Een leerling die de steen op maat maakt. Illustratie uit G. Engelmann, Traité Théorique et Pratique de lithographie, Mulhouse 1839, plaat iv, nr. 1. (collectie bkvb, Amsterdam).
verse kunstenaars die elders gedrukt hebben, uitbreiden. We hopen er eigenlijk op dat zoiets straks met het Verenigd Europa meer zal gebeuren. Elke drukker wil samenwerken om tegen nieuwe situaties te kunnen opboksen. We praten veel over een soort verbond, dat gericht is tegen de offset en de nephandel in grafiek. Om op je vraag terug te komen: bij ons drukten nogal wat buitenlanders.’
Hoe kwamen die hier verzeild?
‘Via opdrachtgevers. Meestal is het zo dat als die buitenlanders een keer voor een opdracht hier zijn geweest, ze de tweede keer uit zichzelf komen. Dan weten ze de weg. Overigens hebben wij het meeste contact met Duitsland en Denemarken.’
Hoe kom je tegenwoordig aan onderdelen voor je machines?
‘Die zijn er niet meer. Als er iets kapot gaat, moet je dat zelf repareren. In de oorlog zijn al die fabrieken gebombardeerd. Er is bovendien geen gebruiksaanwijzing meer te krijgen.’
Zijn al die machines van Duitse makelij?
‘Ja veel. Maar ook wel Zwitsers, Frans en Deens.’
Werden ze in Nederland niet gemaakt?
‘Nee. Als een machine kapot is, dan moet je er zelf aan sleutelen, totdat het euvel verholpen is. Maar zo'n machine is zelden kapot. Zelf ken ik eigenlijk alleen maar Franse, Duitse, één Deense en één Amerikaanse pers. Die laatste komen hier niet voor. In Amerika worden nogal wat handpersen gemaakt. De Amerikaanse lithografen werken vrijwel uitsluitend met de hand.
In het Tammarind Institute in New Mexico hebben ze veel handboeken op ons vakgebied. Daar verzorgen ze ook nog steeds een opleiding. Ze werken met aluminiumplaten. Met zinkplaten gebeurt het al niet meer. Die werden, om ze te greinen, “geknikkerd” met zo'n knikkerbak. Als je die bak eerst met slijppoeder en daarna helemaal vol met porseleinen knikkers vult en dan flink schudt, krijg je een gegreinde plaat. Dat wordt ook niet meer gedaan.
Wat handpersen betreft worden bijvoorbeeld nog wel Krause-persen gemaakt. De Amerikanen hebben de beste lithopotloden en vernissen. Die worden nog steeds uit Amerika geïmporteerd.’
Het is opmerkelijk dat in België veel kunstenaars litho's maakten. Wisten die ook technisch veel van hun métier?
‘Ja, je hebt daar nogal wat kunstenaars gehad, zoals Félicien Rops en Frans Masereel. Vooral Masereel was en is nog steeds erg populair. Er zijn ontzettend veel boeken over hem uitgegeven. Het is merkwaardig dat er in België veel litho's zijn gemaakt, maar dat er slechts weinig know-how over machines en dergelijke bestaat. Nee, de technische hoogstandjes komen nog steeds uit Zwitserland. Mijn vader kreeg zijn opleiding in Zürich. Zwitsers zijn nog steeds dé drukkers van Europa.’
Wat bedoel je met technische hoogstandjes?
‘De Zwitsers drukken perfect, maar wel voor een bepaald slag kunstenaars. Hun grijswaarden zijn ongelooflijk mooi.’
Toch kennen we weinig Zwitserse kunstenaars, die litho's maken. Kun je er een paar noemen?
‘Hans Erni is een beroemde.’
En daar zitten nog steeds heel wat lithografische drukkerijen?
‘Ja, Wolfsberg en Mathieu in Zürich en Ernst Hanke in Thun. Maar die werken vooral voor een bepaald slag kunstenaars, vooral voor “fijne surrealistische” kunstenaars.’
Hoe zit het met landen als Spanje en Italië?
‘In Barcelona drukten ze bij Polygrafia werk van Picasso, Miro en Saura. Al die drukkerijen worden vermeld in het boek Contemporary lithographie workshop around the world van M. Knigin en M. Zimiles uit 1974. Je vindt erin wie waar gewerkt heeft.’