worden beschouwd. Dit in tegenstelling tot Hannie van Goinga, die mijns inziens terecht stelt dat dit getal gebaseerd is op de overgeleverde verkoopgegevens van één boekhandelaar en die daarom veronderstelt dat er wel méér exemplaren verkocht zullen zijn via andere boekhandelaren en andere kanalen. Zij speculeert niet over de definitieve hoeveelheid, stelt slechts vast dat wat zij als onomstootbaar feit kon opdelven nog niet de hele waarheid behoeft te zijn. Neen, zei de hooggeleerde opponens, drie is een logisch gegeven waaraan je niet behoeft te twijfelen. Immers Middelburg had in het begin van de achttiende eeuw 13.000 inwoners. Dat was toen een half procent van de totale bevolking van de Republiek. De oplage van een dergelijke roman was in die dagen zo'n 600 tot 800 stuks, en een half procent daarvan is nu eenmaal niet méér dan drie à vier. Maar hoe kun je het toch bedenken, dacht ik als leek - maar wel met enige handelservaring - dat in dorpen, in delen van het land waar, zeker in de achttiende eeuw, alleen boerderijen, plaggenhutten en schaapskooien stonden, evenveel gelezen en gekocht zou worden als in steden? Die 13.000 inwoners moet je niet relateren aan de totale bevolking, maar aan de stedelijke bevolking en dan heeft Hannie van Goinga groot gelijk met haar twijfel.
Interessant was het ook te horen dat een hooggeleerde opponens aan de hand van door Hannie van Goinga gesignaleerde advertenties van boekhandelaren/uitgevers constateerde, dat toch vooral stichtelijke lectuur favoriet was bij de bevolking. Maar, zo dacht ik, ook in de achttiende eeuw zullen handelslieden en, het is niet anders, uitgevers en boekhandelaren - zelfs antiquaren zijn nu eenmaal kooplieden - toch niet overvloedig geadverteerd hebben voor boeken die de deur uitvlogen, maar juist net als tegenwoordig, met boeken die nu juist niet zo vlot van de hand gaan. Anders zouden we nu veel meer advertenties zien voor streekromans en weinig van de erkende literaire schrijvers, maar ook nu is het precies andersom. Van veel in bevlogen advertenties opgehemelde romans en dichtbundels kun je bij De Slegte - zij het van de grote uitgevers bij voorkeur niet in Nederland maar in België - de restanten vinden tegen prijsjes die je doen denken aan tijden van ver voor de Tweede Wereldoorlog.
En dan is er nog een aspect dat we bij het beoordelen van de receptie van boeken nooit uit het oog mogen verliezen, namelijk dat kopen nog niet lezen betekent. Het is in onze dagen ook bekend, dat er boekhandelaren zijn die vaste orders hadden en hebben voor alles wat bij Van Dis ter sprake kwam, en nu bij Hanneke Groenteman of bij Paul ‘Laat de Leeuw’, ongeacht auteur of onderwerp. Dat zijn met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen orders van alleen maar lezers, maar ook van niet of weinig lezende snobs.
En waren de mensen in de achttiende eeuw anders? Neen, denk ik. Zij kochten stichtelijke boeken omdat het hoorde en omdat je boekenplankje moest tonen dat je op het rechte pad was. Ik heb anti-christelijke boeken uit de kring van de vrijdenkers rond de baron d'Holbach in handen gehad, die door een aangebrachte band vermomd waren als kerkboekje, compleet met een keurig verguld stichtelijk rugtiteltje. Men deelde de opvattingen van de Verlichting, maar liever niet altijd openlijk. En ook als je je onder invloed van een drankje eens wat al te vrijmoedig had uitgelaten, was het nooit slecht om op een voorbeeldig boekenplankje te kunnen wijzen als een geestelijke herder je kwam bezoeken om je ter verantwoording te roepen.
Ik wil maar zeggen, ik heb bij de promotie van Hannie van Goinga weer eens een (te?) grote afstand ervaren tussen de kamers van geleerden en de wereld daarbuiten. En in dit geval vond ik Hannie van Goinga het dichtst bij de werkelijkheid staan, omdat zij weigerde al te zeer van veronderstellingen uit te gaan, en enkele hooggeleerde opponenten vond ik soms wel wat ver verwijderd van wat de praktijk van het dagelijks leven is, toen en ook nu.