Marita Mathijsen, Naar de letter. Handboek editiewetenschap. Assen, Van Gorcum, 1995. 462 p., f69,50. ISBN 9023229746.
‘Naar de letter richt zich tot editeurs, studenten en uitgevers’, luidt de eerste zin van de inleiding van dit handboek editiewetenschap. Dus niet in eerste instantie tot de lezers van De Boekenwereld, lijkt het. Dat is slechts schijn. Want het boek wil niet alleen een handleiding zijn voor wie teksten van een overleden auteur uitgeeft, het wil ook de lezers bewust maken van de kwetsbaarheid van historische teksten en de eisen die de uitgave daarvan stelt.
Het boek is tot stand gekomen onder auspiciën van het Constantijn Huygens Instituut voor Tekstedities en Intellectuele Geschiedenis te Den Haag, een bundeling van het in 1983 opgerichte Bureau Basisvoorziening Tekstedities en de al eerder door de knaw geïnstitutionaliseerde Grotius- en Erasmusedities. De afgelopen decennia is de neerlandistiek zich in toenemende mate bewust geworden van het belang van goede, betrouwbare edities. De ervaringen die in deze periode zijn opgedaan, hebben nu hun neerslag gevonden in dit handboek.
In de eerste plaats is het boek een handleiding voor de uitgave van teksten. Een beperking daarbij is dat editie van middeleeuwse en oudere teksten niet aan de orde komt. Maar voor alles wat daarna komt, literair of historisch, worden stap voor stap de werkzaamheden van de editeur gevolgd en de mogelijke problemen gesignaleerd. Daarbij staat het besef op de voorgrond dat eenheidsvoorschriften moeilijk te geven zijn, omdat iedere tekst zijn eigen specifieke problemen met zich mee brengt. Dit boek maakt het mogelijk om in voorkomende gevallen te rade te gaan bij de manier waarop anderen bepaalde problemen hebben opgelost.
Zoals het een handleiding betaamt, representeren de hoofdstukken in chronologische volgorde de werkzaamheden zoals een editeur die dient te verrichten. Voordat de lezer aan deze pedagogische tocht begint, krijgt hij een hoofdstuk voor de kiezen over de geschiedenis van het editeren. Vervolgens komt aan de orde wat een editeur zich moet afvragen vóór hij aan zijn editie begint, zoals de keuze van het werk en de doelgroep voor wie hij uitgeeft. Daarna volgt een hoofdstuk waarin de verschillende typen editie beschreven worden (historisch-kritische, studie-, leeseditie etc.), gevolgd door hoofdstukken over het bibliografische voorwerk dat een editeur moet verrichten. Deze laatste hoofdstukken zijn natuurlijk niet alleen voor editeurs van belang, maar voor ieder die zich met enig onderwerp bezighoudt. Specifiek van belang voor de editeur zijn dan weer de twee hoofdstukken over de beoordeling van de gevonden documentaire bronnen (‘wat is autorisatie?’ bijvoorbeeld) en de keuze van de basistekst die men gaat uitgeven. Een volgend hoofdstuk beschrijft de geschiedenis van het drukken en de gevolgen voor het editeren, noodzakelijk om een goede beschrijving te kunnen maken van de relevante drukken die van een werk verschenen zijn. Een volgende stap is de kritische evaluatie van de basistekst en de constitutie van de leestekst. Uitgebreid komen kwesties aan de orde als de behandeling van varianten, de commentaar en de ordening van een editie van volledige werken. In een apart hoofdstuk komen ook de speciale problemen aan de orde bij het uitgeven van brieven, dagboeken en historische documenten. Twee korte hoofdstukken behandelen tenslotte de ordening en editie van nalatenschappen en het gebruik van de computer bij het editeren (maar dat veroudert waar hij bij zit).
De diverse hoofdstukken geven een helder overzicht van de problemen, bevatten veel voorbeelden en illustraties en brengen ook verslag uit van de discussies die gevoerd zijn. Aan het eind van ieder hoofdstuk geeft de auteur een beknopte beredeneerde bibliografie.
Het boek wordt afgesloten met een bibliografie, een overzicht van de bronnen voor de Nederlandse en Belgische bibliografie en de checklist van 23 vragen die het Committee on Scholarly Editions als gewetensonderzoek voor editeurs heeft opgesteld. Tenslotte is er uiteraard een register, met behulp waarvan alle met edities gerelateerde termen opgezocht kunnen worden. Volmaakt is het boek natuurlijk niet. Zo wordt de term ‘ductus’ bijvoorbeeld op pagina 47 niet bepaald helder gemaakt voor de lezer. Maar dat is een uitzondering.
De doorsnee lezer van De Boekenwereld zal wellicht nooit als editeur optreden, maar als geïnteresseerde in drukwerk en verhandelingen daarover zal hij het niet betreuren dit handige en betrouwbare naslagwerk in zijn boekverzameling toegelaten te hebben.
Nop Maas