De Boekenwereld. Jaargang 17
(2000-2001)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 232]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Terug naar Luilekkerland
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Het vergruisde verhaalArie van den Berg stelde in een publicatie uit 1989 dat Nelly Bodenheims Luilekkerland uit 1915 en Chris van Abkoudes Het boek van Luilekkerland van circa 1925 de laatste Nederlandse kinderboeken waren waarin het luilekkerlandverhaal nog integraal werd verteld.Ga naar eind4. Die conclusie was te pessimistisch, maar dat Luilekkerland als zelfstandig verhaal in de twintigste eeuw zijn beste tijd heeft gehad, kan wel worden beaamd.Ga naar eind5. De afzonderlijke luilekkerlandmotieven daarentegen, de rijstebrijberg, de melkrivier, het ‘eetbare’ huis, de gebraden vogels in de lucht en gebraden varkens op de grond, de verjongingsbron, de wijnfontein en bomen met kleren zijn een eigen leven gaan leiden in andere verhalen.Ga naar eind6. Zoals Annie Schmidt Luilekkerland vertimmerde tot een passend uitstapje in de avonturen van Ibbeltje, zo laat Phiny Dick de hoofdrolspelers in haar stripverhaal Olle Kapoen en de sleutel van de Bibelebontse berg (1970) onder meerGa naar margenoot+ Luilekkerland bezoeken.Ga naar eind7. Als we zoeken naar bronnen voor de huidige beeldvorming rond Luilekkerland ontkomen we niet aan Pinokkio, en dan vooral in de Disney-verfilming. Carlo Collodi publiceerde Pinokkio reeds in 1880. Een eerste Nederlandse vertaling kwam in 1900 uit. In 1930 verscheen bij G.B. van Goor in Den Haag De avonturen van Pinokkio, een vertaling van Louise J. van Everdingen met tekeningen van Rie Cramer. Pinokkio laat zich samen met aantal andere ‘domme’ jongetjes meelokken naar Luilekkerland ‘[...] dat op den atlas met den verleidelijken naam van “Speelgoedland” stond aangegeven.’ Tot zijn schrik ondervindt hij dat hij letterlijk een ezel wordt als hij lang in dit oord van luiheid en domheid vertoeft.Ga naar eind8. Luilekkerlandfantasieën zijn ook tot ons gekomen via sprookjes. In de Kinder- und Hausmärchen van de gebroeders Grimm zitten veel elementen die aan Luilekkerland doen denken, zoals het eetbare huisje van de heks in Hans en Grietje.Ga naar eind9. Een minder bekend sprookje als ‘De zoete pap’ eindigt zoals het luilekkerlandverhaal begint. Nadat een op drift geraakte toverkookpot de hele stad onder de pap heeft bedolven, moeten de inwoners zich door de papberg eten om hun woning te bereiken.Ga naar eind10. Het thema van de overstromende pap staat tevens centraal in het kinderboek van Piet Broos, getiteld De berg van rijstebrijGa naar margenoot+ (Rotterdam, ca. 1950). Er gaat overigens geen Luilekkerland achter die berg schuil. Ook twee leugensprookjes van de gebroeders Grimm ‘Das Märchen vom Schlauraffenland’ en ‘Das Ditmarsische Lügenmärchen’ mogen hier niet onvermeld blijven.Ga naar eind11. Zoals de thema's uit Luilekkerland in de loop der tijd zijn losgeweekt van het moederverhaal, zo is het begrip ‘Luilekkerland’ onderweg zijn lading kwijtgeraakt. De verhalenbundel Luilekkerland bij de hand. Met 150 verhalen en vele platen (ca. 1930) heeft nog maar weinig banden met het oorspronkelijke verhaal. Deze bloemlezing bevat zegge en schrijve één verhaal, van S. Maathuis-Ilcken, waarin een land van heerlijkheden vaag aan Luilekkerland doet denken. Er verschenen in deze periode ook enkele curieuze publicaties voor volwassenen, waarin Luilekkerland voor propagandistische doeleinden werd benut. Rond 1900 zag Luilekkerland: uit de nagelaten papieren van Heintje Pikdraad van Broeder Pacificus het licht. Een publicatie onder auspiciën van de ‘Sint-Willi- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
brordes-Vereeniging ter verspreiding van goedkope katholieke volkslectuur’. Heintje Pikdraad, een representant van de ‘Heilige Familie’, gaat in debat met Bram Onrust, een sociaal-democraat die door drank aan lager wal is geraakt. Bram laat Heintje een Duits traktaat lezen waarin de socialistische heilstaat gelijk wordt gesteld aan Luilekkerland. Heintje is aanvankelijk geboeid, maar komt toch tijdig tot inkeer. Als Bram Onrust in de gevangenis belandt en diens gezin tot de bedelstaf vervalt, weet Heintje zeker dat hij de goede keus heeft gemaakt. Een halve eeuw daarvoor figureerde er al een Bram Onrust in een satirisch geschrift waarin Amerika-emigranten werden gehekeld. Het betrof Eene kermisprent, waarop wordt voorgesteld het droevig relaas der miserien op eene reis van geestelijke landverhuizers naar Nieuw-Luilekkerland (Tiel, 1847). Met expliciete verwijzingen naar het historische luilekkerlandverhaal en geïllustreerd met karikaturale tekeningen, worden de gelukzoekers op de hak genomen. Bram Onrust (‘de tweede Jozua’) is de ‘leidsman dezer geestelijke trekvogels’. Op een van de tekeningen staat een typisch luilekkerlandtafereel. Het onderschrift luidt: Ende toen de toorn des Heeren een weinig geweken was, zat Bram onder zijnen wijngaard, ende hij telde zijne schijven ende ziet de geest der droomen kwam over hem van wege de kracht van den wijnstok ende gelijk de zieners van den ouden dag, zag hij in den geest den bloei van het Nieuw-Luilekkerland, ende ziet de gebraden varkens liepen voor zijne voeten ende de gebraden vogels vlogen hem in den mond, ende toen Bram ontwaakte, dacht hij dat het eene ingeving eens Engels was, maar ziet het was eene inblazing des duivels geweest. Want al spoedig bleek dat er nog veel kaf onder het koorn schuilde, ende dat het zaad, op eene steenrots gevallen, was verstikt. Uiteindelijk zal Bram als eerste spijtoptant zijn biezen pakken en naar het moederland terugkeren. Overigens werd in deze periode Luilekkerland ook in positieve zin in verband gebracht met de Nieuwe Wereld.Ga naar eind12. Omstreeks dezelfde tijd kwam de uitgever-auteur G.J. d'Ancona met Luilekkerland. Boertig dichtstuk, met karikatuurplaat (Amsterdam ca. 1845). Hoewel tevens een kinderdichter, wendde d'Ancona zich hier toch vooral tot volwassenen.Ga naar eind13. De auteur houdt de mensen een spiegel voor en leert hen de zucht naar Luilekkerland te beheersen. En dat alles voor 25 cent. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Het hele verhaal te boekDe historische reconstructie van de uitgaven waarin het luilekkerlandverhaal wel integraal werd uitgegeven, wordt gezien de omvang van het materiaal in tweeën gesplitst. Eerst worden de boeken in kaart gebracht, daarna volgen de prenten. Wat opvalt is dat de meest recente uitgaven niet van eigen bodem zijn. Meentje Meys vertaalde in de jaren '80 van de vorige eeuw uit het Duits het prentenboek Mecki in Luilekkerland. Een sprookjesachtig reisverhaal geschrevenGa naar margenoot+ door hem zelf (Weert [1983]) van de schrijver en illustrator Reinhold Escher. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Karikatuurplaat uit: ‘Hocus Pocus’, Eene kermisprent, waarop wordt voorgesteld het droevig relaas der miserien op eene reis van geestelijke landverhuizers naar Nieuw-Luilekkerland. Tiel 1847 (ub Leiden 160 e 11).
