Boekbespreking
Boeken in de late middeleeuwen, uitgegeven door Jos M.M. Hermans en Klaas van der Hoek. Groningen, Egbert Forsten, 1994 (Boekhistorische Reeks 1), 382 p., ISBN 9069800683. f75,-.
Met enige vertraging, onder meer te wijten aan problemen met de oorspronkelijke uitgever, verscheen vorig jaar het eerste deel uit de Boekhistorische Reeks. Deze nieuwe reeks wordt uitgegeven onder leiding van J.M.M. Hermans en C. Coppens en wil, met een tot de verbeelding sprekende redactie, dé spreekbuis worden voor de boekgeschiedenis aangaande de handschriftenkunde en de vroege gedrukte werken. Geografisch beperkt de reeks zich tot het gebied der Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden en het aangrenzend Duits gebied. De Boekhistorische Reeks wil ongeveer ieder jaar een publikatie laten verschijnen waarin verzamelde bijdragen en monografieën rond een bepaald thema aan bod kunnen komen.
De algemene titel van de eerste publikatie dekt de lading van 31 uitgeschreven lezingen die op 7, 8 en 9 oktober 1992 tijdens de Groningse Codicologendagen werden gegeven. Met het hoofdthema van dit congres: ‘Wisselwerkingen in, rond, en tussen handschrift en druk’, werd een meer algemeen boekhistorische richting ingeslagen dan het geval was op de voorgaande codicologendagen van Nijmegen (1984) en Groningen (1988). Uit de geleverde bijdragen blijkt duidelijk dat ook in dit vakgebied de groeiende tendens naar interdisciplinariteit een vastere vorm krijgt. Naast dit hoofdthema was er op de codicologendagen ook plaats voor een toelichting op lopend onderzoek en een uiteenzetting rond verschillende ontsluitingsprojecten op het gebied van handschriften en oude drukken. Ook deze werden in de publikatie opgenomen.
Binnen het hoofdthema namen de verschillende deelnemers in hun artikelen de wederzijdse invloed van de geschreven en gedrukte tekstuele traditie op paleografisch/typografisch, opmaaktechnisch, tekstueel en materieel vlak onder de loep. Hierbij denkt men in de eerste plaats aan de relaties tussen kopij-handschrift en een hiernaar gedrukt werk, tussen een druk en een daarnaar geschreven handschrift en tussen gedrukte en handgeschreven elementen binnen één en hetzelfde boek. Zo toont R. Nieuwstraten in haar bijdrage dat het Jason-Scaecspel-handschrift met pentekeningen gedeeltelijk als kopij-handschrift heeft gediend voor een bestaand incunabel met houtsneden van de zogenaamde Meester van Bellaert. A.A. MacDonald verklaart dat de door de Schot George Bannatyne samengestelde poëzie-bloemlezing opgezet was als een kopij-handschrift maar nooit op die manier was gebruikt, net zoals de Kattendijke-kroniek (K. Tilmans). A. Derolez en L.A.J.R. Houwen van hun kant laten dan weer het omgekeerde zien: zowel een Plutarchus-handschrift van Raphael de Mercatellis als een handgeschreven Boke of St. Albans werden naar incunabelen gekopieerd. Evenzo is een corpus Ommelander rechtshandschriften minstens sterk beïnvloed geweest door de incunabel-editie van het Freeska landriucht (J. Krolis-Sytsema). De Keulse Ars moriendi bevat volgens M.O. Renger geschreven tekst en gedrukte illustraties binnen één boek, net zoals in de reeds vermelde Kattendijke-kroniek. G. Gerritsen-Geywitz toont op haar beurt aan dat handgeschreven toevoegingen als penwerk en rubricatie in Utrechtse incunabelen ook belangrijke provenancegegevens kunnen bevatten.
Ruimer, ook eigen aan het vak, kwamen nog andere vormen van vermenging en wisselwerking rond het laatmiddeleeuwse boek aan de oppervlakte: tekst-beeldrelaties, de funktie en invloed van verluchting in tekstgeleding, de invloed van prentkunst op handschriftverluchting, omgekeerd van boekillustratie op andere genres, de contacten tussen boekproducenten onderling en tussen boekproducenten en afnemers, het werk in scriptorium en drukkerij en de wisselende gebruikscontext van druk en handschrift.
Dit laatste illustreert J. Koopmans in zijn bijdrage. Het voorkomen van handschriften naast drukken van laatmiddeleeuwse Franse toneelteksten wijst volgens hem op een gevarieerd gebruik van de tekst. Het statistisch onderzoek naar de invulling van Utrechtse kalenders leidt volgens M. Hulsmann niet alleen tot een precieze lokalisering en datering, maar laat ook iets weten over de taakverdeling bij het kopiëren en decoreren van handschriften. Op basis van de inventarisatie van houtsneden die zowel door Gheraert Leeu te Gouda en Antwerpen als door Peter van Os te Zwolle werden gebruikt, verduidelijkt A. Lem de zakelijke contacten die deze drukkers onderhielden. Algemeen maatschappelijk van aard is het onderzoek van J. van der Stock. Op