De Boekenwereld. Jaargang 13
(1996-1997)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermdBerichtenEen drukkerij van Weeskinderen. Johannes van 't Lindenhout en de weeshuisdrukkerij ‘Neerbosch’ te Nijmegen (1870-1903) Johannes van 't Lindenhout (1836-1918) stond in de tweede helft van de vorige eeuw bekend als de stichter van het weeshuis ‘Neerbosch’ bij Nijmegen. Deze weesinrichting onderscheidde zich doordat kinderen, ongeacht geslacht, afkomst of geloof, gratis opvang werd geboden.Ga naar eindnoot1. Arme kinderen of wezen die van buiten de stad kwamen, kregen geen toegang tot burgerweeshuizen. Zij werden door armbesturen, in ruil voor kost en inwoning, als goedkope arbeidskrachten uitbesteed. Ten behoeve van deze kinderen stichtte de evangelist Van 't Lindenhout in 1863 te Nijmegen een weeshuis. Samen met zijn vrouw Hendrina Sipman leefde hij er met de weeskinderen, ‘uit de hand des Heeren’, van liefdadigheid. De belangstelling was groot en reeds na enkele jaren werd een verhuizing noodzakelijk. In het dorp Neerbosch bij Nijmegen werd de nieuwe weesinrichting gevestigd met een kapel, een school, een boerderij en verschillende werkplaatsen. Spoedig voorzag ze vrijwel geheel in eigen onderhoud.Ga naar eindnoot2. Hoewel Van 't Lindenhout van mening was dat bij de opvoeding van de kinderen de nadruk behoorde te liggen op protestants godsdienstonderwijs, onderkende hij het be-
Johannes Van 't Lindenhout (foto Gerard Stoof, circa. 1880).
| |||||||
[pagina 50]
| |||||||
Boekbinder W. Belonje (vooraan met peuter op de knie) tussen leerjongens (fotograaf onbekend, 1888).
lang van beroepsonderwijs. Na het doorlopen van de school werden de meisjes opgeleid tot dienstmeisje en de jongens tot timmerman, klompenmaker of tuinder. Met de vestiging van een drukkerij in 1870 konden de jongens ook letterzetter, drukker of boekbinder worden.Ga naar eindnoot3. De drukkerij vervulde drie belangrijke functies. Naast een vakopleiding voor de weesjongens, verschafte de drukkerij de weesinrichting een belangrijke bron van inkomsten. Bovendien beschikte men met de drukkerij over een spreekbuis waarvan de voormalige predikant Van 't Lindenhout dankbaar gebruik maakte. Met een overvloedige produktie van stichtelijke werken, tijdschriften en kranten, voorzag de weeshuisdrukkerij ‘Neerbosch’ het protestantse volksdeel gedurende 30 jaar van ‘verantwoorde’ stichtelijke lectuur. Toen Johannes van 't Lindenhout in 1870 de drukker P.J. Milborn uit Middelburg naar Nijmegen haalde, had deze al eerder stichtelijk werk voor de weeshuisvader gedrukt. Van 't Lindenhout kende de drukker als ‘een uitnemend Christen’ en dat moet hem hebben
Drukker S. Louwerse (met baard) tussen leerjongens (fotograaf onbekend, 1888).