Dit dierenverhaal zit, vanwege de vele aanpassingen, op het randje van wat we nog een ‘integraal’ luilekkerlandverhaal kunnen noemen. Mecki het egeltje bezoekt met zijn hamstervriendjes Luilekkerland. Tot zover is er niets aan de hand. Maar dan verschijnt er ene Charly Pinguin die Mecki hinderlijk voor de voeten loopt. Ook wordt het egeltje, vanwege te hard werken, voor straf naar het stroopmeer gestuurd. Hij wordt zelfs even koning van Luilekkerland. Door toedoen van de Belgisch/Nederlandse uitgever Lannoo (Tielt/Utrecht) kwam in de jaren '70 een vertaling van een ander Duits kinderboek op de markt. Irene en Karel in luilekkerland [1972] was geschreven door H.M. Denneborg,Ga naar margenoot+ geïllustreerd door Horst Lemke en vertaald door Liesbeth Linders- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Bakkeren. De auteur voegde enkele eigentijdse elementen toe aan het verder ongewijzigde oerverhaal. Irene en Karel worden bijvoorbeeld op moderne wijze door de lucht vervoerd. Op de plaats van bestemming is aan de bekende geneugten ook het gratis parkeren toegevoegd. In de jaren '50 is het thema springlevend in de kinderliteratuur. Jacob Jansma publiceerde destijds het door hem zelf geïllustreerde Naar luilekkerland: hetGa naar margenoot+ kinderparadijs aan de overkant (Wassenaar 195?). Jansma behoort tot de generatie luilekkerlandauteurs die niet meer de bestaansnood, maar de leerplicht als de belangrijkste drijfveer voor een reis naar het droomland presenteren. Een klas met kinderen wordt in dit verhaal in de verleiding gebracht door simpelweg uit het raam te kijken. Als ze Luilekkerland ontwaren kan de meester de leerlingen niet meer tot bedaren brengen: [de meester:] Kinderen opgelet, uit is nu de pret. Luister netjes naar mij! [de kinderen:] nee!. [de meester:] Kinderen allemaal, wees niet zo brutaal, want de les vangt nu aan! [de kinderen:] NEE! [de kinderen:] Samen eten wij door de rijstebrij en dan zijn we van alles af. Het schoolbord wordt stukgehakt, de rapporten verscheurd en de schooltassen weggeschopt. En dat alles zonder een vermanend slotakkoord. Een scherp contrast daarmee vormt Lui Jetje in Luilekkerland (Den HaagGa naar margenoot+ 1948) van J. Riemens-Reurslag. Dit boekje, bestemd voor kinderen tussen zes en tien jaar, verscheen in de serie ‘Zilv'ren draden’ waarmee de uitgever W.P. van Stockum en Zoon een relatie tussen heden en verleden wilde leggen. Lui Jetje doet alles fout. Ze komt moeilijk uit haar bed en wast zich matig. Ze komt te laat op school en doet daar ook nog eens onvoldoende haar best. Van lekker en veel eten houdt ze. In een droom komt Jetje in Luilekkerland terecht. Als uiteindelijk blijkt dat ze op de school in Luilekkerland niets kan leren, kiest ze eieren voor haar geld. Ze besluit in het vervolg gehoorzaam en ijverig te zijn. In ditzelfde genre verscheen bij uitgeverij Selecta in Den Haag een wat merkwaardig berijmd prentenboek: Moortje Nikker in Luilekkerland (ca. 1950),Ga naar margenoot+ met een tekst van P.W. Henrad en gekleurde illustraties van Froukje van der Meer. Moortje gaat met zijn Chinese vriendjes en een kangoeroe naar Luilekkerland waar het eten in de rondte vliegt. Hij doet het in een mandje en neemt het mee naar zijn eigen land, waarmee Afrika bedoeld zal zijn. Daar opent hij een tentje en schenkt (of verkoopt) het eten (koek en marsepein) aan mensen en wilde beesten. De strekking van dit verhaal blijft onduidelijk. Voor de Tweede Wereldoorlog verscheen bij G.B. van Goor in Gouda een aantal luilekkerlanduitgaven, waarvan het berijmde prentenboek LuilekkerlandGa naar margenoot+ van schrijfster en illustratrice Rie Cramer uit 1934 met recht een mooi voorbeeld is. In lijn met Cramers idealistische wereldbeeld is er hier geen sprake van een met moralisme beladen verhaal, maar van een vrijblijvende verbeelding: Kindertjes, kom er eens eventjes bij.
Wil je wat meer van Luilekkerland weten?
Schuif dan maar bij,
en luister naar mij.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
1. Ibbeltje en haar moeder bij het ‘eetbare huisje’ in Luilekkerland, getekend door Fiep Westendorp. Uit: Annie M.G. Schmidt, Ibbeltje, Amsterdam-Antwerpen 1999, p. 231.
2. Phiny Dick, Olle Kapoen en de sleutel van de Bibelebontse berg. Geïllustreerd door Phiny Dick. Groningen 1970 (Collectie Frits Booy).
3. Omslag van: Piet Broos, De berg van rijstebrij. Geïllustreerd door Piet Broos. Rotterdam [ca. 1950] (Collectie Frits Booy).
