De Boekenwereld. Jaargang 15
(1998-1999)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 293]
| |
De late ontdekking van een vroege Witsen
| |
Toch een gesigneerd bladHet blad was in een passe-partout gelijmd en op het opzetkarton was een stukje papier bevestigd voorzien van de handgeschreven tekst ‘Willem Witsen’.Ga naar eind2. Vergelijking met autografen van Witsen wees uit dat het om een eigenhandige signatuur van Witsen ging. De volgende stap was vast te stellen of de signatuur van oorsprong inderdaad bij de prent hoorde. Hiervoor werd in het restauratie-atelier van het Rijksprentenkabinet zowel de signatuur als de ets van het passe-partout en het opzetkarton losgemaakt. De prent kwam vrijwel ongeschonden tevoorschijn. Het blad bleek rechts onder een hoek te missen. Toen het stukje papier met Witsens signatuur op deze plaats aan het blad werd gepast, bleken de kettinglijnen van het papier door te lopen. Oorspronkelijk was het blad dus rechts onder in de hoek diagonaal van een handtekening voorzien: een voor Witsen gebruikelijke manier van signeren. | |
Aanwijzingen uit een schetsboekWitsen heeft veel van zijn werk ongedateerd gelaten en ook deze ets is niet van een datum voorzien. De datering kon echter na enig onderzoek vastgesteld worden. Zoals gezegd kreeg het Rijksmuseum uit de inboedel van het Witsenhuis ook een veertigtal schetsboeken in bruikleen. In één van deze boeken (inv. nr. RP-T-1964-231) maakte de kunstenaar diverse voorstudies voor de prent in kwestie.Ga naar eind3. Het schetsboek is ongedateerd, maar aan de hand van de overige tekeningen in het boek is de periode waarin Witsen het gebruikte wel vast te stellen, namelijk omstreeks 1885.
W. Witsen, Staande vrouw met schoffel, ca. 1885. Ets, 377 × 255 mm. (Collectie A.G. van der Steur).
| |
[pagina 294]
| |
W. Witsen, Staande vrouw met schoffel, ca. 1885. Zwart krijt, 367 × 249 mm. Schetsboek inv. nr. RP-T-1964-231, p. 48, Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam.
W. Witsen, Vrouw met takkenbos, ca. 1885. Zwart krijt, 367 × 249 mm. Schetsboek inv. nr. RP-T-1964-231, p. 1, Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam.
Kort daarvoor, in 1884, voltooide Witsen zijn opleiding aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam. Direct na zijn studietijd profileerde hij zich op tentoonstellingen met grote schilderijen met werkende boeren. Zijn composities met heiwerkers en schaapherders werden over het algemeen positief ontvangen. Het schilderij Sprokkelen kreeg bijvoorbeeld een eervolle vermelding toen Witsen het inzond voor de wedstrijd om de Willink van Collen-prijs.Ga naar eind4. Sprokkelen beeldt drie met hout beladen figuren af, omgeven door bomen. Sprokkelaars kon Witsen, evenals aardappelrooiers en heiwerkers, veelvuldig bestuderen in de buurt van Ewijkshoeve, het buiten dat de familie Witsen in 1882 had gekocht.Ga naar eind5. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zowel schetsboek inv. nr. RP-T-1964-231 als de overige boeken uit Witsens tijd te Ewijkshoeve voornamelijk studies van deze motieven bevatten. Op het eerste blad van het genoemde schetsboek staat een tekening van een vrouw met takkenbos. De schets is geen voorstudie voor het schilderij Sprokkelen, maar diende waarschijnlijk ter voorbereiding van de duidelijk aan het schilderij verwante ets Vrouw met takkenbos.Ga naar eind6. Behalve een ets bestaat er ook een aquarel van dit onderwerp.Ga naar eind7. Beide ontstonden omstreeks 1884 te Ewijkshoeve. Wat opzet betreft komt Vrouw met takkenbos duidelijk overeen met Staande vrouw met schoffel: beide werken tonen een centraal weergegeven staande vrouwenfiguur. Verderop in het schetsboek, op bladzijde twaalf, staat een fraai in toon uitgewerkte tekening van een boerenjongen aan tafel. Het is een gedetailleerde voorstudie voor een vernis-mou die Witsen eveneens omstreeks deze tijd maakte.Ga naar eind8. In dit schetsboek zijn ook veel tekeningen van kinderen te vinden. Dit zijn de kinderen van Bram Arntzenius, een vriend van de familie die geregeld op Ewijkshoeve verbleef. Antzenius' vrouw was in het kraambed overleden, waarna hij er wat betreft de zorg voor hun zes kinderen alleen voor stond. Cobi Witsen, de zuster van de kunstenaar, nam op Ewijkshoeve een deel van deze taak op zich. Waarschijnlijk was het vooral Arntzenius' behoefte aan een moeder voor zijn kinderen en Cobi's wens Ewijkshoeve te verlaten die hen in augustus 1885 deed besluiten te trouwen. Rond diezelfde tijd heeft Witsen de drieling van Arntzenius veelvuldig getekend. Van elk van de drieling, Constance, Paul en Péronne, is een tekening in zwart krijt met | |
[pagina 295]
| |
J.A. Lavieille naar J.F. Millet, Les travaux des champs (detail), 1852, Houtgravure.
