De Boekenwereld. Jaargang 13
(1996-1997)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Spectrum van de Nederlandse Letterkunde: duizenden pagina's oudere literaire teksten binnen ieders handbereik
Begin jaren '60 besloot de Utrechtse uitgeverij Het Spectrum een serie oudere Nederlandse literaire teksten in pocketvorm op de markt te brengen: Spectrum van de Nederlandse Letterkunde (snl). In 1967 opende deze reeks met Fraaie historie ende al waar, een aantal geselecteerde ridderverhalen uit de middeleeuwen. Uiteindelijk zouden 25 delen verschijnen. De reeks bleek een aanzienlijk commercieel succes. Van sommige titels
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vooral kritiek op de wijze waarop de oude teksten werden uitgegeven. Binnenkort wordt een nieuwe poging gedaan om een serie klassiekers uit de Nederlandse letterkunde op te zetten. Dit keer met forse overheidssteun en onder auspiciën van de speciaal voor dit doel in het leven geroepen Stichting Nederlandse Literaire Klassieken. Tijd voor een terugblik op de ontwikkelingsgang van de populaire en spraakmakende snl-reeks.Ga naar eindnoot1. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
RedactieM.F.J. Pijnenborg, redacteur van uitgeverij Het Spectrum n.v., bedacht het plan voor de serie. Hij benaderde in 1963 zijn vroegere studievriend M.C.A. van der Heijden met het verzoek zorg te dragen voor de samenstelling van de reeks. Neerlandicus Van der Heijden was gepromoveerd op de religieuze lyricus Stalpart van der Wiele (1579-1630) en was destijds directeur van een mms in Vught. Hij was meteen enthousiast, werkte een gedetailleerde opzet uit en diende die vervolgens bij de uitgeverij in. Zijn voorstel werd goed ontvangen, want Van der Heijden kreeg vervolgens van Het Spectrum het groene licht voor de reeks.Ga naar eindnoot2. Dat de uitgeverij besloot de reeks in pocketvorm uit te brengen, lag voor de hand. Pockets waren in Nederland al lang bekend. Zo verschenen Meulenhoff-edities al sinds 1913, Querido's Salamanders vanaf 1934 en de abc-boeken van Andries Blitz gingen in 1938 van start. Maar vooralsnog bleef een massaal koperspubliek achterwege.Ga naar eindnoot3. In het najaar van 1951 kwam daar verandering in toen Het Spectrum erin slaagde de trend goed door te zetten met de Prisma's. De uitgeverij begon toen met het uitgeven van een volledige Dickensvertaling. Dat werd een formidabel succes. Na vijf jaar was een ongekende hoeveelheid van 300 titels in de Prisma-serie verschenen. Daarmee werd de aanzet gegeven voor een ware hausse en aan het eind van de jaren '50 waren er zo'n twintig uitgevers die pocketreeksen op de markt brachten.Ga naar eindnoot4. De snl-reeks richtte zich op een zo breed mogelijk publiek, waarbij het onderwijs als grootste doelgroep werd gezien. Naast de goedkope uitvoering moet dat doorslaggevend hebben bijgedragen aan de hoge vlucht van de serie. Ook Ton Anbeek signaleert deze doelgroep als hij wijst op het succes van de Literaire Reuzenpockets van uitgeverij De Bezige Bij. Anbeek noemt in Nederlandse literatuur, een geschiedenis een drietal factoren die daartoe
Fraaie historie ende al waar, de eerste uitgave die in de reeks Spectrum van de Nederlandse letterkunde verscheen.