4. De speelgoedboom uit: Mecki in Luilekkerland. Een sprookjesachtig reisverhaal, geschreven door hem zelf. Geïllustreerd door Reinhold Escher. Vertaald uit het Duits door Meentje Meys. Weert [1983] (kb Den Haag bj esch).
5. Heinrich Maria Denneborg, Irene en Karel in luilekkerland. Uit het Duits vertaald door Liesbeth Linders-Bakkeren. Geïllustreerd door Horst Lemke. Tielt [etc.] [1972] (kb Den Haag bj 13136).
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Het kasteel van koek, suiker en chocola, uit: Jenny de Bloeme, De reis naar het wonderland. Geïllustreerd door kriwub (= Bruno Grimmer). Gouda [1924] (kb Den Haag bj z 0194).
Aan het slot van een lekker makende beschrijving volgt een ruimhartige uitnodiging: Zo gaat het in Luilekkerland!
Van bruine suiker is het zand,
Dat zou ik haast nog zijn vergeten.
En wil je er nog meer van weten?
Dan moet je zelf maar eens gaan kijken,
Of 't je zou lijken.
T. Nijland liet enkele jaren daarvoor de kinderen met het openbaar vervoer naar Luilekkerland reizen. In zijn geïllustreerde rijmvertelling onder de titelGa naar margenoot+ Met de trein naar Luilekkerland (met tekeningen van Peter Lutz) (Zwolle ca. 1930) worden de ‘NS-reizigertjes’ in de watten gelegd. Een ware utopie. In Luilekkerland rijden locomotieven,
Waarin men lekkers bakt naar believen.
Gebakjes, cake in overvloed van keus,
Staan in 'n wip voor de passagiers hun neus.
In Luilekkerland aangekomen, kunnen de kinderen zich verplaatsen met auto's die op limonade rijden. Ga naar margenoot+ Eveneens bij Van Goor verscheen De reis naar het wonderland (1924) van Jenny de Bloeme, met illustraties van Bruno Grimmer. Drie kinderen en een hondje besluiten 's nachts op zoek te gaan naar het wonderland waar oma hun over heeft verteld. In een groot kasteel, bestaande uit koekjes, suiker en chocola ontmoeten ze de koning. De kok bereidt hun een heerlijke maaltijd. Daarna worden er spelletjes gedaan. Als ze huiswaarts keren, stellen de kinderen vast dat dit geweldige land het uiteindelijk toch moet afleggen tegen het gezelschap van hun grootmoeder. In de tijd waarin het uiterlijk van het kinderboek een artistieke impuls kreeg, publiceerde een van de ‘Amsterdamse Joffers’, de kunstenares Nelly Bodenheim,Ga naar margenoot+ het kinderboek Luilekkerland. Het verscheen in 1915 bij haar vaste uitgeverGa naar margenoot+ S.L. van Looy in Amsterdam. Haar rijmverhaal is klassiek, maar de typo- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Chris van Abkoude, Het boek van luilekkerland. Geillustreerd hoor Reinhold Hansche. Den Haag [1912] (kb Den Haag bj 0610).
grafie en de geïntegreerde afbeeldingen zijn in het licht van wat er voor en na verscheen zeker oorspronkelijk te noemen.Ga naar eind14. Chris van Abkoude publiceerde Het boek van luilekkerland (Den Haag [1912]) nog vóór Pietje Bell en Kruimeltje. De door Reinold Hansche ontworpen kleurenlitho's maken het werk bijzonder, de tekst is vrij stereotiep. Van Abkoude beschreef in lichtvoetig proza alle traditioneleGa naar margenoot+ elementen: gebraden vogels, vissen en varkens, een wijn- en limonadefontein, een melk- en broodjesbeek, een snoepregen, huizen van koek, hekken van worsten en bomen met kleding. Kort daarvoor (omstreeks 1900) bracht de Amsterdamse uitgever Jan Vlieger als een van zijn vele ‘schellings-prentenboeken’Ga naar margenoot+ Luilekkerland in zwart-wit en kleur op de markt.Ga naar eind15. Ga naar margenoot+ Lui Jetje van J. Riemens-Reurslag is de tegenhanger van de oudere LuieGa naar margenoot+ Hannes, de hoofdrolspeler in Hans, die luilekkerland gaat zoeken (Amsterdam [1905]). Mevrouw van Osselen-Van Delden vertaalde dit werk van Heinrich Meise (de Duitse uitgave dateert uit 1904) uit het Duits. De tekeningen waren van Gertrud Caspari. Ook bij Hannes veroorzaakte Luilekkerland een ommekeer in zijn leven. Een belangrijk verschil is wel dat Hannes al tot dat inzicht komt vóór hij zijn bestemming heeft bereikt. Ook de producenten van reclameboeken voor de jeugd, actief vanaf het begin van de twintigste eeuw,Ga naar eind16. maakten zich meester van Luilekkerland. Hoewel we in dit genre vooral aanprijzingen voor lekkernijen als snoepgoed zouden verwachten, toont het voorbeeld aan dat ook heel praktische productenGa naar margenoot+ in aanmerking kwamen. In Hans en Grietje in Luilekkerland (ca. 1910) prijkt midden in het verhaal een advertentie voor ‘Kogels schoeisel’. Teruggravend in de negentiende eeuw stuiten we pas weer na zo'n vierGa naar margenoot+ decennia op een nieuwe vondst: Het reisje naar Luilekkerland, uitgegeven in Amsterdam bij P.M. van der Made, vermoedelijk omstreeks 1857/1858.Ga naar eind17. Het bevat enkele handgekleurde houtgravures van een onbekende illustrator.Ga naar eind18. In dit verhaal staat het eten door de rijstebrijberg symbool voor de ‘zwarigheden’ die de kinderen op hun levenspad zullen aantreffen. Als ze de weg door de tunnel succesvol afleggen, zullen ze een ‘nuttig lid in de Maatschappij’ worden. Ongeremde genietingen in dit Luilekkerland worden door allerlei morele opschriften onderweg gesmoord. Toch is het luilekkerlandverhaal in de negentien- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
1. Jacob Jansma, Naar luilekkerland: het kinderparadijs aan de overkant. Geïllustreerd door Jacob Jansma. Wassenaar [ca. 195X] (kb Den Haag bj z 1848).
2. J. Riemens-Reurslag, Lui Jetje in Luilekkerland. Geïllustreerd door Toby Vos. Den Haag 1948 (Zilv'ren draden 1) (kb Den Haag bj riem).
