De Boekenwereld. Jaargang 15
(1998-1999)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 298]
| |
Samuel Luchtmans, een reislustig boekhandelaarGa naar eind*
| |
[pagina 299]
| |
van de ervaren Chatelain.Ga naar eind2. Hij moest er een stevig bedrag voor betalen: 18 Hollandse guldens, maar hij is ongetwijfeld uit de kosten gekomen. Dit is ongeveer het laatste wat we over de Messe horen in dit dagboek. Rondgeleid door Duitse collega's en kennissen bezocht Samuel Frankfurt en omgeving, soms samen met zijn vriend Daniel Blanc en Chatelain, soms alleen. Hij ging vooral veel op stap met ‘Bousquet’. De Frankfurter boekhandelsfirma Bousquet werd in die tijd geleid door de broers Friedrich en Cornelius en de naam van hun firma komt regelmatig voor in de boekverkopersboeken van de firma Luchtmans. Zo maakte de pas begonnen Samuel op ongedwongen manier kennis met zijn Duitse zakenpartners en werden de persoonlijke banden verstevigd. Bousquet, om wie van de broers het ging wordt niet duidelijk, troonde zijn jonge Nederlandse collega veel mee naar paleizen en kerken, maar ook op het buitenhuis van Bousquet was Samuel enkele malen te gast. Bij Sachsenhausen, een wijk waar in die tijd veel joden woonden, viel hem een aardig detail op. Hij zag ‘aan de Saxenhauser poort geschildert een varken daar een Jood verkeert op zat, en een Jood met een bril op bekeek des varkens agterste, 't welk daar geschildert is om dat een Jood een kind van 2 jaar had omgebragt’. Op 2 mei vertrok Samuel naar Mainz, de stad waar Gutenberg de boekdrukkunst zou hebben uitgevonden. Blijkbaar is hij zich van dat feit niet bewust, want hij noemt het niet. Via Mainz zakte hij met zijn reisgenoten van de heenreis per boot de Rijn af, terug naar Nederland. Op 10 mei besloot hij zijn journaal: ‘des morgens met de schuyt van elf uuren vertrokken [te Amersfoort] en des avonds te Leijden te ses uuren in gesondheid gearriveerd, en mijn familie welvarende gevonden’.
De tweede reis speelde zich af van 21 tot 23 mei 1757 en is minder ver en minder belangrijk, maar bevat toch ook weer aardige informatie. Samen met de Leidse papieren perkamenthandelaar Hendrik Verheijk reisde Samuel naar de Zaanstreek, waar toentertijd een belangrijk deel van de Nederlandse papierindustrie in opkomst was. De Zaanstreek was en is dé molenstreek van Nederland en in een aantal van die molens werd papier gemaakt. Verheijk en Luchtmans bezochten gezamenlijk de papierfabrikant Jacob Honing. De firma Honing werd geleid door de broers Cornelis en Jacob. Luchtmans deed zaken met zowel Verheijk als met de firma Honing, want beide komen in de boekverkopersboeken voor. Na de Zaanstreek reisde men door naar Hoorn en Enkhuizen, steden die Samuel met woorden als ‘moij’ en ‘fraij’ karakteriseert. Dat geldt minder voor het gezelschap van ‘hoeren en smousen [=joden]’, waarmee hij op de terugreis in de trekschuit zat.
Op 8 juni 1768 begon de inmiddels 43-jarige Samuel aan de volgende verre reis die hij een dagboek waard vond, een reis naar Frankrijk. Samen met zijn Leidse collega Gerard Adriaen Onderdelinden reisde Samuel via Delft naar Rotterdam. Daar verbleven ze een hele dag en haalden een reisgenoot op die aan zijn grand tour begon. Het was Richard Twist, de zoon van een Engelse koopman te Rotterdam. Op 10 juni arriveerden ze gedrieën te Antwerpen waar ze de volgende dag zakenrelaties bezochten en de stad bekeken. Sa-
Portret van de familie Luchtmans. Onder in het midden Samuel Luchtmans (collectie bkvb, foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
| |
[pagina 300]
| |
De grote bibliotheek van de drukkerij Plantijn Moretus te Antwerpen (particuliere collectie).
