De Boekenwereld. Jaargang 12
(1995-1996)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 223]
| |
Het oudste praktische handboek voor de antiquaar
| |
[pagina 224]
| |
Titelblad van M.-S. Boulard, Traité élémentaire de bibliographie, Parijs, M.-S. Boulard, 1804-1805 (collectie auteur, foto Silver-Hands, Amsterdam).
Titelblad van M.-S. Boulard, Le manuel de l'imprimeur, Parijs, M.-S. Boulard, 1791 (collectie auteur, foto Silver-Hands, Amsterdam).
In dit artikel wordt Boulards Traité allereerst als handboek voor het antiquariaatswezen bekeken. Hoe zag hij zelf zijn werk? Het titelblad vermeldt het opstellen van inventarissen en taxaties, het houden van veilingen en het indelen van catalogi, de grondslagen van een goede bibliotheek en de waardeschatting van zeldzame en kostbare boeken, het nut van deze handleiding voor bibliografen en in het bijzonder voor bibliothecarissen en aankomende boekhandelaren, en de functie van dit werk als inleiding op verschenen bibliografieën. Dit alles geeft wel een aanwijzing maar is nog ongestructureerd. Verhelderend werkt Boulards omschrijving van de bibliograaf: iemand die zich bezighoudt met de literaire en commerciële waarde van boeken, hetzij als verzamelaar, hetzij als bibliothecaris, hetzij als boekhandelaar (deel 1, p. 7). Die laatste groep verdeelt hij in vier categorieën: de grote uitgevers, de grote boekhandelaren (groothandel), de kleine boekhandelaren (afzet aan particulieren) en de antiquaren (‘l'ancienne librairie [...] des livres rares et précieux’). Met die laatste groep, zegt hij expliciet, houdt hij zich in het bijzonder bezig: zij houden boekenveilingen en stellen catalogi samen (deel 1, p. 86-87). En inderdaad: zoals zo dadelijk zal blijken is de inhoud van deze handleiding - hoewel ook van nut voor verzamelaars en conservatoren van oude boeken - afgestemd op de instructie van de antiquaar en - doordat het een elementair handboek is - van de beginnende antiquaar. De opkomst van het antiquariaat als zelfstandige activiteit binnen de handel in boeken hangt samen met de groeiende interesse in het verzamelen van oude boeken; de specifieke handel in het oude boek doet zijn intrede in de achttiende eeuw (al had elke boekhandelaar ook oudere boeken in zijn winkel). Ongetwijfeld zal ook meegespeeld hebben dat in 1804 de wettelijke beperkingen waaraan het zich vesti- | |
[pagina 225]
| |
gen als boekhandelaar onderworpen was (onder meer de tucht van de gilden), al een vijftiental jaren verdwenen waren. De verzamelaars wordt door Boulard aangeraden als leidraad aan de deur van hun bibliotheek met gouden letters de woorden aan te laten brengen: ‘bon gout’ en ‘prudence’ (deel 1, p. 14). De bibliothecarissen bindt hij op het hart binnenkomende boeken onmiddellijk te collationeren en daarbij ter vergelijking met andere exemplaren bibliografieën en catalogi te raadplegen - iets wat iedere bibliothecaris nog steeds doet of laat doen. Sprekend over het begrip ‘zeldzaamheid’ noemt hij als voorbeelden onder meer werken van zestiende-eeuwse vervolgde auteurs, als de protestantse dissident Michel Servet, de oriëntalist Guillaume Postel en de hermetische filosoof Giordano Bruno - werken die nog steeds zeer hoge prijzen maken. Terloops geeft Boulard de juiste omschrijving van een variorum-editie; niet: ‘een editie met opgave van varianten’, maar: ‘een editie