hebben bijgedragen. In de eerste plaats wijst hij op de geboortegolf in de jaren '50, toen de kinderen die na de bevrijding waren geboren de middelbare scholen binnenstroomden. Een van de gevolgen hiervan was, dat het docentencorps op de scholen drastisch moest worden uitgebreid en de nieuwkomers namen hun eigen visie op het literatuuronderwijs mee. Een tweede factor was geld. Studenten konden dankzij de voltooide wederopbouw over voldoende financiën beschikken om een eigen bibliotheekje van paperbacks op te bouwen. Tenslotte veranderde in deze periode de boekhandel, die niet langer werd gezien als hoogdrempelig heiligdom, maar als een gewone winkel waar je vrij kunt inen uitlopen.Ga naar eindnoot5. Van der Heijden zelf liet er geen twijfel over bestaan voor wie de serie bestemd was. Hij schreef in de Algemene inleiding uit het eerste deel van de serie, dat door de reeks ‘een massa werken van belang onder het bereik van een massa mensen [kwam] die er niet toe kunnen komen in grote en eerbiedwaardige bibliotheken de oudere uitgaven van deze werken van het stof te ontdoen en open te slaan. Ook in wat voorheen de tempel van onze literatuurgeschiedenis was, waarin alleen enkele ingewijden zich durfden begeven, wordt dus een stuk democratisering tot stand gebracht’.Ga naar eindnoot6. Het woord ‘klassiek’ werd overigens niet in de titel opgenomen en de reeks had ook niet de pretentie alleen klassieke werken te bevatten. Dit bleek eveneens uit de Algemene inleiding. Geen woord hier over het zo lastig te begrenzen begrip. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van der Heijden was door Het Spectrum als enige verantwoordelijke redacteur voor de reeks aangesteld. Eerst was de uitgeverij van plan een redactie van enkele gerenommeerde hoogleraren te vormen, die Van der Heijden bij zijn werkzaamheden moest ondersteunen. Daar voelde hij niets voor. Volgens hem zou dit vertragend werken en bovendien wilde hij geen concurrentie. De ander kant van deze nogal eigenzinnige werkwijze was, dat hij bevriend was met redacteur Pijnenborg, in wie hij een goede gesprekspartner zag met wie hij de gang van zaken zou kunnen bespreken.Ga naar eindnoot7. Van der Heijden bleef de enige redacteur, later geholpen door zijn vrouw, N. van der Heijden-Rogier. Zij verzorgde bij de eerste delen al het typewerk en bekeek de annotaties. Ook zij was neerlandicus. Na haar doctoraalexamen Nederlands in 1967 werkte zij op gelijke voet mee. De redactie kreeg het druk. Niet alleen met de tekstkeuze, maar ook met de andere gebruikelijke redactionele taken. Daartoe behoorde in de eerste plaats het schrijven van de inleidende
M.C.A. van der Heijden & N. van der Heijden-Rogier (foto Rob Mostert, Rijswijk).
en coördinerende teksten. Ten tweede het verzorgen van de annotaties, de noodzakelijke transcripties en het samenstellen van de bibliografie. Dan volgden het leveren van persklare kopij en de correctie van de drukproeven.Ga naar eindnoot8. In zijn opzet hield Van der Heijden rekening met in totaal 25 delen, waarvan ieder deel afzonderlijk werd voorzien van een korte inleiding. In het eerste deel motiveerde Van der Heijden de keuze voor de teksten. Bij de selectie hield hij telkens rekening met twee aspecten. Ten eerste moest de keuze de meest bekende, meest karakteristieke en meest gelezen, respectievelijk geraadpleegde teksten geven. Deze canon werd vastgesteld aan de hand van literaire handboeken die toen op scholen en universiteiten in gebruik waren. In de tweede plaats diende de keuze iets oorspronkelijks te hebben. Dat kon Van der Heijden realiseren door moeilijk bereikbare teksten op te nemen die niet meer in boekvorm verkrijgbaar waren. De verhouding moest ongeveer neerkomen op driekwart voor de eerste categorie en een kwart voor de tweede. Verder zou elk deel verschillende teksten bevatten en niet worden gewijd aan slechts één tekst.Ga naar eindnoot9. Het snl moest de gehele Nederlandse literatuur in een notedop weerspiegelen. Van der Heijden over de tekstkeuze in de Algemene inleiding van deel 1: ‘Zo moet men ook de keuze van de opgenomen teksten zien als een weergave, in verkleinde schaal, van de hele literatuurgeschiedenis. Het is een keuze die op verschillende overwegingen berust: literaire waarde, actualiteitswaarde voor nu, historische belangrijkheid, curiositeit enz. Zij is voor een deel bovendien persoonlijk, en dus moeilijk met steekhoudende argumenten verdedigbaar. Voor een ander, belangrijk deel ook, is de keuze bepaald door tradities in