Winkler is de schrijver van het standaardwerk Die Frühzeit der deutschen Lithographie. Katalog der Bilddrucke von 1796-1821 (München 1975). Zoon Winkler belooft naast de drie veilingcatalogi een gedetailleerde beschrijvende catalogus, ‘to be published electronically’.
Na het voorwoord van Winklers zoon opent de catalogus met een interessante inleiding over de (geschiedenis van de) lithografie en de Winkler-collectie door Michael Twyman, schrijver van het belangrijke Early Lithographed Books (London 1990). Twyman kent de collectie goed en volgens zijn opgave telt deze rond de 15.000 prenten van een duizendtal kunstenaars. Twyman benadrukt onder andere de belangrijke rol van de lithografische drukkers als Delpech, Engelmann, Hullmandel, Jobard, Lasteyrie, Lemercier, Motte, Sidler, Strixner & Piloty, Zeller, ‘just as important as the artists whose work they printed’.
De rijk geïllustreerde, van een index op kunstenaars voorziene catalogus Part I telt 410 kavels, waarvan er blijkens de List of results 206 werden verkocht. Een score van 50% dus. Absoluut gesproken is dat natuurlijk geen best resultaat, maar gezien het zeer gespecialiseerde karakter van het gebodene wellicht niet verwonderlijk. Het totale verkoopresultaat bedroeg 184.000 Engelse ponden, bijna 650.000 gulden. Het hoogste bedrag, £19.000 bij een schatting van £25.000-35.000, werd neergeteld voor een litho (391 × 310 mm.) van Karl Friedrich Schinkel, Schloss Prediama in Crein XII Stund: von Triest, 1816. Volgens het commentaar ‘one of the few views produced by Schinkel, one of the most outstanding by any artist of the early period of lithography’. Goede tweede, met een opbrengst van £11.000, werd Leopold Müller met een architecturaal abecedarium (Wenen 1842-1844), 26 folio bladen gedrukt in kleur en afgemaakt met de hand. De schatting bedroeg slechts £1.500-2.000, maar de bewerkers van de catalogus hebben hierbij waarschijnlijk te weinig rekening gehouden met de grote geliefdheid bij verzamelaars van bijzondere ABC's, zeker waar het hier volgens de noot het tweede bekende, bovendien mooiere exemplaar betrof. De prijs lijkt hier niet uitsluitend bepaald door het druktechnisch procédé.
Veel lots werden flink onder de laagste schatting verkocht, maar er zijn ook uitschieters naar boven. Zo bracht het prachtige zelfportret uit 1816 van Dominique Vivant Denon, twee jonge schonen tekenend, 2.000 pond op bij een schatting van £500-750. Twee fraaie litho's van Nicholas-Henri Jacob, een allegorische verheerlijking van de lithografie en een portret van Senefelder (alle twee 1819) werden toegewezen voor £3.000 en £2.200, waar de taxatie in beide gevallen een zevende lager lag.
Als we bij nummer 329 van de chronologisch geordende catalogus de tweede helft van de negentiende eeuw bereiken, worden de prijzen over het geheel genomen lager. Zijn ze daarvoor regelmatig tussen de 500 en 1.000 pond, nu worden ze overwegend 150 tot 500 pond.
Was er ook Nederlands werk te koop? Eén nummer, lot 321: Charles Rochussen, Tien tafereelen uit Vondel's Gijsbrecht van Aemstel, tien litho's in een map, 1841. Wie de productie kent, zal het niet verbazen, dat er geen koper was bij een taxatie van £300-400, inzet £200, ook al betrof het hier een handgekleurd exemplaar.
F.W. Kuyper