waarin opmerkingen van voorgaande filologen zijn opgenomen’ (de term luidt eigenlijk ‘auctores classici cum notis variorum’). De beginnende antiquaar wordt door Boulard naar boekenveilingen gestuurd: die vormen een echte cursus bibliografie. Men leert er de goede edities van de nadrukken te onderscheiden, men ervaart er de criteria waarmee goede exemplaren aangewezen kunnen worden, en indien men de gerealiseerde prijzen en de namen van de kopers in de marge van de catalogus noteert, verkrijgt men een commercieel inzicht - stuk voor stuk raadgevingen die hun geldigheid nog niet verloren hebben. De veilingcatalogus, die als het ‘nec plus ultra’ voor de antiquaar gekarakteriseerd wordt (deel 1, p. 105), heeft bij Boulard de bekende indeling in vijf wetenschapsgebieden: theologie, rechten, wetenschappen en kunsten, letteren, geschiedenis. Het tweede deel bevat enkele hoofdstukken over de geschiedenis van bibliotheken en van de boekdrukkunst. Bij dat laatste komt Frederick Corsellis opdraven, vermeend knecht van de vermeende uitvinder van de boekdrukkunst (ik bedoel natuurlijk Laurens Jansz Coster), die in 1467 het oudste in Engeland gedrukte boek vervaardigd zou hebben. Maar Boulard spreekt zijn twijfel uit zowel wat betreft Corsellis als wat betreft Coster. Opnieuw sprekend over het collationeren, wijst hij op het belang van duidelijke signaturen, bestaande uit letters en cijfers, en hij verwerpt daarom de nieuwe vorm van signeren die alleen van cijfers gebruik maakt, een wijze van signeren die inderdaad juist rond 1800 in Parijs nogal eens toegepast werd. Tevens wijst hij op het verschijnsel van de ‘exemplaires de fantaisies’, exemplaren die een bezitter aahgevuld heeft met materiaal (vooral illustraties) uit andere bronnen. Boulard eindigt zijn cursus met een lange lijst van door de beginnende antiquaar te bestuderen vakliteratuur, waaronder we niet alleen (veiling) catalogi van grote collecties aantreffen als die van Pietro Antonio Crevenna of van de Duc de La Vallière, maar ook de bekende bibliothecarissenhandleiding van Gabriel Naudé en het historisch-bibliografisch werk Origines typographicae van Gerard Meerman. Een eervolle vermelding krijgt de in 1805 nog jonge Jacques Charles Brunet voor zijn supplement op het hiervoor genoemde werk van Duclos en Cailleau; hij zou - de traditie van Osmont, De Bure, Duclos-Cailleau en anderen volgend - enkele jaren later het nog steeds door antiquaren geciteerde en dus nog steeds herdrukte bibliografische naslagwerk Manuel du libraire samenstellen. Het handboek van Boulard heeft op enkele punten een bijzondere betekenis als historische bron voor de analytische bibliogra-
M. Servet, De trinitatis erroribus, [Hagenau, J. Setzer], 1531 (collectie Bibliotheca Philosophica Hermetica, Amsterdam, foto Silver-Hands, Amsterdam).
| |
[pagina 226]
| |
fie. Allereerst vanwege het verschijnsel van de zogenaamde persvariant. Boulard (deel 1, p. 61-64) stelt zich de vraag of de constatering van kleine tekstuele verschillen tussen boeken met dezelfde tekst tot de conclusie moet leiden dat er van een nieuwe druk sprake is. Zich beroepend op zijn vijftienjarige ervaring als boekdrukker, bespreekt
Guillaume Postel, Abrahami patriarchae liber Jezirah, Parijs, voor Guillaume Postel, 1552 (collectie Bibliotheca Philosophica Hermetica, Amsterdam, foto Silver-Hands, Amsterdam).