de waardering van bepaalde schrijvers en werken, ook waar ik persoonlijk aan deze traditie niet hecht.’Ga naar eindnoot10. Aanvankelijk wilde de samensteller alleen volledige teksten opnemen. Hij legde zich bovendien de beperking op om niet een deel geheel aan één schrijver te wijden. Dat leverde in de praktijk problemen op. Zo achtte hij Hooft ondenkbaar zonder zijn Historiën, maar dit werk was alleen al door zijn omvang uitgesloten.Ga naar eindnoot11. Dus koos hij in dit geval toch maar voor een fragment. Die concessie moest Van der Heijden vaker doen, zoals bij De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart van Wolff en Deken, of bij Gorters Mei.Ga naar eindnoot12. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Planning en voortgangBegin 1964 begon Van der Heijden met zijn werk. Omdat hij de angst had de reeks door een of andere oorzaak niet te kunnen voltooien, wilde hij aanvankelijk alle 25 delen tegelijk inleveren. Maar dit strookte niet met de plannen van de uitgeverij.Ga naar eindnoot13. Volgens het contract dat Van der Heijden en zijn vrouw met Het Spectrum afsloten, ‘beoogt [Het Spectrum] met een interval van 2 maanden telkens een deel te publiceren en de Samensteller zegt toe, maar verplicht zich niet, daar hij de omvang van de te verrichten werkzaamheden niet geheel kan overzien, al het mogelijke en redelijke te doen om de datum waarop het laatste deel moet verschijnen, namelijk 30-6-1971 zoveel mogelijk te benaderen’.Ga naar eindnoot14. Van der Heijden had een uitloop van twee jaar nodig. Het eerste deel van de reeks verscheen in 1967 en in mei 1973 volgde het laatste. De samensteller, die het werk naast zijn drukke baan in het onderwijs moest doen, beleefde naar eigen zeggen nog het meeste plezier aan deel 7 Die tyrannie verdrijven. Godsdienst- en onafhankelijkheidstrijd in de 16e en 17e eeuw, deel 8 't Hoge huis te Muiden. Teksten uit de Muiderkring, en deel 12 Al ziet men de lui. Blijspel uit de 16e en 17e eeuw.Ga naar eindnoot15. Niet echt verrassend, gezien zijn promotieonderwerp. Een aardige vondst vond Van der Heijden Bancketwerk van goede gedachten van Joan de Brune uit deel 10 over moraliteit en satire in de zestiende en zeventiende eeuw. Van der Heijden: ‘Hij verwerkt op zo'n geestige manier allerlei bestaande uitdrukkingen - dat is een typisch Nederlands trekje’.Ga naar eindnoot16. Nadat vier delen waren verschenen, werd Van der Heijden voor De Volkskrant geïnterviewd door Gabriël Smit. Was er wel belangstelling voor oudere literaire teksten? Van der Heijden: ‘Het is met de uitgave van onze klassieken tot nog toe maar armoedig gesteld geweest. [...] Huygens is er niet, Hooft niet en ga zo maar door. Waar dat precies aan ligt, valt moeilijk te zeggen. Er is ongetwijfeld te weinig belangstelling, maar de interesse werd ook nooit gewekt. Om de uitgaven heen hing altijd de sfeer van scholen en bibliotheken en er werd eigenlijk nooit genoeg propaganda gemaakt. Ook de Zwolse Herdrukken, die toch zoveel goeds brengen, hebben daaronder te lijden. Het is dus een vicieuze cirkel: geen belangstelling, geen propaganda, dus geen belangstelling... Die cirkel moet worden doorbroken.’Ga naar eindnoot17. Toch constateerde Van der Heijden bij leerlingen wel een wezenlijke
M.C.A. van der Heijden in 1996 (foto Rob Mostert, Rijswijk).
interesse voor oudere teksten: ‘[...] uit de belangstelling van de leerlingen blijkt duidelijk genoeg, dat er veel is dat ook nu nog aanspreekt. Denk maar aan Bredero, niet alleen aan zijn liederen, doch evenzeer aan de Spaansche Brabander. Ook aan middeleeuwse teksten. Voor het begrijpen van Hadewych is de taal natuurlijk een ernstig beletsel, maar de geest, de inhoud van haar poëzie, is voor jonge mensen van vandaag nog springlevend. Zo is er beslist wel meer.’Ga naar eindnoot18. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PromotieDe oplage van de eerste druk per deel bedroeg zo'n 10.000 exemplaren. Afhankelijk van de verkoopcijfers werden de delen afzonderlijk herdrukt in oplagen van 5000 tot 8000 exemplaren.Ga naar eindnoot19. Hoewel de prijzen in de loop der jaren verschilden, bleven de pockets van Het Spectrum relatief goedkoop. In het begin werden ze bij intekening voor f3,50 per stuk verkocht. Vanaf 1970 kostte een deel f4,50 en bij intekening f4,-. In 1976 bedroeg de prijs f5,90 per stuk. Twee jaar later verhoogde Het Spectrum de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Band van de luxe uitgave, in leer gebonden, en verschenen in 250 exemplaren.
