clichémaker moest. In Het Nieuws van de Dag van 13 oktober 1911 vertelde De Groene-redacteur J.H. Rössing ter gelegenheid van Braakensieks 25-jarig jubileum hoe de grote platen tot stand kwamen: ‘Donderdag-middag begint hij de groote plaat direct op steen te teekenen, en komt er Vrijdag mee klaar tegen half vijf. Om vijf uur gaan de steendrukkers bij Ellerman, Harms en Co. nadat de Redactie die van bovenschrift en onderschrift voorzien heeft, aan 't drukken, om de afdrukken nog 's avonds in de krant te kunnen doen steken, waarvan reeds 's avonds een paar duizend exemplaren verzonden worden en de vele overige duizenden den volgenden dag, Zaterdag vroeg’.
Van de platenvergaderingen is diverse malen verslag gedaan. Daaruit blijkt dat niet iedereen Braakensiek zo bewonderde als Jordaan. H.P.L. Wiessing, hoofdredacteur van 1907 tot 1914, beschreef in 1960 in zijn gedenkschriften zijn ergernis over de entree en het formele gedrag van Braakensiek, dat hij onderdanig vond: ‘de breedgerande hoed in de hand groet [hij] plechtig en in de rangorde die voor hem vanzelf spreekt: eerst de directeur, dan de hoofdredacteur, tenslotte, iets warmer de collega's Pijzel en Rössing. [...] Nu had Braakensiek, hoe overdacht hij ook deed, een broertje dood aan denken, hij werd bepaald zenuwachtig als hij dat bij gelegenheid buitenshuis moest doen’. De socialist Wiessing vond het in werkelijkheid vreselijk dat hij moest werken met een tekenaar die zich niet ‘politiek partij kon stellen’ of zelfs maar in staat was ‘aan de politiek van de ander een eigen beeldende gedachte te verbinden’. De politieke neutraliteit van zijn tekeningen kon men echter moeilijk Braakensiek verwijten. Die was afhankelijk van de keuze van het wekelijkse onderwerp én de behandeling daarvan door de platenredactie, waarin ook Wiessing geen verandering bracht. Met de komst van Braakensieks opvolger Jordaan kwam een eind aan de platenvergadering. Dat was revolutionair, want, aldus Jordaan, ‘een politiek tekenaar was een uitvoerder’.
Braakensieks kwaliteiten als tekenaar waren minder omstreden dan zijn politieke neutraliteit. Als de platenredactie zijn schets had goedgekeurd, maakte hij geen uitgewerkte tekening op papier meer. Hij deed dat onmiddellijk op de steen. Dat vereiste een grote lithografische vaardigheid en een meer dan vaste hand, want op de steen kon niet meer gecorrigeerd worden. Ieder lijntje of streepje dat gezet was, was definitief.
In 1901 plaatste De Hollandsche Revue bij een ‘Karakterschets’ van Johan Braakensiek een foto waarop deze ‘op den steen’ tekent. Aan zijn 25-jarig jubileum in 1911, zijn terugtreden in 1931 en zijn overlijden in 1940 werd door heel veel kranten en tijdschriften aandacht besteed. De Nieuwe Rotterdamsche Courant stuurde in 1931 een verslaggever en een fotograaf naar de 73-jarige tekenaar. De fotograaf vereeuwigde Braakensiek terwijl hij ‘op den steen’ tekende, precies zoals in 1901, en de verslaggever schetste de omgeving, waarin hij dat al die jaren had gedaan.
‘Daar zit hij, zooals hij 46 jaar lang gezeten heeft, week aan week, voor den steen, om zijn politieke plaat voor De Groene te teekenen; in zijn werkjas, met zijn gebatikte strikdas onder zijn lang kinbaardje uit, dat zijn mageren kop nog puntiger maakt; ingespannen kijken zijne oogen, waarvan gij nu niet de slimheid ziet en de oolijke twinkeling, door het lorgnet, dat balanceert op den grooten neus. Rechts achter hem staat, in het sober werkvertrek, zijn zwarte vriend, de kolomkachel; links vóór hem liggen, op het kale tafeltje, zijn onafscheidelijke pijp en zijn sigarenkoker. Braakensiek is een verwoed rooker! En dat blijkt hem geen kwaad te hebben gedaan.’
Braakensieks lithografische oeuvre is niet ‘beperkt’ gebleven tot de prenten voor De Groene. Hij tekende voor tal van bladen in binnen- en buitenland, illustreerde boeken, zoals het populaire Dik Trom van C. Johan Kieviet en verschillende boeken van de volksschetser Justus van Maurik, ontwierp talrijke affiches en maakte de legendarische geheelonthoudersprenten ‘Ach vader, niet meer!’ en ‘Het kind van den tapper’. Het is onmogelijk zelfs maar bij benadering vast te stellen hoeveel stenen Braakensiek volgetekend heeft. Als geen ander verdient hij een plaats in de ere-galerij der lithografen!
C.H. Slechte