3. P.W. Henrad, Moortje Nikker in Luilekkerland. Geïllustreerd door Froukje van der Meer. Den Haag 1950 (kb Den Haag Ki 9656).
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
1. Rie Cramer, Luilekkerland. Geïllustreerd door Rie Cramer. [Gouda] [1934] (Prentenboekjes 4) (kb Den Haag bj 26179).
2. T. Nijland, Met de trein naar Luilekkerland. Geïllustreerd door Peter Lutz. Zwolle [ca. 1930] (Collectie Frits Booy).
3. Terug uit Luilekkerland in de armen van Grootmoeder, uit: Jenny de Bloeme, De reis naar het wonderland. Geïllustreerd door kriwub (= Bruno Grimmer). Gouda [1924] (kb Den Haag bj z 0194).
4. De jeugdfontein, uit: Nelly Bodenheim, Luilekkerland. Amsterdam [1915] (kb Den Haag Ki 2511).
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Twee houtsneden uit: Nieuwe reis naar Luilekkerland. Rotterdam [tussen 1816-1849]. (Afgedrukt in: Ars Folklorica Belgica. Noord- en Zuid-Nederlandse volkskunst. Antwerpen-Amsterdam 1956, p. 13).
de eeuw niet geheel bezweken onder de ‘Brave-Hendrik-pedagogiek’. In het geheel niet belerend is namelijk het met houtsneden gelardeerde De nieuwe reis naar Luilekkerland, dat Jan Baptist Ulrich te Rotterdam in de eerste helft van de negentiende eeuw als ‘Geschenk voor lekkere kinderen’ aanbood. Gezien het formaat (16o) en de geringe omvang (8 folia) is het misschien oorspronkelijk bedoeld als bijwerkje voor een almanak.Ga naar eind19. De lichtvoetigheid van dit verhaal wordt deels verklaard door het feit dat Ulrich of de anonieme auteur zich waarschijnlijk heeft laten inspireren door het genre van de volks- en kinderprenten. Van een van de vroegst bekende negentiende-eeuwse kinderboeken met het luilekkerlandthema, Vertelling van eenen kindervriend, met eene beschrijving van Luilekkerland, is helaas geen exemplaar bekend. De titel wordt genoemd in een boekenlijstje achterin het Nieuw leerzaam letterschuurtje, ten geschenke voor vlijtige kinderen, uitgegeven door J. Zender in Dordrecht (ca. 1835). Daaruit blijkt dat het werkje zowel verkrijgbaar was met kleuren- (voor 12,5 cent) als met zwart-witafbeeldingen (voor 10 cent). Misschien dat dit 16o-werkje eveneens als almanakbijwerk nog eens boven water komt.Ga naar eind20. Toen H. Lagerweij in 1847 de failliete boedel van zijn plaatsgenoot J. Zender overnam, was het boekje (voor 12 cent) nog steeds te koop.Ga naar eind21. Vanaf hier stokt de reconstructie, en dat is des te verwonderlijker omdat we voor de eerste helft van de negentiende en de hele achttiende eeuw over grondige bibliografische inventarisaties beschikken.Ga naar eind22. In Huiskamp is de genoemde uitgave van J. Zender in Dordrecht de enige oogst. In de bnk en Lust en lering ontbreekt elk spoor. Werd in het verlicht-pedagogische klimaat van de achttiende en begin negentiende eeuw een fantasieverhaal als Luilekkerland niet deugdzaam genoeg geacht voor de opvoeding van het jonge kind? Voor een deel ligt het probleem wellicht in de verschijningsvorm. Als onderdeel van een convoluut, verzamelwerk of almanak vallen luilekkerlandteksten minder op. Illustratief is in dat verband het katern met het luilekkerlandverhaal dat onderdeel was van een verder onbekende Friese almanak uit de achttiende eeuw.Ga naar eind23. Uit ca. 1700 dateert bovendien een convoluut met elf afzonderlijke ver- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Het af-vaaren van het vol en zoet geladen schip Sint Reyn-Uyt, zeylende met een altyd goede wind naar de aangename contreije van Luylekker-Land. Met een beschryvinge des selve lands, [z. pl. ca. 1700]. (kb Den Haag 174 k 67 (1)).
maaksteksten, waaronder het anonieme Het af-vaaren van het vol en zoet geladen Schip Sint Reyn-Uyt, Zeylende met een altyd goede Wind naar de aangename Contreije van Luy-lekker-Land. Met een beschryvinge des selve Land. Dit boekje bestaat uit slechts 8 folia in 16o. Dat het hier gaat om een verzameling almanakbijwerkjes blijkt uit het voorwoord van een ander katern onder de titel: De kwakzalver op de markt: Goede Leezer, ik heb niet kunnen na-laten, om dit stukje hier in te stellen, want (zoo my dunkt) mag het om zyn aardigheyt, wel een plaats in deezen Almanach hebben, hoopende dat'er veel van gekogt zullen werden; Leest het dan met aandagt, en vaar wel. De auteur van de luilekkerlandtekst beweert dat het deze winter wel ‘kout sal wesen’, zelfs ‘kouder als 't te Somer was’. Hij neemt de lezers mee naar ‘Wellustige Contreie’. Het ‘Schip Reyn-uyt’ brengt hen naar ‘Luy-Lecker-Lant’.Ga naar eind24. De berooide bemanning van dit schip vertoont sterke gelijkenis met die van het laatmiddeleeuwse narrenschip van Sebastian Brant. We treffen ‘Jan Al-verteert’, als admiraal aan, naast ‘Klaes Heb-niet’ als kapitein en ‘Roelof veel berooyt’ als luitenant en ‘Willem Snap-op’ als vaandrig. Een tekst waarin eveneens een schip de maatschappelijk onaangepasten wegvoert, staat in de verzamelbundel Veelderhande geneuchlijcke dichten [...] gedrukt in 1600 bij Jan van Ghelen in Antwerpen. Het is deze bundel waarin ook de oudste Nederlandse luilekkerlandtekst uit 1546 is opgenomen. Daarover straks meer. De bedoelde tekst luidt Ghenoeghlijcke pelgrimagie ofte bevaert tot sinte Heb-niet, diemen doet met het schip Armoede. Ook in later eeuwen dobbert dit uitschot richting Luilekkerland voort. De onderschriften bij de achttiende-eeuwse prent Het nieuwe Vermaakelyk Luy-lekker-land van Joannes (II) Kannewet en de negentiende-eeuwse navolging van Jan de Lange jr. in Deventer getuigen daarvan. Het gaat hier om een aan het Luilekkerland verwante vastenavondtekst, met een soortgelijke geschiedenis van reproducties en adaptaties. Interessant is, dat ze beide zijn terug te voeren op één bron.Ga naar eind25. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
1. De koning van Luilekkerland, uit: Nelly Bodenheim, Luilekkerland. Amsterdam [1915] (kb Den Haag Ki 2511).
2. Het klerenbos, uit: Chris van Abkoude, Het boek van luilekkerland. Geïllustreerd door Reinhold Hansche. Den Haag [1912] (kb Den Haag bj z 0610).