overtuigd dat Milborn de geschikte persoon was voor de inrichting en het beheer van de weeshuisdrukkerij. Onder Milborns leiding kwam de drukkerij tot bloei. Hij zou ruim 30 jaar eraan verbonden blijven. Ook na 1900, toen hij zijn werk in de drukkerij en binderij moest overlaten aan de oudste zoon van Van 't Lindenhout, bleef de bejaarde Milborn actief en verzorgde de administratie van de boekhandel van de weesinrichting. ‘Geen van onze werkplaatsen is met zooveel zorg begonnen als de drukkerij’, zo zou Van 't Lindenhout zich later herinneren. ‘Het kleine begin was zeer merkwaardig. Deze werkplaats was juist ruim genoeg om er drie letterkasten en een handpersje te plaatsen [...] Meester Milborn zelf zette zich achter de eene letterkast, een knechtje, dat hij meegebracht had, achter de andere en een van onze weesjongens, Van Tricht, was zijn eerste leerling.’Ga naar eindnoot4. Met beperkte middelen werden Het Christelijk Volksblad, een bestaande uitgave van Milborn en Het Oosten, een uitgave van Van 't Lindenhout, gedrukt. Spoedig zouden meer uitgaven volgen.Ga naar eindnoot5. De drukkerij werd voor een groot deel bemand door weesjongens in opleiding. De Weezenalmanak geeft met de vermelding van het aantal leerjongens, de taakverdeling en het machinegebruik een indruk van de ontwikkeling van de drukkerij. Zo kon men in 1872 melden dat de handpers door een snelpers was vervangen, waarmee het tijdschrift voor de jeugd Oud en Nieuw kon worden gedrukt. Nieuwe tijdschriften kwamen tot stand, Te Huis en Nieuws van het Oorlogstoneel, waardoor de drukkerij al gauw vier snelpersen nodig had. Ook uit de jaarlijkse opgave van het aantal drukkersleerlingen valt een gestage groei af te lezen, die er in 1877 toe leidde dat de drukkerij, tot dan toe in Nijmegen gevestigd, met een dependance in Neerbosch moest worden uitgebreid. In 1892 kreeg de drukkerij een geheel nieuwe ruimte ter beschikking. Met trots meldde het jaarboek: ‘Onze weesjongens kunnen nu hier, zonder elkaar te stooten, onder de goede leiding van broeder de Graaf en broeder Louwerse, tot bekwame zetters en snelpersdrukkers worden opgeleid.’Ga naar eindnoot6. Ondanks het enthousiasme waarmee de nieuwe behuizing van de drukkerij werd aangekondigd, kwam enkele jaren later een einde aan de groei. De belangstelling voor de tijdschriften liep terug. Rond de eeuwwisseling | |||||||
[pagina 51]
| |||||||
konden ingrijpende veranderingen niet uitblijven. Bij het afscheid van Van 't Lindenhout als weeshuisvader in 1903 bleek dat het handhaven van alle uitgaven niet meer verantwoord was. De opvolger van Van 't Lindenhout, ds. J. Schrijver, hief bij zijn komst alle bladen op met uitzondering van Het Oosten en De Vriend des huizes.Ga naar eindnoot7. De drukkerij en boekhandel bleven bestaan, maar werden op kleinere schaal voortgezet.Ga naar eindnoot8. Hoewel in de tweede helft van de negentiende eeuw in Nederland het analfabetisme grotendeels was verdwenen en illustraties als verduidelijking van de tekst strikt genomen niet meer noodzakelijk waren, droegen ze in hoge mate bij aan de populariteit van een blad. Ook Van 't Lindenhout was zich ervan bewust dat het succes van De Vriend des Huizes voor een belangrijk deel was te danken aan de houtgravures.Ga naar eindnoot9. In de vorige eeuw was de houtgravure voor tijdschriften de illustratietechniek bij uitstek, omdat men hiermee goedkoop en in grote oplage kon drukken. Toch was de produktie van houtgravures relatief kostbaar en maakte een drukkerij deze meestal niet zelf. Men bestelde deze bij houtgravure-ateliers of kocht ze van andere drukkerijen. Er bestond een levendige handel in cliché's zodat ook in de uitgaven van de weeshuisdrukkerij veel houtgravures zijn