muel is een boekenliefhebber en hij vermeldt dan ook expliciet dat ze de bibliotheek bezochten van de Jezuïetenkerk, die er weliswaar fraai uitzag, maar ‘meest uijt oude drukken van de Patres bestaat’. In Antwerpen ontkwam men als boekenliefhebber natuurlijk niet aan de drukkerij van Plantijn. Samuel meldt: ‘Verder gongen [wij] den Heer Moretus een visite geeven, die fraije gelogeert is, en zagen aldaar de Drukkerije van Plantin, daar nu maar elv perssen staan, en op zijn best vijf gongen [= werkten], dit scheelt veel van 100, zo als
De drukkerij van Plantijn Moretus te Antwerpen (particuliere collectie).
ten tijden van Plantin, dog 't is een huijs, als een hotel, dus er wel 100 hadden kunnen gaan’. Het is waarschijnlijk Frans Jan Moretus geweest die ze uitgebreid rondleidde en Samuel vertelde dat er nog afstammelingen van Plantin in Leiden woonden, voor Moretus een onbekend feit.Ga naar eind3. Na het bezoek aan het Plantin-huis nam Moretus de Leidenaren mee naar de grote kerk, om het familiegraf te bekijken. Op 't graf signaleerde Samuel: ‘'t wapen van Plantin is goude passer op een rood veld, zijnde die passer omvlogten met een groen Lauriertak’. Verder be- | |
[pagina 301]
| |
wonderden ze de vele schilderijen in de kerk, waaronder een altaarstuk van Rubens. Na Antwerpen ging het naar Brussel en vandaar verder, Frankrijk in. Op 16 juni arriveerde men te Parijs, samen met een aantal Belgische collega's die meegereisd waren. Samuel keek eerst wat rond in de Franse hoofdstad, maar op de achttiende juni, kondigde hij aan: ‘ik gong de boekverkopers bezoeken, maar vond de straten morsig, en zo vol met koetsen, karrens, paerden menschen, ezels etc. dat [men er] niet als met gevaer van 't leven kan wandelen, op de kaij van de Augustijns een wijnig voor mij wierd een man zijn been gebroken door 't overrijden van een koets, en duijzend wonder is het, dat dat niet alle momenten geschied’. Uiteindelijk kwam Samuel behouden aan in het Palais de Marchands, waar hij zijn Franse collega's bezocht in ‘een extra grote zaal daar de boekverkopers zijn, zoals in den Haag op de Zaal’. Na de zaken ging men naar vuurwerk kijken en dansen, om de avond met een diner te besluiten, samen met de boekhandelaren Davids en Durand.Ga naar eind4. Durand was een pas beginnend boekhandelaar, die de volgende dag een eed moest doen op zijn boekverkopersschap. Hij deed dat aan de Sorbonne en Samuel was bij de plechtigheid aanwezig. 's Middags lunchte het gezelschap gezamenlijk bij Didot le Jeune, een bekend boekhandelaar en zakenpartner van Luchtmans.Ga naar eind5. In de daarop volgende dagen werden veel zakelijke bezoeken afgelegd, onder andere bij de boekhandelaren SaillantGa naar eind6. en La LainGa naar eind7.. Deze laatste nam Samuel mee naar de Dome des Invalides, waar ze zelfs een kijkje in de keuken mochten nemen. Daar zagen ze onder andere ‘een ketel om 16000 eijeren in te kooken’. Ook werd er een keer geluncht bij de boekhandelaar Charles Pancoucke, eveneens een zakenrelatie van Luchtmans. 24 Juni was een nationale feestdag, St. Jansdag, en de Parijse collega's namen hun Nederlandse en Belgische collega's mee op een tochtje naar Versailles. Ze zagen de koninklijke familie en Samuel beschrijft ze uitgebreid. Koning Lodewijk XV ‘heeft een vriendelijk gezicht, dog is geelachtig, en niet jong’. Samuel was gepreoccupeerd met dikke meisjes, want toen hij de vier dochters van de koning zag, viel hem op: ‘een was zeer lijvig’. Toen even later hem een koets voorbijreed met de twee zusters van de Dauphin constateerde hij: ‘de oudste was excessief dik voor een Dame van agt