3. De broodjesboom en melkrivier, uit: Chris van Abkoude, Het boek van luilekkerland. Geïllustreerd door Reinhold Hansche. Den Haag [1912] (kb Den Haag bj z 0610).
4. Luilekkerland. Amsterdam [190x], (Neerlands prentenboek) (Stadsbibliotheek Haarlem).
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Verhael met den Almanach van het Luylecker-landt, daer men de kost cruijcht sonder wercken. Antwerpen 1692 (Stadsbibliotheek Antwerpen c 101780 (1)).
Als we over de grenzen kijken, vinden we een interessante uitgave in dezelfde sfeer: Verhael met den Almanach van het Luylecker-landt, daer men de kost cruijcht sonder wercken (Antwerpen, Jacob Mesens, 1692). De gelijkenis zit hem niet alleen in het formaat (16o) en de omvang (8 folia) maar ook in de aard van de teksten. De eerste van de twee luilekkerlandgedichten handelt over broeder Luyaert, de patroon van Luilekkerland. Het tweede is een spot-ordonnantie - in de sfeer van het vastenavondrepertoire - waarin Luilekkerland wordt beschreven. De tien houtsneden die het geheel verluchten, roepen sterke associaties op met de voorstellingen die we straks op de volksprenten nog tegen zullen komen. Daarmee zijn we gekomen bij de oudste uitgave van het integrale luilekkerlandverhaal. In de populaire en veel herdrukte verzamelbundel Veelderhande geneuchlijcke dichten, tafelspelen ende refereynen staat de prozatekst Van 't Luyelecker-landt die in 1546 is ontstaan. Het jaartal kan afgeleid worden uit de spotdatering in de titelomschrijving: Ende is nu eerst ghevonden in 't jaer doe men schreef duysendt suyckerkoecken, vijfhondert eyervladen ende sesenveertich gebraeden hoenderen, in de wijnmaent doe de pasteyen wel smaeckten.Ga naar eind26. De tekst bevat een met moraal beladen motto aan het begin en achtregelig vers aan het eind. Beide teksten zijn in latere werken, zoals in dat van Nelly Bodenheim, nogal eens geparafraseerd. Het motto luidde: ‘Luy en lecker en veel te | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Afsluitend achtregelig vers van “Van 't Luye-leckerlandt”, uit: Veelderhande geneuchlijcke dichten, tafelspelen ende refereynen. Antwerpen 1600 (ub Gent Res. 504).
meughen/ Dat zijn drie dinghen die niet en deughen.’ Het vers gaat (in de hertaalde versie) als volgt: Dit verhaal is door de ouden opgeschreven
En tot onderwijs aan de jongeren doorgegeven,
Die gewend zijn om een lui en lekker leven in te richten,
Onmatig en zorgeloos in alle opzichten,
Die moet men naar Luilekkerland verwijzen,
Waar hun onmatigheid de pan uit kan rijzen,
Opdat ze oog krijgen voor eerlijk werk,
Want niets uitvreten maakt niemand sterk.Ga naar eind27.
Das Schlauraffenlandt. Houtsnede van Erhard Schön, rijmtekst van Hans Sachs. Neurenberg 1530. (Österreichische Nationalbibliothek Wenen, l 6/48) (Afbeelding uit: M. Geisberg, The German single-leafed woodcut, 1500-1550. München 1994, nr. 1193).
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
de Duitse rijmprent Schlauraffenlandt uit 1530, waarvan de tekst van de hand van de dichter en toneelschrijver Hans Sachs is en de houtsnede door Erhard Schön werd vervaardigd. De Nederlandse prozatekst is een meer uitvoeriger, gedetailleerde en humoristische bewerking van de Duitse rijmtekst. Beide waren een product van de schriftcultuur, met de daarbij behorende verwijzingen, ontleningen en adaptaties. Sachs baseerde zich op twee vroegzestiende-eeuwse Duitse teksten.Ga naar eind28. Sachs' tekst werd ook onafhankelijk van de prozatekst in Nederlandse verzen vertaald en in de vorm van volks- en kinderprenten verspreid. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Het beeldverhaalNog in 1992 verscheen van de hand van schrijver en illustrator Wim Hofman een kinderprent met de titel Naar luilekkerland (Bussum, Moon Press, 1992).Ga naar margenoot+ Dit initiatief was een nostalgische terugblik naar de traditie van de oortjes- of centsprenten, waarvan de bloeiperiode in de achttiende en de negentiende eeuw lag. Hofman heeft het luilekkerlandverhaal op een eigentijdse en kolderieke manier verwoord en verbeeld. In de rijmprent is sprake van ijzeren motieven (‘In dit land heb je nooit meer honger/ Je wordt niet ouder, wel steeds jonger’), maar ook van onvermoede wendingen (‘En daar is warempel Sinterklaas/ Met een boot vol speculaas’). Dat het hier om een uitzonderlijke uitgave gaat, blijkt uit het feit dat we voor een volgende luilekkerlandprent ver terug moeten in de geschiedenis. En zelfs dan is het moeilijk zoeken. Dit soort volksen kinderprenten behoort tot de categorie efemeer drukwerk, waarvan de overlevingskans gering is. Volgens Maurits de Meyer is de reeds genoemde Duitse rijmprent Schlauraffenlandt uit 1530 voor de Nederlandse luilekkerlandproductie van groot belang geweest. De Meyer traceerde zo'n dertigtal prenten met dit thema, verschenen bij een twintigtal verschillende uitgevers van de zeventiende tot en met de negentiende eeuw. Het aantal houtsneden per prent kon uiteenlopen van 1 tot 24. Veel houtblokken werden eeuwenlang gebruikt.Ga naar eind29. Zoals we zagen dateert de oudst bekende luilekkerlanduitgave in boekvorm, bestemd voor kinderen, uit circa 1835. Een relevante vraag is of de prenten eigenlijk al eerder expliciet voor kinderen waren bestemd. De Meyer stelt dat reeds in de achttiende eeuw de definitieve overgang van de volksprent naar de kinderprent heeft plaatsgevonden.Ga naar eind30. Hij nuanceert die bewering vervolgens weer door te stellen dat de term kinderprent eigenlijk te eng is. Het gaat om aangepast materiaal dat oorspronkelijk bedoeld was voor een veel breder publiek van alle leeftijden. De prent Het nieuwe vermakelijke Luilekkerland die in de eerste helft van deGa naar margenoot+ negentiende eeuw bij Jan de Lange jr. in Deventer werd gedrukt, is anders dan verwacht zou worden niet per se bestemd voor een publiek van kinderen. Bovendien ontbreekt een opvoedkundige moraal. De aanhef luidt ‘Komt jongens wilt u nu begeven, naar dit land vol van geneugt’. De uitgave gaat terug op een achttiende-eeuwse prent van de Amsterdamse boekverkoper Joannes (II) Kannewet (werkzaam van 1725-1780): Het nieuwe vermaakelyk Luy-lekker-land. De houtblokken verschillen, maar de voorstellingen en de berijmde teksten | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Detail van Het nieuwe vermaakelyk Luy-lekker-land. Amsterdam [tussen 1725-1780]. Uitgegeven door de Wed. van Gijsbert de Groot, nr. 72. Houtsnede (Rijksprentenkabinet Amsterdam Coll. Waller l).