aquarel bekend.Ga naar eind9. Deze moeten zijn gemaakt toen de kinderen ongeveer twee jaar oud waren, dat wil zeggen in 1885. Wanneer deze tekeningen vergeleken worden met de studies in het bovengenoemde schetsboek kan geconcludeerd worden dat dezelfde kinderen, op dezelfde leeftijd, zijn afgebeeld. Een tweetal schetsen in het boek toont zelfs dermate veel gelijkenis dat ze beschouwd kunnen worden als voorstudies voor de losse aquarellen van Paul en Constance. Hoewel Witsen zijn schetsboeken soms meer jaren in gebruik had, kan gezien de inhoud ervan aangenomen worden dat ook de voorstudies voor de prent Staande vrouw met schoffel omstreeks 1885 zijn gemaakt. De vroege datering van de voorstudies is echter onvoldoende om ook de ets zelf met absolute zekerheid tijdens Witsens periode in Ewijkshoeve te dateren. Hoewel Witsen zijn voorstudies in de meeste gevallen vrij snel uitwerkte tot etsen, zijn er ook tekeningen bekend die hij pas vele jaren later op de plaat zette. Voor bijvoorbeeld de etsen Aardappelrooien II en De Appelboom bestaan zeer gelijkende voorstudies uit 1887: de etsen zelf werden echter pas in 1908 uitgegeven. | |
Het boerenleven verbeeldStaande vrouw met schoffel is één van de vele afbeeldingen met boerenfiguren die Witsen op Ewijkshoeve maakte. Zijn schilderende vrienden Jan Veth, Piet Meiners, Willem Bastiaan Tholen en Jacobus van Looy bezochten Ewijkshoeve regelmatig, maar zij zagen in het nabije boerenleven geen onderwerpen voor hun werk. Alleen Veth en Meiners hebben, waarschijnlijk in navolging van Witsen, een enkele keer boerenfiguren getekend.Ga naar eind10. Hoewel zijn directe collega's zijn onderwerpskeuze niet deelden, stond Witsen daarin zeker niet alleen: hij volgde, evenals andere kunstenaars, het voorbeeld van de beroemde Franse schilders Jean François Millet en Jules Bastien-Lepage. Bewondering voor het werk van Millet was onder Witsens tijdgenoten algemeen: behalve Van Gogh waren ook Haagse meesters zoals Anton Mauve en Matthijs Maris liefhebbers van Millets werk.Ga naar eind11. Vooral bij Mauve, Van Gogh en Witsen leidde hun bewondering voor Millet tot duidelijke navolging. Mauve was korte tijd leermeester van Van Gogh en werkte later samen met Witsen op Ewijkshoeve. Van Gogh en Witsen traden overigens elk op een zeer eigen manier in Millets voetsporen. Van Gogh maakte diverse kopieën naar Millets werk, die hij door een eigenzinnig kleurgebruik toch een zeer persoonlijk karakter gaf. Witsen ging, een enkel werk uitgezonderd, nooit zo ver dat hij Millet kopieerde maar liet zich wat betreft onderwerpskeuze en stilistische aspecten duidelijk door deze kunstenaar leiden. In navolging van Millet liet hij zijn figuren vaak donker afsteken tegen een lichte lucht. Waarschijnlijk kende Witsen het werk van Millet vooral van reproducties. Pas relatief laat, in 1887, zag hij een grote overzichtstentoonstelling van diens werk in Parijs. Naar aanleiding van deze tentoonstelling schreef Witsen een artikel over Millet in De Nieuwe Gids. Een van de reproducties die hij gekend zou kunnen hebben, is de serie Les Travaux des champs. Dat is een reeks van tien tekeningen van Millet waarnaar, door Jacques Adrien Lavieille, houtgravures zijn gemaakt. Naar alle afbeeldingen van deze serie heeft Van Gogh schilderijen gemaakt. Hoewel Witsen geen echte kopieën van deze serie maakte, is het waarschijnlijk dat ook hij deze kende: verschillende van Millets motieven, waaronder een man met zeis, een korenbindster en een houthakker, komen ook bij Witsen voor. | |
[pagina 296]
| |
W. Witsen, Staande vrouw met schoffel, ca. 1885. Zwart krijt, 367 × 249 mm. Schetsboek inv. nr. RP-T-1964-231, p. 10, Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam.
W. Witsen, Spittende boerin, ca. 1886. Ets, 240 × 158 mm. Boon 29. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam.