Portret van David Ruhnken (collectie en foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
jaaren, maar de jongste was mager en nog zeer klijn’. De beschrijving van Versailles en omgeving neemt een onevenredig groot deel van het Franse dagboek in beslag. Samuel kon maar niet ophouden de rijkdom en schoonheid van het paleis en de tuinen te beschrijven. Maar op 27 juni bezocht hij de bibliotheek van de koning, thans de Bibliothèque Nationale. De bibliothecaris, de heer Capronier, leidde hen persoonlijk rond, wellicht een teken van Luchtmans' roem in de boekenwereld van die dagen. Samuel beschrijft de bibliotheek als ‘excessief groot en fraij gerangeert alle in franse banden’.Ga naar eind8. Ook werd de afdeling manuscripten bezocht en werd hem een oude Hebreeuwse bijbel getoond, alsmede ‘de Leonidas die Hr. Profr. Rhunkenius zijn Ed. verzogt te laten copieeren, 't was een fraije grieks manuscript’. David Ruhnken (1723-1798) was een in Leiden werkzaam Duits geleerde, wiens werk door Luchtmans uitgegeven werd. Het ging daarbij om geannoteerde klassieken. Twee weken en vele kastelen en paleizen later, op 11 juli om precies te zijn, bezocht Samuel de bibliotheek van het klooster van St. Geneviève, bij de kerk van die naam in het noorden van Parijs. Abbé Mercier was er bibliothecaris en leidde Samuel rond: ‘... hij ontfing mij zeer poliet, en ik bleef lang bij zijn E[d.] in zijn kamer over boeken spreken, toen liet zijn Ed: mij de bibliotheek zien, die extra groot is’. Wat hij er zag, meldt hij echter niet. | |
[pagina 302]
| |
De Buchhändlerbörse van Leipzig waar de Buchmessen plaatsvonden (collectie en foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
De volgende dag bezocht hij het grootste weeshuis van Parijs op het Isle de France. De kindertjes zagen er soms ‘zeer fris en gezond [uit], andere hadden de dood verf op de lippen. Daar waren er die nog de briefjes op de musjes gespelt hadden, daar ze mede waren ingebragt’. Luchtmans verzucht dan: ‘Ik moet bekennen dat het gezigt van deze onnozele wigjes mij zeer aandeed, zijnde van de zorg van haar Moeder en Vader versteeken, en ik kan niet begrijpen hoe moeders zo onnatuurlijk kunnen zijn’. Wel achtte hij het duizend maal beter dat de kindertjes te vondeling werden gelegd dan dat ze zouden worden vermoord, iets wat volgens hem in Parijs nauwelijks, maar elders veelvuldig voorkwam. De 13de juli is er een afscheidsfeest. Zeker tien Parijse boekhandelaren gaven acte de presence, onder wie Robert Stephanus, ook wel bekend als Robert Estienne.Ga naar eind9. Samuel is niet erg van zijn afkomst onder de indruk. Hij uit zelfs kritiek als hij over Robert Estienne zegt: ‘pretendeerende van die beroemde Stephani afkomstig te zijn, 't kan zijn, dog ik geloof, [dat] die oude Stephani meer op haar zaken gepast [zou] hebben’. Via Arras, Rijssel en Kortrijk reisde Samuel terug naar Nederland. Al deze steden werden uitgebreid bezocht. Bij de overschrijding van de grens tussen Frankrijk en België vond er nog een incident plaats. De grenscontrole in de Oostenrijkse Nederlanden was streng. ‘Hier wierden onse koffers niet alleen, maar zelvs onse zaken, ja onse broeken onderzogt, dat wij zeer impertinent vonden’. Bij Bergen op Zoom, dat onderdeel was van een Markgraafschap dat door een huwelijk toegevallen was aan de Keurvorst van Palts in de periode 1722-1801, Duits gebied dus, koos men het ruime sop en liet men zich in Rotterdam afzetten, waarna Luchtmans per koets in Leiden arriveerde op 22 juli.