te vinden, gemaakt in bekende houtgravure-ateliers zoals Brend'amour te Düsseldorf, Swain te Londen, Pannemaker te Brussel en Smeeton-Tilly in Parijs. Minder vaak treffen we houtgravures van Nederlandse herkomst aan, zoals de afbeeldingen afkomstig uit het houtgravure-atelier van Henri Bogaerts in Den Bosch, de dynamische uitgever van katholieke boeken en tijdschriften, waaronder de Katholieke Illustratie.Ga naar eindnoot10. Het is opvallend, dat men ondanks de verschillen in signatuur geen bezwaar had tegen het gebruik van gravures van Bogaerts. De Vriend des Huizes en de Katholieke Illustratie vertoonden qua inhoud en stichtelijke doelstelling overeenkomsten, zodat Van 't Lindenhout de houtgravures zonder veel problemen kon overnemen. Waar de redactie het nodig vond, werd een van oorsprong katholieke prent van een protestantse boodschap voorzien. Ook buitenlandse houtgravures werden aangepast aan de stichtelijke intentie. De afbeelding van een klein meisje met een lezende oude vrouw, een gravure uit het atelier Heuer & Kirmse, verscheen in de Katholieke Illustratie met het neutrale bijschrift: ‘Grootmoeder leest’.Ga naar eindnoot11. Enkele jaren later ging dezelfde plaat in De Buurman vergezeld van een uitgebreide tekst waarin de lezer wordt voorgehouden dat het geregeld lezen van de bijbel het goede voorbeeld geeft aan de jeugd. Het onderschrift van de prent ‘Leeringen wekken, voorbeelden trekken’ benadrukt de boodschap nog eens. Een houtgravure die bijzondere aandacht verdient, is de afbeelding ‘Alleen in de Nacht’ in het tijdschrift Goede Woorden, waarbij voor de figuur van de kleine jongen een foto van de fotograaf Rejlander als voorbeeld werd gebruikt.Ga naar eindnoot12. Net als de stichtelijke geschriften van Van 't Lindenhout diende dit soort platen een stichtelijk èn een propagandistisch doel. De prent moest de noodzaak van opvanghuizen zoals het weeshuis ‘Neerbosch’ uitdra-
‘Alleen in de nacht’, houtgravure uit Atelier Swain naar een foto van Rejlander in Goede Woorden 28 (1888).
| |||||||
[pagina 52]
| |||||||
Visitekaartportretten van weeskinderen, circa 1870-1900.
gen. Gezien de herkomst van de foto, die aan de houtgravure ten grondslag ligt, is het mogelijk dat de prent oorspronkelijk was bestemd voor een inzameling ten behoeve van liefdadigheidsinstellingen zoals die van dr. Thomas Barnardo. Deze Engelsman stichtte in de jaren '70 van de vorige eeuw opvanghuizen voor zwerfkinderen. Om de mensen tot donaties te bewegen, maakte Barnardo gebruik van foto's van zwerfkinderen waarmee hij als één der eersten fotografie aanwendde als propagandamateriaal. Van 't Lindenhout kende zijn beroemde Engelse tegenhanger en heeft hem zelfs te gast gehad. Barnardo zou na een bezoek aan de weesinrichting te Neerbosch zo onder de indruk zijn geweest, dat hij ‘aanstonds Industriescholen aan zijn inrichtingen in Londen [heeft] verbonden’. Zijn eerste werkplaats was een drukkerij.Ga naar eindnoot13. Dit wetende, is het een voor de hand liggende vraag of Van 't Lindenhout in zijn werkwijze op zijn beurt door Barnardo werd beïnvloed. Hoewel het museum van de weesinrichting Neerbosch over enige foto's van weeskinderen beschikt, lijken deze vooral gemaakt te zijn voor documentatiedoeleinden. Het feit dat Johannes van 't Lindenhout de weesinrichting ‘Neerbosch’ voor een belangrijk deel door middel van zijn stichtelijke uitgaven wist te financieren, geeft aan dat hij goed was doordrongen van de manier waarop hij propaganda moest bedrijven. Ofschoon hij via Barnardo op de hoogte moet zijn geweest van de manier waarop fotografie hierbij effectief kon worden aangewend, zijn over het gebruik van fotografie voor propagandadoeleinden door Van 't Lindenhout geen gegevens