Die Lui en Lekker is, moet zich op reis begeeven, om in Lui-lekker-land als al de rest te leeven. Amsterdam [tussen 1757-1787]. Uitgegeven door de Wed. van Jacobus van Egmont, nr. 51. Houtsnede. (Stichting Atlas van Stolk Rotterdam 3796).
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
zijn identiek. Het is aannemelijk dat de blokken van Kannewet reeds in de zeventiende eeuw voor prentuitgaven zijn gebruikt.Ga naar eind31. In al die tijd heeft zich in deze volksprent geen zichtbare overgang naar een jeugdiger publiek geopenbaard. In het eerste onderschrift van Die Lui en Lekker is, moet zich op reis begeeven, in de tweede helft van de achttiende eeuw door de Erven wed. Jacobus (I) van Egmont (werkzaam in de periode 1757-1787) op de markt gebracht, worden daarentegen wel kinderen aangesproken: ‘Lustig, Kinderen, nu met hoopen/Door den Bry-Berg heen gekroopen’. Conform de opvoedkundige idealen in die tijd eindigt de prent met een moraal: Die dit Mooi meest kan behaagen,
Moet maar voort gaan, in zyn Tyd.
Na het Land van Luijigheid:
Eind'lyk zal hy ondervinden
Dat hem de Armoed' nog zal binden
Aan haar Zorg, Verdriet en Leed,
Mooglyk eer hy 't denkt of weet.
De houtsnede zou gedrukt zijn van een zeventiende-eeuws blok.Ga naar eind32. Deze rijmprent is weer familie van Het Nieuwe vermakelijk Luylekker-land, waarvan in het begin van de achttiende eeuw bij de weduwe van Gijsbert de Groot in Amsterdam een editie verscheen. Later, waarschijnlijk na 1739, verscheen een ongewijzigde herdruk van de prent bij Joannes (II) Kannewet. De aanhef mikt op een jong publiek: Hier ziet gy Jeugd en Kinders siet
Tot elks vermaak en zoet plezier
Luy-lekkerland vol genugten
Zonder zorg en vol van vrugten.
De genietingen worden in dit geval niet gevolgd door een zedenles.Ga naar eind33. Dezelfde houtsnede was echter ook met een ander, veel uitvoeriger vers gepubliceerd onder de titel Wie luy en lecker is/ Die moet na 't Leckerlandt. Omdat het impressum de Erven weduwe Gijsbert de Groot in Amsterdam vermeldt, moet de prent ergens tussen 1717-1739 zijn gedrukt. De tekst is een getrouwe, berijmde vertaling van de Duitse rijmprent van Hans Sachs uit 1530.Ga naar eind34. Kinderen spelen hierin geen rol. Blijkens de slotformule, die overigens ook in de prozatekst uit 1546 (gedrukt in 1600) voorkomt, richt de auteur zich tot jongelingen: ‘Dit Gedicht is van den Ouden Beschreven/ Ende tot onderwijs der Jongers gegeven’.Ga naar eind35. Desalniettemin lijkt dit een eerste stap op weg naar een verjonging van het beoogde publiek.Ga naar eind36. Bij vergelijking van de houtsneden valt op dat in de prent van Schön, evenals in de tekst van Sachs, het op de prent van de Weduwe de Groot voorkomende schip naar Luilekkerland (Reinuit) ontbreekt. Kennelijk is dit motief in de loop van de zestiende of zeventiende eeuw aan de tekstuele en iconografische verbeelding van Luilekkerland toegevoegd.Ga naar eind37. Ook op de houtsnede van Van Egmont maakt het schip overigens geen deel uit van de voorstelling. Een andere variant is de vroeg-achttiende-eeuwse prent Nieuw vermakelyk | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Detail van Nieuw vermakelijk Leuy-Lekkerland, Daar sig de Leuijaart in bevand, Amsterdam [tussen 1692-1717]. Uitgegeven door de J. Kannewet, nr. 72. Houtsnede (Rijksprentenkabinet Amsterdam Coll. Waller L).
Leuy-Lekkerland/Daar sig de Leuijaart in bevand, afkomstig van de firma (de weduwe) Gijsbert de Groot. De uit 32 verzen bestaande tekst begint met ‘Den ijver tot het lekker leven/ Doet my na 't Luije Land toe streven’. In het derde vers wordt weliswaar de ‘Jeugd’ aangesproken, maar is zeker niet het jonge kind bedoeld. De acht prentjes verbeelden alle klassieke thema's uit de luilekkerlandtraditie. Ook deze prent is in de achttiende en negentiende eeuw veelvuldig nagevolgd.Ga naar eind38. In de achttiende eeuw zijn er dus wel degelijk luilekkerlandprenten voor kinderen voorhanden. Of we de voorlopers uit de zeventiende eeuw echter al als kinderprenten moeten aanmerken, blijft bij gebrek aan overgeleverd materiaal een moeilijk te beantwoorden vraag. Het feit alleen dat de houtblokken uit die eeuw dateren, is niet voldoende, de aard van de tekst is hier bepalend.Ga naar eind39. Verder terug naar de zestiende eeuw verruilen we de volksprenten voor kunstprenten. Een betekenisrijk voorbeeld is de kopergravure die Pieter van der Heyden omstreeks 1568 naar een schilderij van Pieter Bruegel uit 1566-1567 vervaardigde. Bruegel zou zich op zijn beurt hebben laten inspireren door een prent van Pieter Balten. Het schilderij en de spiegelbeeldige prent van Van derGa naar margenoot+ Heyden, beide Luilekkerland getiteld, behoren tot de vroegste Noord-Nederlandse voorstellingen van Luilekkerland.Ga naar eind40. Om de tafelboom liggen als spaken van een wiel om de naaf een boer, een soldaat en een geleerde. Luilekkerland is kennelijk voor alle standen. De geleerde (of student) draagt een dure mantel en ligt met zijn handen kruiselings onder zijn hoofd. Boek en papier zijn binnen handbereik. Met de mond open kijkt hij omhoog om de laatste druppels uit de omgevallen wijnkruik op te vangen, een verwijzing naar de wijnfontein. Naast hem ligt, met de rug naar de toeschouwer op zijn dorsvlegel, een eenvoudige doch goedgevulde boer. Vervolgens ligt er een met een lans bewapende soldaat in een broek met strepen en een maliënkolder. Op de achtergrond van de voor- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Pieter van der Heyden (naar Pieter Bruegel), Luilekkerland, ca. 1568. Kopergravure (Rijksprentenkabinet Amsterdam rp-p-1902-a-22420).