De laatste grote reis die Samuel maakte was naar Leipzig, Dresden en Berlijn, samen met zijn Leidse collega Onderdelinden. Onnoemelijk veel paleizen, lusthoven en kastelen passeren de revu. De reis begon op 26 april 1769 en door allerlei omstandigheden gedwongen reed men in één ruk naar Hannover waar men op 30 april arriveerden. Luchtmans vond het een hele prestatie dat hij en zijn medepassagiers ‘hebbende dus met 100 uuren op weg geweest zonder uijt onse klederen te zijn geweest’. In Hannover werd het slot van de Engelse koninklijke familie bezocht met een enorme stoeterij. De reis ging verder en op 2 mei arriveerde het gezelschap te Braunschweig, plaats van herkomst van de hertog die Nederland op dat moment min of meer regeerde.Ga naar eind10. Op 4 mei arriveerde men te Halle an der Saale, waar Samuel een oude bekende ontmoette: Daniel Blanc, zijn vriend in 1749 tijdens zijn reis naar Frankfurt. Blanc was inmiddels boekhandelaar te Halle geworden.Ga naar eind11. Hij troonde Samuel mee naar het weeshuis van Halle, dat volgens Samuel ‘het rijkste van de geheele Wereld is, bezittende veele Dorpen en Landen, gewonnen door zijn negotie van boeken, wordende daar onder andere alle jaar van de 18o bijbel 20000 van gedrukt en verkogt, van de groot 8o 7000 en na rato van de 4o en folio, ze staat altoos gezet, en op één folio pagina staat even veel als op een 18o pagina om de memorie van de Predikanten te gemoed te komen, wij zagen het boekmagazijn, zijnde 3 Verdiepingen hoog, en zo lang, dat bijna geen einde kon zien’. Maar de volgende dag ging de reis alweer verder en arriveerde men in het nabijgelegen Leipzig. Daar legde Samuel een bezoek af bij een van zijn auteurs, professor ErnestiGa naar eind12., ‘... en vond zijn Hgel. een allervriendelijkst Heer’. Daarna begon de Leipziger Buchmesse en over de twee weken die volgden beschrijft Samuel alleen zijn kerkbezoek op zondag. Vanaf 26 mei werd het reisdagboek weer wat regelmatiger aangevuld. Op die dag ontmoette hij op het buiten van de grote Leipziger boekhandelaar Reich enkele van zijn Duitse vakgenoten. ‘s'middags ten eeten bij Hr. Reich in zijn Thuijn genaamt groot Bosens garde, alwaar ik vond, Hr. Kraus met zijn vrouw van Weenen, Hr. Walther met zijn vrouw en zoon van Dresden; en Hr. Nicolai met zijn | |
[pagina 303]
| |
vrouw van Berlin ook de Heeren Bohn en Brand van Hamburg; alwaar wij ons wel diverteerde, zijnde het een heerlijke plaats zeer groot, vol Laanen, met fonteinen en vooral kostelijke oranje en Laurierbomen; en met natuurlijk Terrassen van waar men schone gezigten heeft’.Ga naar eind13. Op 29 mei bezocht Samuel met burgemeesterszoon Born de Stadsbibliotheek van Leipzig. Bibliothecaris Neuhaus ontving de beide heren en toonde ze ‘de Manuscripten daar onder vele arabische en ook de alcoran in de grote van een 18e magnus almanack, de Thora der Joden, een hemt van een groot Visier beschreven rondom met spreuken uijt den alcoran, een Hortus Eijstentenses afgezet door een Burgemeesters Vrouw van Leipsig, ook een boek vol figuuren gedrukt in de vroege tijd, dat men nog maar aan eene kant drukte, en nog andere oudheden’.Ga naar eind14. De volgende dag was het Hemelvaartsdag en Samuel woonde een dienst bij in de Paulinerkerk, waar professor Ernesti preekte. Aansluitend vond er een concert plaats waar een koor en orkest optraden. Op 1 juni, de dag waarop Luchtmans naar Dresden vertrok, begon het te regenen. Ondanks dat bewonderde hij het Saksische land en babbelt hij in zijn reisverslag honderuit over de recente geschiedenis van het land. Het bezoek aan Dresden werd de eerste dagen gekenmerkt door rondkijken
Portret van Philipp Erasmus Reich (boven) en enkele andere boekhandelaren die belangrijk waren voor de geschiedenis van de boekhandel in Leipzig (collectie en foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
Een opticaprent van de Opera aan Unter den Linden te Berlijn (collectie en foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