prijs van de pocketeditie tot f6,50. Daarnaast verscheen er een in linnen gebonden editie met een oplage van 2.000 stuks en een luxueuze, in leer gebonden editie van 250 exemplaren. Voor de linnen editie moest f17,50 per deel worden betaald en wilde de klant de leren uitvoering dan moest hij f32,00 per deel betalen.Ga naar eindnoot20. Het Spectrum ontving overigens geen subsidie voor de serie. Tegelijkertijd met de verschijning van de eerste deeltjes startte Het Spectrum een uitgebreide promotiecampagne. Verantwoordelijk hiervoor was Jo van Rosmalen, die vanaf 1942 tot juni 1982 hoofd publiciteit was bij de Utrechtse uitgeverij.Ga naar eindnoot21. Van Rosmalen verzond voor zijn uitgeverij boekengidsen aan 300.000 adressen in Nederland en Vlaanderen. Deze adressen waren in hoofdzaak afkomstig van inlegkaarten bij Prisma- en Aula-pockets, dus van direct geïnteresseerden. ‘Specifieke campagnes (naast gidsen) voor snl baseerde ik vooral op de campagne voor de 34-delige Dickens-serie in de jaren '50-'55, waarop door de bank heen een respons [bestellingen] binnenkwam van 50.000 per deel’, schreef Van Rosmalen later. ‘Globaal bestonden de acties [voor Prisma in het algemeen] uit gidsen, ondersteund door advertenties in landelijke en grote regionale bladen, plus in opiniebladen. Verder veel point of sale [verkooppunten] bij de boekhandel en grote aandacht voor p.r.’Ga naar eindnoot22. Voor het snl werd het aantal advertenties beperkt tot landelijke bladen en opiniebladen en wat promotie betreft tot in hoofdzaak affiches. Groot aandeel in de verkoop hadden volgens Van Rosmalen ook de doorgaans uitstekende recensies. Die kritieken verschenen ook in de onderwijspers. Dit had tot gevolg dat verschillende delen op de boekenlijsten van middelbare scholieren en studenten voorkwamen. Van Rosmalen geloofde in zijn taak: ‘Mijn ervaring is dat dergelijke reeksen, behalve door goede kwaliteit, in hoofdzaak worden gemaakt door konsekwente publiciteit. Wij lieten onze lezers/kopers zichzelf segmenteren (inlegkaarten, boekengidsen). Ook bonnen/bestelkaarten bij advertenties speelden een grote rol.’Ga naar eindnoot23. Spectrums publiciteitsmanager vond dat een alternatief aanbod van een paperback en een gebonden uitvoering bijna altijd uitdraaide op een goede verkoop van de goedkope edities. Hij sprak uit ervaring. De gebonden en leren edities van het snl liepen veel minder goed dan de pocketuitvoering. Een voorraadoverzicht van 13 maart 1984, ruim tien jaar na het verschijnen van het laatste deel, toonde aan hoeveel drukken er van de reeks snl tot dan toe waren verschenen en hoeveel daarvan nog voorradig waren.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De voorraadstaat maakt duidelijk dat deel 5 Hoort wat men u spelen zal het beste verkocht, terwijl deel 24 Strevend vlaanderen het slechtst liep van de serie. Schertsend werd dit deel hierom bij de uitgeverij Stervend vlaanderen genoemd.Ga naar eindnoot24. Van der Heijden zag met name de lage prijs en de behoefte aan de teksten binnen het onderwijs als oorzaak van het succes van de reeks. ‘De pockets waren goedkoop’, verklaarde hij later, ‘ze leverden complete teksten, waren afzonderlijk verkrijgbaar - men hoefde dus niet de gehele reeks aan te schaffen - en ze bleken belangrijk voor scholen, leraren- en m.o. -opleidingen en universiteiten. Ik kwam de deeltjes in verband met mijn werk [van der Heijden werd later benoemd tot schoolinspecteur voor het algemeen voortgezet onderwijs (avo)] vaak tegen in schoolbibliotheken. Ze waren bovendien handzaam en voorzien van de nodige annotaties.’Ga naar eindnoot25. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KritiekMaar zoals Van Rosmalen al aangaf, was de populariteit van de serie zeker ook toe te schrijven aan de aandacht die het snl in de pers kreeg. Talloze reacties volgden op verschijning van de delen in de dagbladpers, opiniebladen en vakpers. De dagbladrecensenten oordeelden over het algemeen wisselend over het werk van Van der Heijden. G.W. Huygens noemde de reeks in NRC van 6 april 1968 ‘een verdienstelijke onderneming’: ‘Wat hier op stapel gezet wordt is een selectie uit onze oudere letteren, maar dan zo uitvoerig als we in geen tijden hebben gekend. [...] In bepaalde opzichten onderscheidt de reeks zich gunstig van bestaande populaire anthologieën. In de eerste plaats heeft de samensteller ernaar gestreefd, zoveel mogelijk complete teksten te geven. Het geheel biedt dus meer dan de school- en andere bloemlezingen met een gedichtje hier, een paar flarden proza daar, met besnoeide ridderromans en klassieke drama's die meer weghebben van de beruchte condensed books uit Reader's Digest. [...] In de tweede plaats heeft de samensteller niet geschroomd, de teksten in oorspronkelijke spelling te laten afdrukken, zodat het meer en meer gebruikelijk geworden geknoei met woorden achterwege is gebleven, en er geen letters zijn veranderd (s in z bijvoorbeeld) waarvan de klankwaarde niet vaststaat. [...] Onze oudere literatuur is nu in een heel ruime keuze binnen ieders bereik | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gekomen.’ Nadat W.A.P. Smit in de Nieuwe Taalgids de aanval op Van der Heijden had geopend (waarover later meer), omdat deze te vrijmoedig met tekstkritische uitgaven van anderen was omgesprongen, liet Huygens in de NRC van 16 november 1968 weten dat dit ook voor hem een moeilijke zaak was. ‘Maar’, zo schreef hij, ‘tegenover dit alles staat dat deze serie aan een heel brede lezerskring een unieke verzameling onverkorte werken biedt, die representatief geacht kan worden voor onze oudere literatuur en dat tegen een geringe prijs en in grote oplagen. Het sociaal-culturele belang is dus evident, terwijl we anderzijds begrip moeten hebben voor de verontrusting bij vroegere editeurs en uitgevers van de werken.’ Huygens was niet bepaald consequent in zijn kritiek. Noemde hij de serie aanvankelijk representatief, zo vond hij - nadat de reeks was voltooid - het tegenovergestelde, terwijl hij in zijn conclusie wederom de heikele kwestie rond de teksteditie liet voor wat die was. In de NRC van 2 maart 1973 schreef hij dat de samensteller het op een aantal punten had laten afweten: veel auteurs ontbraken en de indeling was volgens Huygens verre van ideaal. Toch zag hij wel het nut in van het snl, ‘zelfs voor een tijd waarin de zin voor het historische gering is.’ Harry Scholten besprak de serie voor de Haagsche Courant op 20 april 1968 en was zeer tevreden over het resultaat. Hij vond het jammer dat door de uitgeverijen zo weinig werd gecoördineerd. Het kwam nogal eens voor dat een zelfde uitgave bij verschillende uitgeverijen verscheen en dat maakte het geheel weinig overzichtelijk, zodat een keuze wel erg moeilijk werd. ‘Daarom is het des te aantrekkelijker dat er sinds kort althans één reeks van stapel is gaan lopen die onder die onoverzichtelijkheid allerminst te lijden heeft en die voldoende volledig van niveau is om als een aanvaardbare “bibliotheek der Nederlandse letterkunde” dienst te doen. [...] Over de opzet en vormgeving van deze reeds verschenen boekjes kan niets dan goeds gemeld worden.’ Minder gunstig was recensent Henri Boontje in De Nieuwe Linie van 6 april 1968. Hij viel met name over de wijze waarop Van der Heijden de tekstuitgaven van anderen had gebruikt (tevens kern van vakperskritiek). Boontje: ‘Verdienen deze inspanningen lof (als althans de transliteratie, die ik niet gecontroleerd heb, deugt) bij de meeste andere teksten heeft de samensteller, M.C.A. van der Heijden, het zich gemakkelijk gemaakt door zonder meer edities van anderen te kopiëren.’ De recensent | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verklaarde kort welke problemen zich bij het uitgeven van oude teksten voordoen en vervolgde: ‘Als dan plotseling ene meneer Van der Heijden al deze arbeid van voorgangers zonder meer benut, zonder althans iets toe te voegen, kan men daar nóg vrede mee hebben zolang het tenminste om uitverkochte tekstuitgaven gaat.’ Hij haalde het voorbeeld aan van de tekst Lanceloet en het hert met de witte voet, verzorgd door Maartje Draak. ‘Voor inleidingen en annotaties zijn een gedegen vakkennis en een optimale taalbeheersing vereist’, schreef de recensent van de Nieuwe Linie. ‘Deze tekstverzorger valt daarbij prompt door de mand, want hij heeft voornamelijk gekeken wélke woordverklaring hij zonder al te veel op te vallen kon overnemen en wélke verandering behoefden. [...] De conclusies kunnen sober zijn. Onder de fraaie en loffelijke dekmantel van deze vier delen gaat vaak een minder fraaie inborst schuil, in heel haar persoon, terwijl we nu juist zaten te springen om een bloemlezing die van top tot teen, van hude en van hare zo men wil, een aanwinst vormde.’ Zeer negatief was Wim Zaal. Zijn bezwaren in Elseviers Weekblad van 29 maart 1969 richtten zich niet op het overnemen van de teksten, maar op de tekstkeuze en indeling. ‘In tegenstelling tot wat de titel suggereert, geeft hij [Van der Heijden] geen volledige weergave van de hele literatuurgeschiedenis. [...] Nu kan men heel toegeeflijk zijn (een bloemlezer kan het niet iedereen naar de zin maken) maar wie al zo weifelachtig begint zal in een choas eindigen’, voorspelde Zaal, ‘zeker wanneer hij in contrast met zijn onvaste beginselen de 25 boekjes uiterst streng naar genre indeelt.’ Zaal gaf vervolgens enkele voorbeelden ter illustratie. ‘Hoe idioot die indelingsmanie is, bewijst de pasverschenen pocket met “Geschriften uit de sfeer der Verlichting”. Die was natuurlijk niet vol te krijgen, zeker nu Pieter van Woensel (ongeveer de enige die er na Justus van Effen in thuis hoorde) om mistige redenen in een ànder deel was ondergebracht. Daarom zijn, om te beginnen, de kinderversjes van Van Alphen in de “sfeer der Verlichting” getrokken. [...] dat zijn versjes zo sensationeel waren door zijn “ontdekking van het kind als kind”, wat zuiver bij de Romantiek hoort, telt niet mee. [...] De keuze van de teksten is soms lang niet slecht, maar alles is uit elkaar gescheurd en karikaturaal geworden. Originaliteit is ver te zoeken: het is wanhopig om te zien dat de twee opgenomen treurspelen van Vondel alwéér de Gijsbrecht en Joseph in Dothan zijn enzovoorts.’ De keuze bleek voor recensenten een dankbaar doelwit. Zaal kreeg enkele jaren later bijval van Wam de Moor, die ook het indelingscriterium van Van der Heijden als struikelblok zag. Hij vond verder de reeks niet wetenschappelijk genoeg. Op 24 februari 1973 schreef De Moor in De Tijd: ‘Overigens zal de voortreffelijke en mooie serie Spectrum van de Nederlandse Letterkunde nooit de wetenschappelijke tekstedities, zoals deze bijvoorbeeld in Het Klassiek Letterkundig Panthéon en in de Zwolse drukken en herdrukken worden gegeven, kunnen vervangen, die nodig zijn bij de studie neerlandistiek. Daarvoor zijn de inleidingen veel te summier.’ Tot slot Gabriël Smit die na verschijning van het laatste deel op 17 maart 1973 een positieve recensie schreef in De Volkskrant: ‘Het is een respectabel werk geworden, dat in meer dan achtduizend bladzijden ongeveer 150 belangrijke werken samenbrengt, het uitvoerigste dat tot nog toe verscheen.’ Ook Smit vond dat er op de keuze van de werken nog wel wat viel af te dingen, maar ‘dit doet niets af aan het feit dat dr Van der Heijden en zijn vrouw samen een belangrijke taak over het geheel genomen uitstekend hebben vervuld en tot een bevredigend einde hebben gebracht.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kritiek van vakpersVeel scherper nog dan de publieksbladen oordeelde de vakpers over het Spectrum van de Nederlandse Letterkunde. Het was W.A.P. Smit die in de Nieuwe Taalgids de aanval op de reeks opende. Zijn bedenkingen richtten zich met name op de werkmethode. De samensteller mocht best gebruik maken van het werk van zijn voorgangers, maar niet van een tekstuitgave in haar geheel. Smit gaf als voorbeeld het Roelandslied in de editie van Van Mierlo en Maartje Draaks Lanceloet en het hert met de witte voet. Smit achtte het ‘ethisch volstrekt onaanvaardbaar’ dat Van der Heijden teksten overnam van contemporaine editeurs, wier werk nog zonder moeite in de boekhandel verkrijgbaar was.Ga naar eindnoot26. In een latere aflevering van de Nieuwe Taalgids kwam Smit erop terug, nadat hij deel 2 en deel 6 uit de serie onder ogen had gekregen. Smit herhaalde zijn eerdere kritiek: ‘Enerzijds is de opgenomen literatuur uitstekend gekozen, anderzijds is de wijze waarop Van der Heijden meermalen het werk van vroegere edi- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
teurs accapareert onaanvaardbaar. [...] Hoe staan de betrokken uitgevers tegenover deze methode? Wordt het geen tijd, dat zij zich daarover uitspreken?’Ga naar eindnoot27. Maar de uitgevers zwegen. Zij mengden zich niet openlijk in deze discussie. Wel schaarde de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde zich achter Smits kritiek. Die had hiertoe dan ook alle reden, want de reeks Zwolse Drukken en Herdrukken, waarvan voor de serie snl teksten waren overgenomen, verscheen onder haar auspiciën. De Maatschappij vreesde voor navolging en wilde hiertegen protesteren. Ook kreeg Smit bijval van O. Dambre, die in Spiegel der letteren Van der Heijden eveneens beschuldigde van onaanvaardbare teksttransplantatie. ‘Er worden immers zonder enig medeweten noch toestemming van de nog levende editeurs en uitgevers teksten en annotaties