Kanneman terecht kwam is niet bekend, maar Vos acht het niet uitgesloten dat hij erop werd geattendeerd door Franciscus Lievens Kersteman. Kanneman en Kersteman kenden elkaar al enige jaren en Kanneman had ook al werk van Kersteman uitgegeven dat enige deining had veroorzaakt, zoals de Historie van Mevrouw de Hartoginne van Pompadour in 1761. Margriet in de Ton was een van de laatste boeken die Kanneman in Zaltbommel liet verschijnen. In 1764 vertrok hij naar Amsterdam om zich na een aantal jaren in Engeland te vestigen. In Amsterdam gaf hij nog ‘een klein aantal drukwerkjes, voornamelijk van brave aard’ uit. Daarna kon hij waarschijnlijk rentenieren. Vos laat zijn artikel over deze dynamische achttiende-eeuwse persoonlijkheid volgen door een bijlage waarin hij het fonds van Johannes Willem Kanneman beschrijft.
Gelukkig verschijnen niet alle boekhistorische artikelen in zo'n, boekhistorisch gezien, obscure publikatie. Aan het artikel ‘Van leesbibliotheek tot uitgeversbedrijf. Aan de ontwikkeling van Uitgeverij Gebr. E. & M. Cohen en enkele aanverwante bedrijven tussen 1827 en 1941 in Nijmegen - Arnhem - Amsterdam’ (door Esther Z.R. Cohen) werd bijvoorbeeld de hele aflevering Uitgelezen boeken 5/3 gewijd. De meer dan een eeuw beslaande geschiedenis van het uitgeversgeslacht Cohen begon min of meer uit noodzaak, toen de weduwe van Ezechiël Godert Cohen in 1824 besloot het aanzienlijke boekenbezit van haar man aan te wenden om in het onderhoud van haar en haar kinderen te voorzien, door er een uitleenbibliotheek van te maken. In 1827 maakte haar zoon Godert Ezechiël van deze bibliotheek een officieel bedrijf. Hoewel Godert Ezechiël zich ook bezig hield met handel in antiquarische boeken en uitgeversrestanten, zouden pas zijn zonen Ezechiël Godert (II) en Martin Godert het bedrijf Gebroeders E. & M. Cohen doen uitgroeien tot één van de ‘gewichtige handelshuizen’ waarvan Kruseman in zijn Bouwstoffen rept. Van de zonen van Ezechiël en Martin kiezen er maar liefst zes voor het uitgeversvak, maar ze zijn daarin niet allen even succesvol. Alleen het oorspronkelijke bedrijf blijft bestaan tot 1941, wanneer Duitse maatregelen de liquidatie ervan onontkoombaar maken.
De tekst van dit nummer van Uitgelezen boeken werd oorspronkelijk uitgesproken als lezing en de auteur was daarbij dus aan een bepaalde tijdsduur gebonden. Dit heeft tot gevolg gehad dat Esther Z.R. Cohen soms wel heel erg in vogelvlucht de zakelijke geschiedenis van haar voorgeslacht behandelt. Deze beknoptheid wordt echter goed gemaakt door het grote aantal illustraties dat deze aflevering siert en daarmee ook dit nummer van Uitgelezen boeken weer tot een genot om te bekijken maakt.
Aan het eind van de vorige eeuw bezocht Herman Heijermans het enorme pand van de Gebroeders Cohen in Arnhem en dat imponeerde hem zo dat hij er zijn honderdste Falklandje aan wijdde. ‘Hij heeft op de zolders van de firma Cohen rondgelopen,’ schreef hij ‘en het zien van al die honderden schrijvers, heeft hem beduusd, vleugellam geschoten.’ Tussen de Gebroeders Cohen en Heijermans is het niet tot een zakelijke relatie gekomen. Heijermans bezocht de Arnhemse firma om de uitgave van Kamertjeszonde te bespreken en die roman zou uiteindelijk bij D. Buys Dzn. verschijnen. De uitgavegeschiedenis van Kamertjeszonde werd in het eerste nummer van deze jaargang belicht door Martin Zuithof. Dezelfde auteur gaat in het Jaarboek Letterkundig Museum 4 (1995) nader in op de relatie van Heijermans met uitgever C.A.J. van Dishoeck. De auteur en de uitgever leerden elkaar begin 1904 kennen en al snel werden er zakelijke overeenkomsten gesloten. Aanvankelijk lijken de contacten harmonieus, maar er komen al snel barsten in het beeld. Deze worden onder andere veroorzaakt door verschil in opvatting met betrekking tot het auteursrecht. Nederland is dan nog niet aangesloten bij de Berner Conventie, en dat heeft voor Heijermans tot direct gevolg dat hij financieel weinig baat heeft bij het succes dat zijn toneelstukken in het buitenland hebben. Als broodschrijver moet hij dan ook proberen zoveel mogelijk profijt te trekken van zijn in Nederland verschijnende produkten. Hier was het echter gebruikelijk dat het kopijrecht na betaling van het honorarium overging in handen van de uitgever, waardoor de auteur weinig invloed kon uitoefenen op de verdere exploitatie van zijn werk. Ondermeer om aan deze situatie een einde te maken stond Heijermans in 1905 aan de wieg van de Vereeniging van Letterkundigen, die in zijn ogen moest optreden als vakbond. Eén van de eerste zaken waar de jonge vereniging zich mee
bezig hield was het opstellen van een modelcontract, waarover men overeenstemming