Ook voor Staande vrouw met schoffel kan Witsen naar Millet gekeken hebben. Niet alleen de prent zelf maar vooral een van Witsens voorstudies laat zich met dit werk van Millet vergelijken. Zowel het onderwerp als de compositie zijn duidelijk verwant. Desondanks moet Witsens werk niet beschouwd worden als een simpele kopie. Hij gaf de armen van de figuur een andere houding en week voor de uiteindelijke prent nog meer van Millets voorbeeld af. | |
Een karakteristieke compositieIn Ewijkshoeve maakte Witsen een sterk aan de prent van de vrouw met schoffel verwante ets getiteld Spittende boerin. Dit werk toont een voorovergebogen boerin met schop. Ook hier vormt de figuur het centrum van de compositie en is de omgeving bijzaak. Tevens is ook bij dit werk de horizon opvallend hoog weergegeven. Het is niet vast te stellen welke prent het eerst is ontstaan: in ieder geval zullen de werken kort na elkaar zijn gemaakt. Het verschil tussen beide etsen zit vooral in de houding van de figuur. De vrouw met schoffel is minder diep gebogen weergegeven dan de spittende boerin. Desondanks zijn Spittende boerin en Staande vrouw met schoffel zo sterk aan elkaar verwant dat het soms niet duidelijk is voor welke van beide etsen een voorstudie bedoeld is. De tekening op bladzijde 46 van schetsboek inv. nr. RP-T-1964-236 is omkaderd maar vertoont geen echte overeenkomst met één van Witsens prenten. De vrouw, naar links gebogen weergegeven, is, in spiegelbeeld, zowel verwant aan Spittende boerin als aan Vrouw met schoffel. | |
De voorstudies nader bekekenSchetsboek inv. nr. RP-T-1964-231 bevat vijf studies voor Staande vrouw met schoffel die onderling vrij weinig verschillen. Vijf voorstudies zijn niet veel voor een vroege ets van Witsen. Voor Vrouw met takkenbos bestaan er meer dan tien en voor Schaapherder leunend op zijn staf maakte Witsen ook een tiental schetsen verspreid over twee schetsboeken. Witsen maakte voor de prent twee tekeningen met de figuur naar links, twee met de figuur naar rechts en een tekening waarop de figuur rechtop is afgebeeld. Vaak zijn Witsens voorstudies het spiegelbeeld van de uiteindelijke prent. Oorzaak hiervan is dat een afdruk gespiegeld is aan de voorstelling op de etsplaat. Slechts voor enkele | |
[pagina 297]
| |
etsen, waaronder Staande vrouw met schoffel, bestaan zowel voorstudies naar links als naar rechts. Vooral de houding van de vrouw verschilt per voorstudie: de compositie als geheel is voor alle schetsen nagenoeg dezelfde. De figuur vormt steeds het centrum van de compositie en ook de vrij hoge horizon komt op alle schetsen voor. De plaatsing van bomen en boerderijen op de horizon wisselt echter wel sterk per studie. Op de uiteindelijke ets is de horizon vrijwel leeg gelaten. Uit de vrij identieke voorstudies valt te concluderen dat Witsen al bij zijn eerste schets een duidelijk idee had welk motief in welke compositie hij wilde tekenen. Meestal koos hij ervoor één figuur centraal af te beelden. Ook van de houding van de figuur had hij een duidelijk beeld. Voor het verkrijgen van deze ideeën observeerde Witsen enerzijds de boeren op het land, anderzijds liet hij zich leiden door zijn artistieke ideeën, dat wil zeggen zijn bewondering voor Millet. De werkwijze van meer vrij identieke voorstudies is kenmerkend voor Witsens vroege manier van werken. Soms maakte hij van hetzelfde motief zowel een liggende als een staande variant, maar meestal zijn de verschillen minder ingrijpend. Later zou hij deze werkwijze steeds meer verlaten en maakte hij steeds minder voorstudies. De detaillering van de schetsen werd in de loop van zijn carrière ook minder. Vanaf 1887 verbleef Witsen nog maar weinig op Ewijkshoeve en vormden de gebouwen van Amsterdam, en later die in Londen, het onderwerp van zijn werk. Deze nieuwe onderwerpskeuze betekende dat Millet zijn rol als inspirerend voorbeeld verloor. Pas toen Witsen zich in 1893 in Ede vestigde, begon hij weer met de weergave van het boerenleven. Zijn afhankelijkheid van Millet had hij toen grotendeels achter zich gelaten. Sinds Witsen meer op zijn eigen waarneming en minder op voorbeelden vertrouwde, nam ook zijn behoefte aan uitgebreide voorstudies af. Voor zijn werken in Ede maakte hij die dan ook niet en het aantal schetsboeken uit deze periode is in overeenstemming daarmee klein. De nu aan Witsens oeuvre toegevoegde ets Staande vrouw met schoffel sluit daarom, zowel wat onderwerp en stijl als wat werkwijze betreft, aan bij het vroege werk uit Witsens periode op Ewijkshoeve en kan ca. 1885 gedateerd worden. |
|