Boekbesprekingen
Ton Croiset van Uchelen en Hannie van Goinga (red.), Van pen tot laser. 31 opstellen over boek en schrift aangeboden aan Ernst Braches bij zijn afscheid als hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam in oktober van het jaar 1995. Amsterdam, De Buitenkant, 1996. 344 p., ISBN 907038678X. f125,-.
Per 1 november 1995 nam Ernst Braches afscheid als hoogleraar in de geschiedenis van het boek en van de drukkunst, inzonderheid van de 19de en 20ste eeuw. Bij deze gelegenheid werd hem een bundel aangeboden: Van pen tot laser. 31 opstellen over boek en schrift aangeboden aan Ernst Braches bij zijn afscheid als hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam in oktober van het jaar 1995. Hoewel de ondertitel anders doet vermoeden, verscheen het boek pas in 1996. Op 24 februari 1996 werd het boek Braches aangeboden tijdens een sobere plechtigheid in de personeelskoffiekamer van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek. Dit laatste gegeven ontleen ik aan een door Ernst Braches geschreven brochure Van lezer tot schrijver, die opent met een - aanvankelijk in de hij-vorm geschreven - verslag van deze bijeenkomst. Ruim 30 bladzijden in twee kolommen gebruikt Braches vervolgens voor zijn reactie op Van pen tot laser. Deze reactie heeft enig tumult veroorzaakt.
Het is doorgaans een gemengd genoegen deel uit te maken van de redactie van een huldebundel. Weliswaar heeft men het bevredigende besef bezig te zijn de ontvanger van de bundel een plezier te bereiden, maar daaraan wordt vaak afbreuk gedaan door de omstandigheid dat de medewerkers niet steeds bijdragen leveren die voldoende kwaliteit hebben. En een gevraagde bijdrage afwijzen is ook al zoiets. Bovendien heeft de redactie natuurlijk de ambitie een bundel samen te stellen die ook voor een groter publiek aantrekkelijk is. De redactie van Van pen tot laser, bestaande uit Ton Croiset van Uchelen en Hannie van Goinga, koos voor een bundel die zich beperkte tot - in ruime zin genomen - boekwetenschappelijke onderwerpen. Deze beperking liet nog altijd ruimte voor een zeer afwisselende bundel, waarin een beschouwing over 19de-eeuwse rozenboeken (van Ger Kleis) staat naast een technische bijdrage over een druk van Vondels Palamedes. Hekeldichten uit 1705 (door Johan Gerritsen) en waarin speculaties over gespikkelde letters in een druk uit 1487 (van Adri K. Offenberg) geflankeerd worden door een principiële verhandeling over de archeologie van de boekband en boekrestauratie (door J.A. Szirmai) en een inventarisatie van boekhandelende toneelspelers en toneelspelende boekhandelaars (door Marja Keyser).
De gemiddelde lezer zal bij deze bundel ervaren wat voor bijna iedere bundel geldt, namelijk dat hij er bijdragen in aantreft die hem wel en die hem niet interesseren. Zo'n bundel is een uit zijn krachten gegroeide tijdschriftaflevering. Men leest zoiets zelden van kaft tot kaft. Er is eigenlijk maar één ideale lezer: de beschonkene. Maar we zullen nog zien dat in dit geval ook hij af en toe zijn bedenkingen had.
Als bespreker van deze bundel schiet ik verregaand tekort. Ik ben geen boekwetenschapper en er komen dan ook beschouwingen in het boek voor die ik nauwelijks kan volgen en waarin ik niet geïnteresseerd ben. Aan de andere kant zal voor vele lezers van De Boekenwereld evenzeer gelden dat ze geen specialist zijn, maar dat ze wel een redelijk ruime belangstelling voor boekhistorische onderwerpen meebrengen. Per individu zal dat wel verschillen, maar het grootste deel van het boek zal de Boekenwereld-lezer met interesse en genoegen gelezen. Het is ondoenlijk alle bijdragen de revue te laten passeren, maar enkele van mijn voor- en afkeuren mogen hier toch volgen.
De redactie heeft besloten tot plaatsing van de bijdragen in alfabetische volgorde per auteur. Dat pakt in zoverre verkeerd uit, dat de bundel nu begint met een beschouwing van Christiane Berckvens-Stevelinck, een typische plichtmatige bijdrage, waarin eigenlijk niet veel anders beweerd wordt dan dat er in archieven spanning bestaat tussen ‘schoningswoede en bewaardrang’. En dat wisten we al. Weinig betekenende gelegenheidsbijdragen zijn er ook van bijvoorbeeld Willem Dijkhuis en Dick Dooijes.
Aardig om te zien is hoe verschillend auteurs verwante onderwerpen behandelen. Cees van Dijk presenteert de niet bijster belangwekkende correspondentie russen J. van Krimpen en S.H. de Roos zonder de brieven in een kader te plaatsen (en ook zonder enige editietechnische verantwoording). Marijke Stapert-Eggen editeert de brieven van de jezuïet J. Dijckmann die in de jaren 1849-1852