bekend. De geschiedenis van de weesinrichting geeft een interessant beeld van de manier waarop een weeshuis in de tweede helft van de vorige eeuw zich door middel van een effectief gevoerde propaganda wist te handhaven. Bovendien kon een bloeiende drukkerij ontstaan, die voor een belangrijk deel steunde op de inzet van weeskinderen.Ga naar eindnoot14. Volleerde drukkersjongens begonnen na hun vertrek uit Neerbosch in binnen- en buitenland nieuwe drukkerijen: in Bussum, Apeldoorn, Rotterdam, Groningen en Tilburg, maar ook in Amerika en Zuid-Afrika zijn drukkerijen van voormalige weeskinderen gevestigd. Enkele tientallen jaren lang leverde de weeshuisdrukkerij een groot aantal nieuwe drukkers af. Het weeshuis Neerbosch staat tegenwoordig bekend als het ‘Kinderdorp Neerbosch’, een behandelingsinstituut voor jeugdhulpverlening en is één van de vele projecten van de Vereniging Van 't Lindenhoutstichtingen ‘Neerbosch’. Op het terrein van het Kinderdorp Neerbosch is ook het Van 't Lindenhoutmuseum te vinden, waar nog veel van de uitgaven van de Weeshuisdrukkerij zijn te zien. Het museum is op afspraak te bezoeken: Scherpenkampweg 21, 6545 AK Nijmegen, telefoon: 024-3770417. Marga Altena | |||||||
[pagina 53]
| |||||||
Van Wolsschatens laatste letterproef heruitgegevenGerard van Wolsschaten werd in 1596 in het Antwerpse Sint-Lucasgilde ingeschreven als drukker en lettergieter. Daarmee stichtte hij een grafische dynastie die het zou uithouden tot 1776, toen zijn laatste afstammeling, Jan Baptist van Wolsschaten, kinderloos stierf. Met de respectabele duur van 180 jaar scharen de Van Wolsschatens zich in het kleine rijtje van Antwerpse drukkersfamilies die twee, drie of zelfs vier eeuwen actief waren. Bovendien hadden ze als lettergieters, met lange tijd een quasi-monopolie en een breed klantenbestand tot in Frankrijk, een aanzienlijke invloed op het drukwerk van hun tijd. Vreemd genoeg is er over de Van Wolsschatens tot op heden nog nooit een artikel, laat staan een monografie geschreven. Hierin wordt verandering gebracht door de 35 pagina's tellende inleiding die Boris Rousseeuw vooraf laat gaan aan een fotografische herdruk van de laatste letterproef van de familie, verschenen rond 1760 en slechts in enkele exemplaren bewaard gebleven. In zijn inleiding gaat Rousseeuw in op de geschiedenis en de betekenis van het geslacht Van Wolsschaten, de evolutie van de lettertypes die ze sneden, goten en verkochten, hun relatie met de Officina Plantiniana, de boeken die ze zelf drukten, de welstand die ze vergaarden en hun ondergang. Uitgangspunt voor deze inleiding vormde bronnenonderzoek in het Museum Plantin-Moretus, het Antwerpse stadsarchief, het rijksarchief en enkele privé-collecties. De inleiding werd met de hand gezet uit de Perpetua en met een handpers gedrukt op geschept gevergeerd Zerkall papier. De facsimile en de twintig illustraties (drukkersmerken, handschriften, titelpagina's, etc.) zijn eveneens op de handpers gedrukt. Daarnaast is de tekst verlucht met dertien handgekleurde initialen. Het boek telt 48 pagina's, is genaaid in een blauw omslag, met goud bedrukt, en verscheen in een oplage van 50 genummerde en gesigneerde exemplaren. Deze uitgave kan besteld worden door overmaking van f260,- op ing-rekening 65.56.34.657 ten name van Boris Rousseeuw, Elf Novemberstraat 22, 2910 Wildert, België. | |||||||
[pagina 54]
| |||||||
Het voorplat van het in geel linnen gebonden boekje, de titel in goud, de uitgeversnaam in zwart, het vogeltje in rood en zwart en licht afgeschuinde platten, rood op snee (foto Rob Mostert, Rijswijk).
De voorzijde van het stofomslag van lichtblauw papier met daarop geplakt het uitgestanste etiket (foto Rob Mostert, Rijswijk).