stelling is de melkzee zichtbaar. Het dak van het huis is bedekt met vlaaien. Het slachtrijpe varken loopt met een mes in zijn rug. In de boekweitbrijberg is een man bezig zich met een lepel naar buiten te eten. Het ontbreken van een koopman of burger in deze voorstelling deed de volksverhaal-onderzoeker Theo Meder vermoeden dat Bruegel hier bewust de ‘hardwerkende poorter’ boven de luie vechters, ploegers en bidders plaatste.Ga naar eind41. Het onderschrift bij de prent van Van der Heyden geeft enige voeding aan die interpretatie: Die daer [Luilekkerland, JS] luij en lacker sijt boer crijsman oft clercken
die gheraeckt daer en smaeckt daer van als sonder werken
Die tuijnen sijn worsten die huijsen met vlaijen
cappuijnen en kieckens t vliechter al ghebraijen.
De banden met de orale cultuur zijn zichtbaar in de verbeelde spreekwoorden. Een paar voorbeelden: Daar zijn de daken met vlaaien bedekt (overvloed, Luilekkerland); Naar het hennenei grijpen en het ganzenei laten lopen (de slechte keuze maken); Het varken is door de buik gestoken (het is afgesproken werk); Een stok in het wiel steken (moedwillig dwarsbomen); In het harnas steken (woedend zijn) of Tot aan de tanden bewapend (vastberaden in aanpak); Tussen hemel en aarde hangen (zich in een lastig parket bevinden). Er zijn evidente overeenkomsten tussen de prent van Van der Heyden (naar Bruegel), de rijmprent van Hans Sachs en de Nederlandse prozatekst uit 1546.Ga naar eind42. Maar niet alle motieven in het schilderij van Bruegel zijn aan deze teksten ontleend. Zo vinden we bij Sachs en in de prozatekst van 1546 geen pannekoekencactus en een tweevoetig dopei.Ga naar eind43. In het oog springt ook het verschil dat bij Bruegel de boeren meeluieren, terwijl in de Nederlandse prozatekst uit 1546 de boeren, als onderdeel van de vele luilekkerlandgeneugten, aan de bomen hangen tot ze rijp genoeg zijn om voor anderen te werken. Meder stelde | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Het schip van Sint Reijnuut. Amsterdam [ca. 1525-1530]. Houtsnede (Rijksprentenkabinet Amsterdam rp-p-1932-119).
dat dit detail, waaruit een (elitair) stedelijke opvatting spreekt, voor de positionering van de auteur van de tekst en het publiek van belang is.Ga naar eind44. Bruegel heeft kortom uit een breder repertoire geput en met zijn paneel Luilekkerland een eigen vorm en moraal gegeven. Toch hebben de volks- en kinderprenten meer gemeen met de prent van Schön dan met die van Van der Heyden. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Veelvormige verhaalmotievenEigenlijk is de geschiedenis van de veranderende luilekkerlandmotieven een apart onderzoek waard. Hier zal ter illustratie slechts één onderwerp worden uitgelicht, namelijk het eerdergenoemde schip van Sint Reinuit, dat gebruikt werd voor het transport naar Luilekkerland. Sint Reinuit (= alles op) is vanaf de late Middeleeuwen de ‘beschermheilige’ van de drinkebroers en uitvreters. Ook wordt hij geregeld als eigenaar van een narrenschip gesignaleerd.Ga naar eind45. Reeds in Sebastian Brants' Narrenschif (1494) is er sprake van een gezelschap van zotten en dwazen dat per schip naar ‘Narragonia und Schluraffenland’ vaart.Ga naar eind46. In het Antwerps Liedboek van 1544 wordt aan het gilde van de dronkaards de volgende raad voorgehouden: ‘Wilt sinte reynwts vaert vaeren,/ Tschip leyt buyten de stadt’.Ga naar eind47. In een grote Noord-Nederlandse prent, die in de jaren ca. 1525-1530 in Leiden is vervaardigd en bij Doen Pietersz in Amsterdam verscheen, staat het schip van ‘Sint Reijnuut’ centraal. Dit pelgrimsschip is op weg naar het heiligdom van Sint Reinuit. Ook hier wordt duidelijk gemaakt dat deze | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
1. De vloer in het snoephuis, gemaakt van borstplaat en fondant, uit: Luilekkerland. Amsterdam [190x], (Neerlands prentenboek) (Stadsbibliotheek Haarlem).
2. Heinrich Meisse, Hans, die luilekkerland gaat zoeken. Geïllustreerd door Gertrud Caspari. Vertaald uit het Duits door mevrouw Van Osselen-van Delden. Amsterdam [1905] (kb Den Haag xkz 001).
3. Hans en Grietje in Luilekkerland. [Den Haag etc.?] [ca. 1910] (Collectie Frits Booy).
4. Het reisje naar Luilekkerland. Amsterdam [ca. 1857/1858]. Met handgekleurde houtgravures (Collectie Frits Booy).
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
spotheilige de patroon is van de dronkaards. Allerlei vormen van onmatigheid (drank, sex en spel) worden in de begeleidende tekst op de hak genomen. Voornaamste doelwit is de inhalige kerk. Luilekkerland speelde in deze prent echter geen rol.Ga naar eind48. In de vijftiende- en zestiende-eeuwse rijm- en prozateksten die Pleij heeft beschreven, is er nog geen sprake van een schip dat de mensen naar Luilekkerland brengt. In de zeventiende-eeuwse tekst Het af-vaaren van het vol en zoet geladen Schip Sint Reyn-Uyt (ca. 1700) is dat motief echter wel toegevoegd. Diegene die de winter wil ontvluchten Die kan sich op 't Schip Sint Reyn-uyt
(Alleen gesteld om, door de baren
Al sulck een Volck daer heen te varen)
Maar vinden laten abondant
En varen naer 't Luy-Lecker-Lant.
