Hergebruik van boekillustraties in de Lage Landen
J.H. Landwehr
De kosten van de productie van geïllustreerde boeken betreffen voor een groot deel de illustraties en in veel mindere mate het zetwerk. Het is daarom begrijpelijk dat al vanaf het begin van de boekdrukkunst drukkers met elkaar handelden in houtblokjes met daarin gesneden voorstellingen. Toen bijvoorbeeld Pieter van Os van Breda in Zwolle het plan opvatte om een deel van het Nieuwe Testament in de moedertaal uit te geven, verwierf hij de houtblokken die gediend hadden voor een editie van het blokboek Biblia Pauperum. En daar hij zijn uitgave in octavo-formaat wenste uit te voeren, paste hij het formaat van de illustraties aan door de blokken in stukken te zagen. Zo verscheen in 1479 Epistelen ende Evangelieen met oude illustraties in een nieuwe vorm en opstelling
Bekender is het verhaal van de zogenaamde Divisiekroniek, uitgegeven in Leiden in 1517, waarvoor Jan Seversz zes oude en vier nieuwe houtblokken gebruikte die Lucas van Leyden gesneden had en enige andere, die toegeschreven worden aan Jacob Cornelisz van Oostsanen; bovendien kwam een ander deel van de houtsneden van blokken die in 1486 in Gouda gebruikt waren voor Chevalier délibéré en ook hier werd de zaag gehanteerd.
Een boek dat regelmatig ter veiling komt, is Het groote tafereel der dwaasheid uit 1720, folioformaat, geïllustreerd met 76 of meer kopergravures. Enkele hiervan stellen mismaakte dwergen voor die men terug kan vinden in De Waereld vol gekken nesten anders genaamd het dwergen Tooneel, Amsterdam, W.E. Koning, z.j.
De karikaturisten van Het groote tafereel der dwaasheid hebben ook andere bronnen aangeboord, bijvoorbeeld J. Cats' Spiegel van den Ouden ende Nieuwen Tijdt. Dit werk verscheen eerst in 1632, beleefde enkele herdrukken tot 1635, waarna de uitgevers van het royale en duurdere kwarto-formaat overgingen naar octavo, en dus nieuwe prentjes moesten maken. Embleem nr. xxx uit het eerste deel van Cats' Spiegel op kwarto-formaat werd gebruikt voor het tafereel der dwaasheid; het motto dat erin gegraveerd was ‘Beter bijden Uijl geseten, als metten Valck gevlogen’ werd uitgewist en vervangen door het devies ‘De Actie Valk, die uitging vliegen om te stropen, Ontmoet zijn dood, daar hem 't geval op winst deed hopen’.
Zolang uitgevers gebruik maakten van aanwezig materiaal voor hun herdrukken of oude platen/blokjes kozen voor andere boektitels, is hun spoor nog wel te volgen. Maar het kwam natuurlijk ook voor dat men geen gebruik meer kon maken van bijvoorbeeld oude versleten koperplaten, of men wilde dat niet uit commerciële overwegingen. Veel eerste drukken van Nederlandse emblemata-dichters, die eerst uitgegeven werden in kwarto-formaat, bestemd voor een kapitaalkrachtig publiek, werden later herdrukt in octavo-formaat en toegerust met primitieve kopieën van de oorspronkelijke zinnebeelden. Zo vonden deze emblemata hun weg naar de middenstand en kleine luiden en in enkele gevallen zelfs naar de kinderwereld. Vooral in de achttiende eeuw gaven uitgevers van volksboeken ook losse kinderprenten uit, die met dezelfde houtblokjes gedrukt werden; de tekst moest daarbij in vele gevallen herzien en ingekort worden. Achteruitgang in kwaliteit is aan een dergelijke wijze van uitgeven inherent. Ook daardoor raakt men soms het spoor van een illustratie volledig bijster. Ik geef er enkele voorbeelden van.
De uitgeverij van De Weduwe Hendrik van der Putte (1765-1767) en die van S. en W. Koene (1784-1830), beide gevestigd in Amsterdam, gaven van oudsher kinderprenten uit. Enkele ervan bevatten reeksen spreekwoorden toegelicht met houtsneden. S. en W. Koene gaven bijvoorbeeld uit De oude Hollandsche Gaare-Keuken. Deze titel wordt voorzien van een distichon: ‘Hollands oude gaarekeuken, Schaft u hollands oude spreuken, Kost die alle monde smaakt, Vind gy hier gereed gemaakt.’ Dan volgen vier maal vier rijen houtsneden waaronder een Hollands spreekwoord. Deze prent werd afgebeeld door Maurits de