| |||||||
Een postincinabeltjeIn 1987 schreef Rudi Ekkart, oud-conservator van het Meermanno-Westreenianum, in Groeiboek. Aspecten van de geschiedenis van het Nederlandse Boek (Leiden, De Ammoniet) een artikel over het oudst bekende Nederlandse stofomslag uit 1866, getiteld ‘Het omhulsel van de schepping’. Daarin bespreekt hij een zeer eenvoudig uitgevoerd omslag van het boek De schepping van J.J.L. ten Kate en uitgegeven in Utrecht door Kemink & Zoon. De Utrechtse antiquaar N. Waterbolk heeft het stofomslag gevonden en het bevindt zich nu in Meermanno. Ekkart eindigt zijn artikel met de hoop dat zijn publikatie zal leiden tot meer onderzoek en tot het vinden van andere en oudere Nederlandse voorbeelden. Aan dat laatste - ‘oudere’ - kan ik niet voldoen maar het door mij gevonden incunabeltje uit 1887 is zo heel anders van aard als dat van 1866 en tevens zo afwijkend van de meer moderne stofomslagen, dat ik u er deelgenoot van wil maken. Het boekje, een bloemlezing van gedichten, heet Bloemengefluister, is in Amsterdam verschenen bij Jacques Dusseau, in Duitsland gedrukt, althans de florale chromolitho's en meet 15,9 × 12,5 cm. Het is gebonden in geel linnen met fijne diagonaallijnpersing (Tanselle 102be). Het voorplat draagt in zwart de naam van de uitgever. Dat is niet zo vanzelfsprekend als u misschien denkt want bij een steekproef op 200 Nederlandse stempelbanden uit de periode 1860-1895 (Nieuwe Kunst uitgesloten) blijkt dat slechts 15% van de uitgevers er iets in ziet om zijn naam op de band te vermelden. Zelfs niet als de binder in blinddruk de zijne op het achterplat stempelt. Het voorplat heeft verder een florale versiering met vogel in rood, groen, blauw (verfdruk) en zwart met een goudgestempelde titel. De platten zijn licht afgeschuind, de snede is rood. Uitgever Dusseau die blijkbaar al een idee van naamsreclame had, moet het ook verdrietig gevonden hebben dat al die grote dichtersnamen, waarvan hij de geestesprodukten aanbood, niet op de band genoemd konden worden wegens plaatsgebrek. Misschien wilde hij ook wel in navolging van o.a. collega Kemink in Utrecht de kwetsbare band, in dit geval het tere gele linnen, beschermen. Hoe het zij, er moet over dit stofomslag nagedacht zijn, gezien het meer sophisticated eindprodukt dan dat van de voorganger rond De schepping. Er werd een papiertje uitgezocht met een gevoelig kleurtje lichtblauw, eenzijdig, en daarop geplakt dat gekke etiket dat apart gestanst moest worden en dat u hierbij ziet afgebeeld. Op dat etiket een cartouche in de vorm van een begrafeniskrans met daarin de namen van alle meewerkende dichters, de titel | |||||||
[pagina 55]
| |||||||
De vergroting van het opgeplakte etiket, waarop nog net (of net niet?) de rood bedrukte omtrek van het uitgestanste etiket van wit papier te zien is (foto Rob Mostert, Rijswijk).
en - terecht - wederom de naam van de uitgever in een fors doch passend corps. Dat alles gedrukt in de kleur rood, een kleur die gevoelig aansluit bij die van de snede. De achterkant en de flappen van het stofomslag tenslotte zijn onbedrukt gebleven. Steven Heller en Seymour Chwast onderscheiden in Required jackets - an illustrated history of American book jacket design 1920-1950, San Francisco 1995, in de inleiding drie soorten Amerikaanse omslagen:
En dan eindigen zij: ‘But the idea that a jacket had any aesthetic, or even promotional, potential was ignored until after the turn of the century’. Over de esthetische aspecten van bovengenoemd omslag kan men van mening verschillen, over het ‘promotional potential’ niet. Dit ter verklaring en ondersteuning van het door mij gebezigde epitheton ‘postincunabel’. Ik ontdekte het papiertje in een grote doos vol met gewichtige boeken bij een niet weg te denken veilinghuis in Leiden. Mag ik eindigen met het nog eens herhalen van de hoop van Ekkart, die ik aan het begin van dit artikel heb geciteerd? A.S.A. Struik | |||||||