In de achttiende-eeuwse volksprent van Kannewet en de negentiende-eeuwse navolging van Jan de Lange jr. begint de reis naar Luilekkerland eveneens met het schip ‘Rijnuit’. Bij de rijmprenten die terug gaan op Hans Sachs bleek in die van de Amsterdamse firma De Groot een schip in de voorstelling te zijn opgenomen. De houtblokken voor deze prenten zouden al uit de zeventiende eeuw dateren. Ergens in de zeventiende eeuw moeten het verhaal van Luilekkerland en het gilde van Sint Reinuit elkaar ontmoet hebben. Het schip is in de negentiende- en twintigste-eeuwse kinderliteratuur een populair vervoermiddel gebleven. In het negentiende-eeuwse werkje van Van der Made worden Pieter en zijn vriendjes eerst per koets vervoerd, maar is er later ook sprake van een scheepje waarmee een zee van chocolade wordt bevaren. In de Nieuwe Reis naar Luilekkerland van Ulrich en het Luilekkerland in het prentenboek van Jan Vlieger wordt een zeilschip ingezet. Vervolgens zijn er nog allerlei andere varianten beproefd zoals een droomschip (Denneborg [1972]). Als het schip niet vaart zijn er genoeg alternatieven voorhanden: paard en wagen, de trein en desnoods een bezemsteel. | ||||||||||||||||||||||||||||||
De moraal van het verhaalWanneer we het meanderende luilekkerlandverhaal zo'n vijf eeuwen volgen zien we niet alleen verschuivingen in tekst en beeld, maar ook aanslibbende en weer verdwijnende moraliteiten. Pleij stelde vast dat de verschriftelijking van het Cocagne-materiaal de behoefte aan expliciete belerende boodschappen deed ontstaan. Deze lagen in het verlengde van een zich ontwikkelende burgermoraal. De prozatekst uit 1546 is daarom veel didactischer dan het laatvijfiende-eeuwse handschrift met het Cocagne-verhaal.Ga naar eind49. Meder stelde dat op het moment dat Luilekkerland zich (vanaf de negentiende eeuw) naar de ‘kinderkamer’ verplaatste, het expliciete moralisme uit de teksten verdween.Ga naar eind50. Daarmee lijkt de cirkel rond: de moraal die door de zestiende-eeuwse verschriftelijking aan het luilekkerlandverhaal was toegevoegd, werd in het moderne jeugdland weer afgeschud. Maar zo eenvoudig is het niet. In de populaire almanak-, prenten volksteksten bleek het didactische moment in het geheel niet onmisbaar. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Zo bleef Het af-vaaren van het vol en zoet geladen Schip Sint Reyn-Uyt [...] van een moraal verschoond. Zelfs toen de volksprenten in de achttiende eeuw werden aangewend als kinderlectuur, was een toegevoegde moraal niet vanzelfsprekend. Juist een negentiende-eeuws kinderboek als Het reisje naar Luilekkerland van P.M. van der Made uit 1857-1858 werd zwaar beladen met boodschappen: wees ijverig, braaf en leerzaam en betracht matigheid. Als Frits, een van de hoofdpersonen in dit boek, zich te enthousiast door de rijstebrijberg heeft heen gegeten, moet hij met een vreselijke buikpijn boeten voor zijn ‘onmatigheid’. De auteur besluit het verhaal met het leesvoorschrift dat alleen de kinderen die zich ‘braaf en naarstig’ gedragen, zijn luilekkerlandboekje regelmatig, bij wijze van beloning, ter hand mogen nemen. In de loop van de negentiende en vooral de twintigste eeuw wordt het luieren in Luilekkerland tegenover leren en naar school gaan gesteld. De protagonisten van de leerplicht en de geordende en disciplineerde economie hadden met het luilekkerlandverhaal een aansprekend en didactisch instrument in handen. Pinokkio leerde zijn les in het speelgoedland vol ezels. Nelly Bodenheim laat de kinderen in haar Luilekkerland op artistiek verantwoorde wijze genieten, maar ontkwam toch niet aan een moralistisch slotakkoord, ontleend aan de eeuwenoude prozatekst van 1546. Lui en lekker en veel meugen,
zijn drie dingen die niet deugen.
Daarom werk, en luier niet;
Lui en lekker brengt verdriet
Lui Jetje van J. Riemens-Reurslag (1948) kwam nadat ze de school(!) in Luilekkerland had bezocht tot het inzicht dat dit land niet goed was voor haar toekomst. Dit alles impliceert overigens niet dat er véér die tijd geen moraalarme luilekkerlandverhalen voor kinderen bestonden. Jeanette Kok stelde dat juist dat feit als een opvallend verschijnsel moet worden beschouwd.Ga naar eind51. De negentiende-eeuwse pendant van het werkje van Van der Made, De nieuwe reis naar Luilekkerland (eerste helft negentiende eeuw) bevat louter vrijblijvende genietingen. Chris van Abkoude voelde anders dan zijn tijdgenoot Bodenheim, geen behoefte Het boek van luilekkerland ([1912]) met moraliteit te verzwaren. En Jacob Jansma's Naar luilekkerland: het kinderparadijs aan de overkant (195?) was slechts bedoeld om de jeugd, aan een streng schoolregime onderworpen, een moment van ontlading te bezorgen. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
1. Wim Hofman, Naar luilekkerland. Bussum 1992, (Kinderprenten nr. 1) (kb Den Haag bj Kl 381).
2. Het nieuwe vermakelijke Luilekkerland. Deventer [tussen 1822-1849] Uitgegeven door J. de Lange, nr. 38. Houtsnede, ingekleurd. (Stads- of Athenaeum bibliotheek Deventer 73 l 2 (18) kl.).
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Pieter Bruegel, Luilekkerland, ca. 1567. Paneel 52 × 78 cm (Alte Pinakothek München).
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Besproken primaire werken (Chronologisch geordend)
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Citaat dat teruggaat op de prozatekst uit 1546, uit: Nelly Bodenheim, Luilekkerland, Amsterdam [1915] (kb Den Haag Ki 2511).
|
|