneden en boven. Betere publieksvoorzieningen: invalidentoegang, nieuwe toiletgroep en een koffieruimte (realisatie juli 2001). In de kelder komt expositieruimte voor accenttentoonstellingen (realisatie september 2001) en een reconstructie van de drukkerij van Jean Francois van Royen (realisatie april 2002).
2. Verbinding pand 30 en 31
Expositieruimten op de gehele beletage, die door middel van een nieuwbouw-kubus van 4 × 4 × 4 meter aan elkaar verbonden is (realisatie juli 2001).
Nieuwe vaste presentatie boekgeschiedenis (realisatie april 2002).
3. Depotfunctie koetshuis
Het koetshuis krijgt een multi-functionele leeszaal (overdag leeszaal en 's avonds voor andere activiteiten, zoals lezingen te gebruiken) en een geklimatiseerd depot op de eerste etage (realisatie december 2001). Leeszaal gereed: januari 2002.
4. Educatie-zolder
De zolders van beide panden worden geschikt gemaakt voor workshopruimten. Hier worden het scriptorium (veer), de drukkerij (lood) en de computerwerkplaats (bits and bytes) ondergebracht. Er kunnen maximaal 70 mensen (met name schoolkinderen en studenten) ontvangen worden. Op zolder kan het hele proces van handgemaakt boek, het drukken met losse loden letters tot modern vormgegeven boek aan de hand van praktijklessen gevolgd worden (realisatie april 2002).
| |
| |
| |
Medewerkers van het Museum Meermanno-Westreenianum
Van links naar rechts: Tanja de Boer (conservator), Chris van der Ham (medewerker Interne Dienst), Rien Schouten (hoofd Bedrijfsvoering), Veronique Biere (coördinator/ registrator exlibris en gelegenheidsgrafiek), Helleke van den Braber (registrator), Audrey Hansen (registrator exlibris en gelegenheidsgrafiek), Willy Wagemaker-van der Laan (administratief medewerker), Edith Greuter (medewerker Bibliotheek), Jan van Offeren (hoofd Interne Dienst), Marieke Klapwijk (bibliothecaris), Kees van der Doorn (medewerker Interne Dienst), Marie Christine van der Sman (directeur) en Bertie ter Haar (medewerker Interne Dienst).
Niet afgebeeld op de foto: Yvonne Duijzer-Hagendoorn (management-assistente), Gert Floor (archiefmedewerker), Jos van Heel (conservator), Corrie Kleijnendorst (medewerker bibliotheek), Peter Paalvast (educatief medewerker), Erik van Rossum (registrator exlibris en gelegenheidsgedichten) en Patricia Toet (financieel-economisch medewerker). Foto Jos Uljee, Den Haag
|
|