‘Een totale schipbreuk’
Boekhandelaar Suringar en lithodrukker Bogaerts en de kaart van Nederland
In de jaren zestig van de negentiende eeuw gaf G.T.N. Suringar, uitgever te Leeuwarden, een atlas van Nederland uit van de hand van J. Kuyper. De atlas was een succesvolle onderneming, hetgeen ondermeer blijkt uit de herdrukken die in korte tijd verschenen, ook van de afzonderlijke kaarten uit de atlas. In 1879 was er behoefte aan een nieuwe kaart van Nederland: de steden en de infrastructuur waren flink veranderd en er was inmiddels een spellingsverandering doorgevoerd. Kortom, de oude kaart van Nederland, zoals Suringar die in de jaren zestig had gepubliceerd was aan revisie toe. En omdat er nu toch een nieuwe kaart van Nederland kwam, leek het opportuun de visie op Europa ook te verversen. Kaartenmaker Kuyper zou de nieuwe kaarten leveren. Hij kreeg te maken met Hugo Suringar, die inmiddels zijn vader G.T.N. was opgevolgd in het bedrijf.
Hugo Suringar stelde zich in verbinding met de ‘snelperssteendrukker’ A.J. Bogaerts te Breda, die de klus moest gaan klaren. Waarom de uitgever uit Leeuwarden zaken wilde doen met een steendrukker uit Breda is uit dit onderzoek overigens niet duidelijk geworden. In het noorden en oosten des lands waren in die tijd ook al voldoende kundige steendrukkers aanwezig.
Eind 1879, begin 1880 vonden de onderhandelingen plaats over de prijs en begon Bogaerts met de onderneming. ‘Voor elke kaart zou 3 à 4 maanden tijd noodig zijn. Modellen van wat hij [= Bogaerts] in den laatsten tijd aan graveur- en kleurwerk had geleverd, legde hij over (modellen van oorlogsmateriaal)’, aldus Suringar in een exploit, door een advocaat gedagtekend 29 november 1888. Het project dat in 1880 zo enthousiast begonnen werd door de deelnemers, is dan inmiddels op een bijna totale mislukking uitgelopen. Suringar legt verder uit hoe het allemaal met Bogaerts was afgesproken: ‘Op steen met de pen geteekend, doch fijn, zouden de kaarten zijn, en dan de lettering (alle namen met overdruk van boekdruktypen (om de regelmatigheid en nauwkeurigheid). B. heeft nogal getreuzeld, nadat keus van letter was gedaan, aan den arbeid te gaan en lettertypen aan te schaffen. Tot het laatste is het niet gekomen, want hij scheen toch liever de oude methode te volgen om alles te graveeren’.
Nadat Bogaerts enkele compleet gegraveerde proeven had getoond, één met de geografische gegevens en één met de namen, die uiteindelijk over elkaar heen zouden worden gedrukt, stemde Suringar in met de gekozen methode. Bij de eerste ‘gemengde’ druk zaten de plaatsnamen echter niet op hun plaats en klopten ze in een aantal gevallen niet. Ook waren de kleuren niet mooi, of, in de woorden van Suringar: ‘Kleurmodellen hard, onsmakelijk.’ Aangezien de proeven compleet gegraveerd waren, lijkt hier sprake te zijn van chromolithografie, een drukmethode die begin jaren tachtig steeds gebruikelijker begon te worden. Het was inmiddels 1882 en een concurrent had intussen een kaart van Nederland op de markt gebracht.
Bogaerts dreigde het hoofd in de schoot te leggen. Hij wist zich met Suringars kritiek blijkbaar geen raad. Aanvankelijk liet hij een hele tijd niets van zich horen, totdat hij nog eens met nieuwe proeven kwam. Suringar toonde ze aan Kuyper, maar die had inmiddels, als lid van een commissie, de spelling van de Nederlandse plaatsnamen gereviseerd. Hij maakte om die reden uiteraard bezwaar tegen de kaart, die nog in de oude spelling was gedrukt. Bovendien waren er enkele nieuwe kanalen gegraven, die toegevoegd dienden te worden. Er zat voor Bogaerts niets anders op dan de schouders eronder te zetten. Rond 1885 begon hij aan nieuwe proeven. Suringar stelde vast, toen hij de nieuwe proeven in handen had: ‘[...] de lettering der plaatsnamen bleef onvoldoende en alle proeven in overdruk even slecht als vroeger’. Bogaerts wilde ondanks de kritiek van Suringar toch alvast met drukken beginnen, maar kon niet voort vanwege een tekort aan papier. Suringar zag de bui al hangen en besloot om het over een andere boeg te gooien. Hij ging nu harde eisen stellen: ‘1 - 't Eerst goedgek: proef en 2 - alle steenen voor dezelfde kleur in eenzelfde kaart bestemd, in één adem en uit één pot te drukken, om zooveel mogelijk te waken tegen onstandvastige kleur’. Het werk stagneerde op dat moment wederom en intussen verscheen er opnieuw een schoolkaart van een concurrent op de markt.
In maart 1887 reisde Suringar naar Breda om met Bogaerts tot een goede afspraak te komen. Kuyper had intussen aan Suringar kenbaar gemaakt dat hij zijn naam niet meer onder de kaart wilde hebben, maar Suringar