onder begeleiding van Luchtmans' collega, de boekhandelaar Walther. Deze nam Samuel mee naar het keurvorstelijk slot waar ze in de bibliotheek werden rondgeleid door bibliothecaris Clodens. ‘zijn Ed. had in Leijden gestudeert, en sprak goed Hollands, wij zagen daar een Bijbel in de Finlandsche Taal, een in de grauwburdersche, Hussiten bijbel in Venetien gedrukt voor Lutersch tijd met figuren, daar in de apocal: de Paasch in de Hel legt, eene Russische, eene Wallische in England, Maerische broeders bijbel, Dalmatische op koste van Keurvorst George I in Wittenberg gedrukt, de eerste Hoogd. Bijbel gedrukt 1456 Mentz verder de eerste Lutersche Bijbel eigenhandig ondertekent van Luter zelvs Melanchton en nog 6 of 8 van de eerste Reformateurs, een Bijbel met de noot van deux aas door Luther gemaakt.Ga naar eind15. ook zagen [wij] een atlas van 18 deelen die 18 duijzend thalers had gekost, een met de pourtraiten der Keurvorsten in miniatuur heerlijk gedaan, een met de geschiedenissen van 't Oostenrijk huijs MSS. met schone figuren; daar waren ook 2 kassen met Manuschripten’. Ook het paleis en de (dieren-)tuin werden bezocht. 's Avonds bezochten ze de Franse Comedie, waar ook de voltallige keurvorstelijke familie aanwezig bleek te zijn. Op 8 juni was het tijd Dresden te verlaten en richting Berlijn te reizen, dwars door het Brandenburgerland. Op 10 juni arriveerden Luchtmans en Onderdelinden 's avonds te Berlijn, waar ze meteen de volgende dag de stad introkken voor een wandeling langs de bezienswaardigheden. Samuel lunchte bij de hooggeleerde predikant Formey, en bezocht daarna het paleis Charlottenburg.Ga naar eind16. | |
[pagina 304]
| |
Portret van Johann August Ernesti (collectie en foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
Op 13 juni ging Samuel met zijn beroemde collega Nicolai op stap. Zij bezochten, hoe kan het ook anders, de bibliotheek van de koning. ‘De kamers zijn slegt, en zeer oud, de Hr. Stosch is er Bibliothecaris en liet ons de MSSten zien, daar onder Livius, die door Hr. Drakenburg gebruijkt is, de Confucius, d'alcoran zeer klijn, de Speculum Vitae 1427 door L. Coster in hout gesneden, de Bijbel bij Faustus te Mentz, 1444. de gediertens van Brasilien met de beschrijvingen door Mauritz gouverneur van Brasilien zelv gedaan. een grieks Testam:, daar de plaats van Joh. 3 tot 5 op de kant maar staat, zeer oud, onder de boeken een Atlas van Blaeu, de hoogte van een mensch, de gantsche bibliotheek van Ezechiel Sprauheim, verder alle de boeken in fransche banden, ook was er een Lexicon Universale 2 vol. fol. 1467 gedrukt’. Hoewel Luchtmans er niet expliciet op in gaat tipt hij hier toch het probleem van de uitvinding van de boekdrukkunst aan en lijkt hij de kant van Coster te kiezen. Het werkje van Coster uit 1427 is immers duidelijk ouder dan de Bijbel van Faustus, Johannes Fust, uit Mainz. Toen hij, om uit te blazen van alle bezienswaardigheden, 's middags door de Tiergarten liep, kwam hij zo tot rust, dat hij in zijn dagboek verzucht: ‘ik zoude het [hier] prefereeren ver boven het Haagsche Bosch of Haerlemmer hout’. De volgende dag werden nog wat collega-boekhandelaars
Portret van Johann Heinrich Samuel Formey (collectie en foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
aangedaan: Haude en Spener werden bezocht en de heren Lange, Wever en Vos, die allen overigens niet in de boekverkopersboeken van Luchtmans voorkomen en waarover ook elders geen informatie te vinden is.
Portret van Christoph Friedrich Nicolai (collectie en foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
| |
[pagina 305]
| |
Een opticaprent van de Oude Markt te Keulen (collectie en foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
Op 15 juni verliet Luchtmans Berlijn weer. Via Potsdam, waar hij uiteraard Sans Souci bezocht, ging het over Magdeburg naar Braunschweig. Onderweg ontmoetten hij en zijn reisgenoten prins Ferdinand van Brunswijk, die hen aansprak, hetgeen Samuel vervulde van trots. De rest van de reis kon hij erop teren, want het ging in slecht weer verder, over Hannover, naar Osnabrück en vandaar via Bentheim naar Deventer. Op de 25ste juni arriveerde Samuel te Utrecht waar hij op de nachtschuit naar huis stapte.
De laatste reis van Samuel Luchtmans waarvan een dagboek bestaat is een familie-uitstapje naar Kleve in juni 1776. Dit reisdagboek accentueerde nog eens wat voor plezierreiziger Samuel Luchtmans was. Een week lang werden er louter kastelen en kerken bezocht, net over de grens in Duitsland en in het Oosten van Nederland. Het woord boek of boekhandelaar komt in dit laatste reisverslag niet voor. |
|