Begin dit jaar verscheen het laatste deel van een uitgebreide publikatie van Jan Piet Filedt Kok over de prentkunst van de Haarlemse Maniëristen. Deze stroming kwam voort uit de vriendschap en samenwerking die ontstond tussen drie belangrijke kunstenaars werkzaam in Haarlem omstreeks 1583: Hendrick Goltzius, Karel van Mander en Cornelis Cornelisz. van Haarlem. In een drieluik behandelt Filedt Kok de prentkunst van Goltzius (1558-1617) en twee van zijn leerlingen: Jacques de Gheyn II (1565-1629) en Jan Harmensz. Muller (1571-1628). De artikelen verschenen in zes afleveringen verspreid over de laatste vijf jaar: over De Gheyn II in Print Quarterly, 7 (1990), nr. 3, p. 248-281 en nr. 4, p. 370-396; over Goltzius in het Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 1991-'92, deel 42-43, p. 159-218; het artikel over Muller verscheen in drie afleveringen in Print Quarterly, 11 (1994), nr. 3, p. 223-264, nr. 4, p. 351-378 en 12 (1995), nr. 1, p. 3-29.
Jacques de Gheyn II zou zich ontwikkelen tot een van de belangrijkste en produktiefste prentkunstenaars in de Nederlanden aan het eind van de zestiende eeuw. Opgeleid in het atelier van Goltzius verliet De Gheyn al vroeg zijn leermeester, om zich enige tijd later zelf als onafhankelijke graveur en uitgever in Amsterdam te kunnen vestigen. Het eerste artikel behandelt de loopbaan van De Gheyn, inhoudelijke en stilistische aspecten van zijn oeuvre, zijn leerlingen en zijn werk voor de Staten-Generaal. Het tweede deel bevat een uitvoerige oeuvrecatalogus van alle prenten die De Gheyn heeft gegraveerd, ontworpen of uitgegeven, en kan worden beschouwd als een herziene uitgave van Hollstein deel VII, waarin Jacques de Gheyn II wordt behandeld.
Het artikel over Hendrick Goltzius verscheen in het
Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek van 1991-'92 dat geheel aan deze kunstenaar was gewijd. De bijdrage is getiteld
Hendrick Goltzius - Engraver, Designer and Publisher 1582-1600 en beoogt een reconstructie te geven van Goltzius' gehele prentproduktie. Evenals in het stuk over De Gheyn wordt hier geen onderscheid gemaakt tussen eigenhandige grafiek en het werk van leerlingen naar ontwerpen van de meester. Het geeft op die manier een chronologisch overzicht van de totale produktie van het atelier over een periode van ca. vijftien jaar. Ook beschrijft Filedt Kok de stilistische ontwikkeling van Goltzius' werk gedurende deze periode.
Gerard Valck naar Michiel van Musscher, Vlooiende jonge vrouw bij kaarslicht, mezzotint, 349 × 250 mm. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam (foto Rijksmuseum-Stichting).
De auteur sluit zijn bijdrage af met een appendix en een chronologische catalogus van de prenten uitgeven door Goltzius in Haarlem tussen 1582 en 1600.
In het laatste artikel van het drieluik behandelt Filedt Kok de prentkunst van Jan Harmensz Muller, wiens oeuvre zich op een aantal punten onderscheidt. Muller vervaardigde in hoofdzaak reproduktiegrafiek. Zijn grafische oeuvre (van ca. 90 werken) is bescheiden van omvang en bevat ongeveer twintig gravures naar eigen ontwerp. Anders dan Goltzius en De Gheyn betrok Muller geen assistenten en leerlingen bij het produktieproces, gedurende welke regelmatig proefdrukken werden getrokken. Een groot deel van deze proefdrukken wordt in het Rijksprentenkabinet bewaard. Het tweede artikel over Muller is geschreven in samenwerking met de kunsthistorici Erik Hinterding en Jan van der Waals.