zo maar overgeplant, of naar eigen zienswijze gewijzigd’, stelde Dambre vast, ‘en dit zonder expliciete verantwoording van het enerzijds eigene en het anderzijds overgenomene, zodat de gewone lezer in de waan wordt gebracht dat het geheel van tekst en annotatie uit de pen van de nieuwe editeur is gevloeid, terwijl dit in werkelijkheid geenszins het geval is. En dit is tegenover de veronderstelde donor op zijn minst unfair.’Ga naar eindnoot28. Vanzelfsprekend zat de kwestie de letterkundigen bijzonder hoog. De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde besloot uiteindelijk om uitgever en samensteller Van der Heijden voor een gesprek uit te nodigen. Dat moest de gemoederen weer enigszins bedaren. Ook voor uitgeverij Het Spectrum was een regeling belangrijk, want zij had via haar advocaat, Th.R. Bremer, al vernomen dat haar juridische positie niet erg hoopvol was.Ga naar eindnoot29. Het onderhoud had op 22 oktober 1968 plaats in de kamer van de bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek in Leiden. Naast Van der Heijden en Pijnenborg, inmiddels directeur van Het Spectrum, waren namens de Maatschappij aanwezig P.J. Meertens, D. de Jong en J.R. de Groot. De Maatschappij deelde de bezwaren zoals die door Smit en Dambre naar voren waren gebracht. Pijnenborg en Van der Heijden stelden zich op het standpunt dat de leefregel van toepassing moet zijn, dat over vroegere tekstuitgaven, die duidelijk het stempel dragen van de betreffende editeur in sommige gevallen, niet in hun geheel kan worden beschikt zonder toestemming van de betreffende editeur en / of uitgever.’ Het gesprek leidde tot een gemeenschappelijke verklaring die de Maatschappij in zowel Spiegel der Letteren als de Nieuwe Taalgids liet afdrukken. ‘De | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maatschappij heeft bij hen [uitgever en tekstbewerker] bereidheid bespeurd bij de volgende delen van de uitgave de praktische konsekwenties van deze nieuwe zienswijze te aanvaarden. Zij verwacht dat door deze toezegging de oorzaak van de verontrusting zal worden weggenomen’.Ga naar eindnoot30. Waartoe waren Het Spectrum en Van der Heijden bereid? Dat ‘over vroegere tekstuitgaven, die duidelijk het stempel dragen van de betreffende editeur in sommige gevallen, niet in hun geheel kan worden beschikt zonder toestemming van de betreffende editeur en/of uitgever.’Ga naar eindnoot31. Gelijktijdig echter met de verklaring van de Maatschappij drukte de Nieuwe Taalgids een venijnige kritiek van A.L. Sötemann af. Die schreef zuur: ‘Kon men zich in andere gevallen verbazen over de ongeevenaarde vrijmoedigheid waarmee v.d. H. en zijn uitgever over andermans geestelijk eigendom beschikten, in dit laatste geval [Sötemann bedoelde hier deel 13 van het snl over de klassieke toneelspelen van Hooft en Vondel, verschenen in 1968] is de term verduistering de enig bruikbare. Zelfs de mogelijkheid van goede trouw bij slechte praktijk is hier ten enenmale afwezig.’Ga naar eindnoot32. Sötemanns verwijt was een trap tegen het zere been van Van der Heijden. Deze had verwacht dat met de verklaring van de Maatschappij de zaak zou zijn afgedaan. Nu zag hij zich gedwongen een verantwoording van zijn werkwijze te geven. Die volgde onder de kop ‘spectrale kriebels’ in de Nieuwe Taalgids. Van der Heijden: ‘Filologisch werk, verricht om een oude tekst beschikbaar te stellen, is dus uit de aard der zaak dienstbaar werk, waaruit nooit enige claim op de desbetreffende tekst kan voortvloeien. Als zo'n tekst, op een populariserende wijze, aan een breder publiek wordt aangeboden (met vermelding van de bron), gebeurt er iets wat juist in het verlengde ligt van het werk van de wetenschappelijke editor, en in feite kan zijn werk niet beter dan juist hierdoor gehonoreerd worden. Ik ben er mij sindsdien van bewust geworden, dat uit een blindelings toepassen van deze redenering [...] ongewenste situaties voortkomen. Om deze te vermijden zijn nadere preciseringen en regelingen nodig. Maar het ontwerpen hiervan, en dan vanuit dèze visie, is iets anders dan eenvoudig weg de auteurswet integraal van toepassing verklaren op alle gevallen van de hier bedoelde tekstovernamen (zonder duidelijke aanwijzingen dat dit juridisch noodzakelijk is)’.Ga naar eindnoot33. Wat de annotaties aanging, verdedigde Van der Heijden zich door te wijzen op het materiaal dat een tekstediteur ter beschikking staat, zoals woordenboeken, encyclopedieën, artikelen en meer gespecialiseerde