hij de perscorrectie, waarbij tijdens het drukken van de oplaag van een vel de pers wordt stilgezet en een correctie in het zetsel wordt aangebracht, met het gevolg dat binnen de druk ongecorrigeerde en gecorrigeerde vellen voorkomen. Op deze wijze, zegt Boulard, kunnen ontsierende fouten die bij de correctie-vooraf niet waargenomen zijn, alsnog tenminste in een deel van de oplaag hersteld worden. Ook kunnen eventuele late auteurswijzigingen doorgevoerd worden en kan de schade aan het zetsel die tijdens het drukken is ontstaan (de zogenaamde perscorruptie) worden gerepareerd. Hele scholen van moderne bibliografen houden zich tegenwoordig, gewapend met instrumenten als collationeermachines en computerprogramma's, bezig met het opsporen van deze tekstuele verschillen tussen exemplaren van één druk. Boulard wijst ook op de zojuist al aangegeven tweede verschijningsvorm van de persvariant, de perscorruptie, waarbij tijdens het drukken ongewilde tekstuele verschillen optreden, bijvoorbeeld doordat de inktbal een letter uit de vorm trekt die dan niet of verkeerd teruggezet wordt. Opmerkelijk is dat Boulard - onder verwijzing naar zijn praktische ervaring - zo helder over deze typografische verschijnselen spreekt, terwijl de drukkershandboeken er alle over zwijgen. Dat handleidingen voor het zetten en drukken de frequent voorkomende verschijnselen van perscorrectie en perscorruptie niet behandelen, is verbazingwekkend, al kan men erop wijzen dat zo'n technisch handboek geen afspiegeling van de gecompliceerde werkelijkheid hoeft te zijn, afhankelijk als het is van het gestelde doel en van enkele andere factoren.Ga naar eind9. Voor zover ik kan nagaan is Boulard de eerste die het verschijnsel van de persvariant behandelt. Terloops meldt Boulard hier nog dat de pagina-voor-pagina-herdruk, die de gedrukte kopij nauwkeurig nabootst en nauwelijks typografische en tekstuele verschillen laat zien, moeilijk te onderscheiden is van zijn voorbeeld en van op soortgelijke wijze geproduceerde drukken. Van de titeluitgave, waarbij van een deel van de oplage het titelblad wordt uitgesneden en vervangen door een ander (met een ander impressum), zegt hij dat deze vaak de vermelding ‘tweede druk, herzien, verbeterd en vermeerderd’ meekrijgt, terwijl het toch om dezelfde vellen van één editie gaat: ‘cette petite supercherie’ (‘deze kleine misleiding’), noemt de uitgever die Boulard ook is deze handelwijze vergoelijkend. Ook de beide verschijnselen van pagina-voor-pagina-herdruk en titeluitgave vindt men niet in de drukkershandboeken vermeld.Ga naar eind10. Een tweede bijzonderheid in Boulards handleiding wordt gevormd door het accent dat hij legt (deel 2, p. 89-90) op het opsporen van ‘cartons’. Dat zijn ‘cancels’, bladen die door de binder in alle exemplaren van de editie worden uitgesneden en vervangen door een nieuw gezette tekst; men deed dit vooral met het oog op censuur. Boulard wijst er terecht op dat het erom gaat exemplaren op te sporen waarin de binder verzuimd heeft het verbeterblad (om een Nederlandse term te gebruiken) op zijn plaats te zetten: alleen dan kent men de tekst die vervangen is en kan men de reden van de wijziging achterhalen. Deze vaak toegepaste methode om ná het drukken van de oplage nog wijzigingen aan te brengen, wordt in de drukkershandboeken zelden besproken.Ga naar eind11. Daar het de bin- | |
[pagina 227]
| |
der was die de cancel in feite in het boek bracht, vinden we soms een vermelding in de bindershandboeken.Ga naar eind12. Daarnaast treffen we een korte aanduiding aan in Diderots Encyclopédie en in Peignots zojuist genoemde Dictionnaire. Opvallend ‘modern’, ten slotte, is Boulard waar hij de mogelijkheden voor de
Giordano Bruno, De la causa, principio, et uno, Venetië [= Londen, John Charlewood], 1584 (collectie Bibliotheca Philosophica Hermetica, Amsterdam, foto Wim Dingemans).
identificatie van anonieme drukken bespreekt (deel 2, p. 43-64). Als middelen die een dergelijke identificatie kunnen bewerkstelligen noemt hij de plaatsing van signaturen en van custoden, de wijze van interpungeren, het voorkomen van colofon, titelblad, kopregels, foliëring, gedrukt privilege, ligaturen voor tweeklanken, accenten en een registrum (een lijst van de katernen aan het eind van het boek), en tenslotte de lettertypen en het papier. Hierbij wijst hij terecht op de beperkingen waaraan de beide laatste identificatiemiddelen onderhevig zijn. Dit alles is in de moderne vakliteratuur nog steeds aan de orde; ik hoef hier alleen maar op de bekende publikatie van Sayce te wijzen.Ga naar eind13. De omstandigheid dat Boulard zowel antiquaar als drukker was, is er de oorzaak van dat - als aanvulling op gegevens uit drukkershandboeken - dit oudste praktische antiquarenhandboek nog steeds van belang is voor de analytische bibliografie. |
|