Honderdste sterfdag van William Morris herdachtVreemd genoeg is de honderdste sterfdag van William Morris in Nederland nagenoeg ongemerkt voorbijgegaan. En dat terwijl Morris een niet te onderschatten invloed heeft gehad op de herleving van de boekkunst in Nederland in het begin van deze eeuw. Er zou hierover een aardige tentoonstelling of publicatie te maken zijn geweest, maar helaas heeft niemand dat nodig geacht. In de Angelsaksische wereld is het met de belangstelling voor Morris gelukkig stukken beter gesteld. De belangrijkste gebeurtenis in dit herdenkingsjaar was de voltooiing van de monumentale vierdelige editie van Morris' brieven, bezorgd door Norman Kelvin en uitgegeven door de Princeton University Press. Dit laatste deel is voor de boekhistoricus extra interessant omdat het in een bijlage een overzicht geeft van de aanzienlijke collectie vroege drukken en handschriften die Morris bijeengebracht had. De omvang en diversiteit van Morris' activiteiten krijgen alle aandacht op een expositie die nog tot 1 september te zien is in het Victoria and Albert Museum in Londen. Deze tentoonstelling wordt begeleid door een fraai verzorgde, 384 pagina's tellende publicatie, onder redactie van Linda Parry. Alleen al de 560 illustraties, waarvan vele in kleur, maken dit boek de aanschaf waard. Ook in de Verenigde Staten krijgt Morris' sterfdag volop aandacht. Dit is niet zo verwonderlijk aangezien de Pierpont Morgan Library in New York één van de grootste collecties ter wereld bezit met betrekking tot Morris, inclusief een groot deel van zijn bibliotheek. Nog tot 1 september is in de Pierpont Morgan Library, 29 East 36th Street, New York, de tentoonstelling Being William Morris te zien, die, evenals de Londense expositie, beoogt een overzicht te geven van alle aspecten van Morris' leven en werk. Daarnaast organiseert de Pierpont Morgan Library, eveneens tot 1 september, twee kleinere exposities, waarvan een gewijd is aan Morris' collectie middeleeuwse manuscripten en de andere aan Pre-Raphaelite Drawings: The Art of the Book en Beyond. De Pierpont Morgan Library is echter niet de enige Amerikaanse instelling die aandacht aan Morris besteedt. Op 25 oktober opent in The Huntington Library, 1151 Oxford Road, San Marino, de tentoonstelling William Mor- | |||||||
[pagina 56]
| |||||||
ris: Works from the Berger Collection. Uitgangspunt voor deze tentoonstelling, die duurt tot 31 december, vormt de privé-collectie van Sanford en Helen Berger. De Grolier Club, 47 East 60th Street, New York, organiseert van 10 december tot 15 februari 1997 een expositie over William Morris and the Revival of Printing. Aan de opening hiervan gaat op 6 en 7 december een symposium vooraf, dat gewijd is aan William Morris in Our Time en waar veertien internationaal bekende sprekers zullen aantreden. Nadere inlichtingen zijn te verkrijgen bij Mark Samuels Lasner, William Morris Society in the United States, 1870 Wyoming Avenue NW, Washington, DC 20009, tel. (202) 745-1927, e-mail: Biblio@aol.com. Wie geheel up to date wil blijven wat betreft William Morris kan sinds kort terecht op de William Morris Home Page, een activiteit van de William Morris Society in the United States in samenwerking met de Robinson Center for Graphic Arts and Technology van de City University van New York. Hierop wordt een zo compleet mogelijk overzicht gegeven van de wereldwijd georganiseerde herdenkingsactiviteiten, inclusief tentoonstellingen, lezingen en wetenschappelijke bijeenkomsten. Daarnaast bevat de home page een inventarisatie van boeken door en over Morris en links naar verwante sites. Het adres is: http://www.ccny.cuny.edu/wmorris/morris.html. Hans Hafkamp | |||||||
Bijdragen voor conferentie gevraagdDe jaarlijkse conferentie van de Society for the History of Authorship, Reading and Publishing wordt van 4 tot 7 juli 1997 voor de vijfde keer georganiseerd aan de universiteit van Cambridge. sharp ziet met belangstelling voorstellen tegemoet voor zowel individuele lezingen (duur 20 minuten) als voor paneldiscussies. De onderwerpskeuze is geheel vrij, zolang deze maar betrekking heeft op de produktie, verspreiding of ontvangst van geschreven of gedrukte werken in welke historische periode ook. Voorstellen voor bijdragen aan de conferentie (maximaal één vel) dienen voor 20 november 1996 gezonden te worden aan: The Acting Secretary, sharp Conference Programme Committee, 51 Sherlock Close, Cambridge Ch3 oHP, United Kingdom. |
|