De Boekenwereld. Jaargang 14
(1997-1998)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
Een bijzondere verrassing
| |
[pagina 80]
| |
Twee fragmenten van de etsplaat van Gedenkplichten op de graven.
kast van vaders werkkamer staan. Toen moeder hem later te zien kreeg, was ze ook niet bijster enthousiast en hij verdween naar zolder. Later pakte ze hem weer eens op. Hij viel toch wel mee. Ze bedacht zich dat hij, in orde gemaakt en opgepoetst, net iets zou zijn om bij de open haard te zetten bij een van de kinderen. Moeder ging dus aan het poetsen. Elke dag een stukje. Ze had succes, het ding knapte zienderogen op, maar het was een geduldwerkje. Vooral de strippen, die aan twee kanten vastzaten waren lastig en de binnenkanten waren helemaal moeilijk om bij te komen. Daardoor kregen ze extra aandacht. Er zaten erg veel krasjes in. Langzamerhand begon het koper wel te glimmen maar de krasjes werden fijne lijntjes, blokjes en rondjes. Dit was geen toevallige slijtage, zeker niet omdat ze juist aan de binnenkant zaten. En het leek wel of er op de één een kerktoren stond... Wat had ze hier toch in handen? Toen vader ermee geconfronteerd werd, maakte hij voorzichtig de strippen los, zodat hij ze beter kon bekijken. Dat versleten etsplaten versneden werden om ze voor andere doeleinden te gebruiken, zal hem niet onbekend zijn geweest. De vraag was of het hier werkelijk om delen van een oude etsplaat ging. En van welke prent hadden ze dan stukken plaat in handen? Dat kerktorentje, moeder meende dat ze het eerder had gezien, maar waar? Met deze vraag in haar achterhoofd kreeg ze opeens een zeer heldere ingeving: enige maanden tevoren had er in het maandblad Ons AmsterdamGa naar eind1. zoiets gestaan. Het ging om een artikel van F.J. Dubiez over de (nog steeds bestaande) Portugees Israëlietische begraafplaats te Ouderkerk aan de Amstel. Deze begraafplaats is in 1614 in gebruik genomen en heeft al snel de aandacht van verschillende kunstenaars getrokken. Dubiez noemt twee tekeningen van Jacob van Ruysdael, gemaakt omstreeks 1670, waarnaar Abraham Blotelingh gravures heeft gemaakt. Op één van deze tekeningen, die zich in het Teylers Museum in Haarlem bevinden en bij het artikel zijn afgebeeld, is het oude slanke torentje van de Hervormde kerk van Ouderkerk te zien. Ook staan bij het artikel afbeeldingen van twee prenten van de joodse begraafplaats in dit dorp, gemaakt door | |
[pagina 81]
| |
Romeijn de Hooghe, Gedenkplichten op de graven, ca. 1674. Ets. 236 × 287 mm. Collectie Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam.
Romeijn de Hooghe (1645-1708) uit het Rijksprentenkabinet. Op één van deze twee staat ook het torenspitsje van Ouderkerk. Als goede Haarlemmers maakten mijn ouders nu eerst een afspraak met de conservator van het Teylers Museum om de tekeningen van Jacob van Ruysdael te bekijken. Dit liep echter op een teleurstelling uit. Het konden onmogelijk strippen zijn van de platen van Abraham Blotelingh. Daarop gingen ze vol verwachting naar Amsterdam, naar het Rijksprentenkabinet en vroegen naar de ets van Romeijn de Hooghe ‘Gedenkplichten op de graven’. Bij vergelijking bleek dat ze twee strippen hadden, die uit de plaat van deze prent gesneden waren (Hollstein 261 /Landwehr 300). Romeijn de Hooghe heeft twee etsen van de Portugees Israëlietische begraafplaats in Ouderkerk gemaakt, deze ‘Gedenkplichten’ en ‘Begrafenis der joden buiten Amsterdam’ (H 260, L 299). De grafkist werd per boot over de Amstel naar de begraafplaats gebracht en op de tweede ets is het uitladen van de kist afgebeeld. Hier is echter geen torentje van Ouderkerk te zien. Dit torentje maakt een globale datering van de ets mogelijk. Het spitsje is in de oorlogsdagen van 1674 verwoest. De ets is waarschijnlijk omstreeks dat jaar gemaakt. Het was dus gelukt het geheim te ontraadselen! Nu dienden er nog twee dingen te gebeuren. Het eerste: de stoof werd van andere strippen voorzien. Nog belangrijker was dat er afdrukken gemaakt moesten worden. Er werd onder de kennissen iemand gezocht en gevonden, in het bezit van een etspers. Weliswaar hadden de strippen niet de afgeschuinde kanten van een etsplaat, maar met veel zorg en door dik papier te gebruiken lukte het toch om enkele goede afdrukken te maken. Bij het vergelijken van deze afdrukken met de ets van het Rijksprentenkabinet blijkt dat de plaat niet toevallig naar de koperslager is gegaan. Hopelijk is ook aan de afbeeldingen hier op verschillende punten te zien dat de plaat ‘afgereden’ was. De ontdekking is er niet minder om. Blijft over de vraag: Waar zouden de andere delen van de plaat gebleven zijn? |
|