boeken. ‘Het is dan toch niet zo vreemd dat er annotaties zijn die kwa formulering of zakelijke inhoud erg veel lijken op of zelfs identiek zijn aan die van een vroegere editor, vooral als deze juist waren of de enig mogelijke’, concludeerde Van der Heijden. Bronvermelding bij annotaties waren bij zo'n populaire uitgave niet gebruikelijk, vond Van der Heijden. Een iets toeschietelijker houding naar tekstediteuren had hem wellicht veel ergernis kunnen besparen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuwe reeksEind 1978, toen de reeks al lang was afgerond, bleek er nog sprake van een aanvulling van vijf delen. Gepland waren Debat over literatuur, (polemieken, manifesten over literatuur van na 1925), Gedichten van na 1925, De Tweede Wereldoorlog in de literatuur, Het korte verhaal na 1925 en De literatuur de straat op (niet-fictionele teksten waarin erkende literatoren zich uiten over maatschappelijke kwesties of zomaar dingen waaraan zij zich ergerden).Ga naar eindnoot34. De redactie van deze vijf delen zou eveneens | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door Van der Heijden worden gedaan, maar enkele maanden later kwam hij hierop terug. ‘Ik moet bekennen dat ik mij heb overtild. Als ik nu het resultaat en de perspectieven van mijn werk overzie, moet ik constateren, dat ik, door een wirwar van factoren, niet in staat zal zijn binnen de gestelde termijnen, die, veranderd, de grenzen wat ik veronderstel dat voor U nog acceptabel is, zouden benaderen.’Ga naar eindnoot35. Even wordt nog gedacht aan een andere oplossing, bijvoorbeeld door het werk te laten verrichten door studenten onder supervisie van Van der Heijden, maar ten slotte wordt van het hele plan afgezien.Ga naar eindnoot36. Begin 1984 trachtte Het Spectrum Van der Heijden en diens vrouw nog eens warm te maken voor een nieuwe reeks Spectrum van de Nederlandse Letterkunde, een gecomprimeerde versie van vijftien delen. Maar beiden zien van verdere medewerking af: ‘Alles bijeengenomen zijn wij tot de conclusie gekomen, dat wij er het beste aan doen geen bemoeienis te willen hebben met de nieuwe uitgave: wij kunnen niet achter de gekozen opzet en werkwijze staan, en achten de marges voor een inbreng te smal.’Ga naar eindnoot37. De editeurs voegden hier wel aan toe: ‘Deze door ons genomen beslissing houdt in, dat U verder met ons geen rekening hoeft te houden en uiteraard dat onze naam niet aan de nieuwe uitgave verbonden mag worden, ook niet indirekt (bv. door de reeks op die van de oude lijkende titel te geven, of de schijn te wekken dat het gaat om een snl in nieuwe gedaante). In dit licht bezien vinden wij het toch een voor ons pijnlijke zaak dat de snl-annotaties, waar wij ontelbare uren werk in hebben gestoken en die wij zo hebben gemaakt dat ze stuk voor stuk door ons wetenschappelijk verantwoord konden worden, onder vreemde vlag verder varen.’ De uitgeverij zette haar plannen echter door en vond Rob van Riet bereid de nieuwe serie samen te stellen en te redigeren. Nog in 1984 verschenen de eerste delen van de Prisma-Pocketreeks Nederlandse Letterkunde. Een van de doelstellingen was hetzelfde gebleven: het streven naar het aanbieden van complete literaire werken.Ga naar eindnoot38. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SlotUit de grote oplage en het aantal herdrukken van de meeste delen van de serie valt op te maken, dat het Spectrum van de Nederlandse Letterkunde in commercieel opzicht succesvol is geweest. Dat het restant uiteindelijk naar de schappen van antiquariaat De Slegte verdween, kwam omdat de uitgeverij de nieuwe Prisma-reeks op de markt bracht. Twee series die hetzelfde terrein bestrijken zou alleen maar verwarring wekken. Tot de verdienste van het snl behoort dat zij voor een groot deel heeft voorzien in de behoefte aan oudere teksten. Met name het onderwijs heeft hiervan geprofiteerd. Zelden stelde een reeks binnen zo'n korte tijd zoveel werken beschikbaar, waarbij een redelijk representatief beeld werd gegeven van de Nederlandse literatuur. Schaduwzijde van de Spectrum-reeks was het effect op andere nog verkrijgbare reeksen. Door ineens zoveel werken tegen zeer lage prijzen op de markt te brengen, trok Het Spectrum het grootste deel van het koperspubliek naar zich toe. Deze ontwikkeling heeft zeer waarschijnlijk het vroegtijdige einde van andere reeksen als Het Klassiek Letterkundig Panthéon, Klassieken uit de Nederlandse Letterkunde en Klassieke Galerij bespoedigd. |
|