De Boekenwereld. Jaargang 12
(1995-1996)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
‘Waarlijk, het neemt de verhouding van een “succes” aan...’Ga naar eind* De uitgeefgeschiedenis van Heijermans' roman Kamertjeszonde
| |
[pagina 17]
| |
in bed - ‘en flagrant délit’ - te betrappen. Hierdoor staat hij juridisch sterk genoeg om Georgine uit de ouderlijke macht over haar kinderen te ontzetten. Kortom, de maatschappij is duidelijk nog niet rijp voor de acceptatie van een ongehuwd samenwonend stel. Alfred blijft echter geloven in zijn ‘revolutionaire’ en idealistische ideeën
Titelpagina van de eerste druk van Kamertjeszonde. Herinneringen van Alfred Spier, verschenen onder het pseudoniem Koos Habbema in de ‘Bibliotheek van de Jonge Gids’, bij D. Buys, Amsterdam (1899). (collectie Koninklijke Bibliotheek, Den Haag).
over het ‘zuivere’ huwelijk en de liefde. Gezien de vele overeenkomsten met het leven van Heijermans is het niet moeilijk om in Kamertjeszonde een autobiografie te zien.Ga naar eind6. De schrijver zelf wond zich echter op over zo'n interpretatie van de roman door zijn tijdgenoten: ‘De lotgevallen van Alfred Spier en Georgine Casper zijn voor een bijkomstig deel aan bepaalde gebeurtenissen ontleend. Voor het overwegend geheel schakelen zij, wat in alle eeuwen het recht des schrijvers was, de herinnering aan méér dan levenslot, incident, voorbijgaand geschieden. Toen Habbema in 1896 van werkelijkheid sprak, vermoedde de windmolen-kampioen niet, dat de dartele Hollandsche lezer een plat, pamflet-achtig photografeeren van lévende personen in dit boek zoude zoeken.’Ga naar eind7. Uit wijzigingen in de oorspronkelijke tekst zoals die gepubliceerd werd in De Jonge Gids, blijkt dat Heijermans de suggestie van een dichte betrokkenheid van de verteller bij de gebeurtenissen heeft willen relativeren.Ga naar eind8. Het oorspronkelijke, verdedigende voorwoord van Koos Habbema (uit De Jonge Gids, 1897) begint aldus: ‘U vindt o.m. dit boek onzedelijk, plat, slecht gecomponeerd, vol gapingen. Ongetwijfeld is het gemis-aan-beschrijving van de wijze waarop Georgine en ik de eerste maal “overspel” pleegden eene gaping.’ Dit is in de edities vanaf 1899 gewijzigd in: ‘Ongetwijfeld is het gemis-aan-beschrijving van
Omslag van de twaalfde druk van Kamertjeszonde. Herinneringen van Alfred Spier, gebonden editie, verschenen bij Em. Querido, Amsterdam 1925.
de wijze waarop Georgine en Alfred de eerste maal “overspel” pleegden eene gaping.’Ga naar eind9. Het ging Heijermans dus meer om de strekking van het verhaal dan om de pijnlijke, persoonlijke achtergrond van de gebeurtenissen. Hoofdzaak was dat hij zich afzette tegen de burgerlijke schijnheiligheid en het uiterlijk vertoon rondom ‘engagement’ en huwelijk. En hij kon er niet tegen als er op een verkapte ‘gnuivende’ manier werd gespot met liefde of seks.Ga naar eind10. Zelf woonde Heijermans een tijd lang ongehuwd samen met de cabaretdanseres Marie Peers. Peers werd door haar wettige man uit de ouderlijke macht over haar kinderen gezet, omdat ze tijdens zijn afwezigheid met Heijermans was gaan samenwonen.Ga naar eind11. Of Heijermans met zijn roman nu 40 dan wel vier uitgevers benaderde - dat laatste lijkt aannemelijker gezien het kleine aantal brieven over Kamertjeszonde in zijn eerste kopieboek - het aanbieden van het manuscript bij verschillende uitgevers ervoer hij in ieder geval als bijzonder vernederend. ‘Reeds vier uitgevers, die anders wel graag wat verdienen, [hebben] met ge- | |
[pagina 18]
| |
paste verontwaardiging het manuscript teruggezonden wegens platheid, gemeenheid, grofheid, realisme en nog véél erger dingen’, zo schreef Heijermans aan Lodewijk van Deyssel, toen hij het ‘werkelijk “plat” en heftig tegen het huwelijk ageerend boek’ ook aan hem aanbood voor publikatie in diens Tweemaandelijksch Tijdschrift.Ga naar eind12. Maar zelfs Van Deyssel - toch wel wat gewend als het om onverbloemde taal ging - wees de roman af. Van uitgevers en tijdschriftredacteuren verwachtte Heijermans alleen maar belemmeringen, zo schreef hij in 1893 al aan zijn vriend Frans Mijnssen: ‘Zoo ik mijzelf niet bedrieg, is er meerder kracht in mij dan waarvan ik getuigenis kan afleggen door middel van heren uitgevers en tijdschriftpotentaten.’Ga naar eind13. Heijermans' pogingen zijn realistisch werk bij literaire tijdschriften geplaatst te krijgen liepen inderdaad op niets uit. Niet alleen van Lodewijk van Deyssel kreeg hij nul op het rekest, ook het sociaal-democratische maandblad De Nieuwe Tijd ging niet op zijn aanbiedingen in.Ga naar eind14. En bij het aanbieden van het manuscript van Kamertjeszonde voelde Heijermans zich al snel een ‘commis voyageur in de literatuur’, een literair handelsreiziger, zo vertelde zijn dochter. Dat moet voor de auteur bepaald een onprettig gevoel zijn geweest, gezien zijn traumatische ervaringen als zakenman en handelsreiziger. Na een loopbaan bij de Twentsche Bank in Rotterdam was de 22-jarige Heijermans als aankomend lompenhandelaar failliet gegaan. Als gevolg van dit faillissement werd een verloving met een koopmansdochter verbroken en keerde zijn eigen familie zich van hem af.Ga naar eind15. Mogelijk hield Heijermans aan de vernedering van die afgebroken verloving de hartstochtelijke afkeer van het burgerlijke huwelijk over waarvan Alfred Spier in Kamertjeszonde getuigt. Bovendien bleef hij na het faillissement met een schuld achter die hij een groot deel van zijn leven jaarlijks moest afbetalen. Na zijn carrière in de vodden deed Heijermans nòg twee pogingen zich een bestaan op te bouwen in de handel. Eerst als vertegenwoordiger in brandblusapparaten en daarna begon hij een zaak in huishoudelijke middelen - ‘Magazijnen van Speciale en Huishoudelijke Artikelen - Gebr. Heijermans’ - maar ook dat hield hij niet lang vol. Na deze mislukte commerciële loopbaan maakte Heijermans omstreeks 1890 de overstap naar de full-time journalistiek, de toneelkritiek en de literatuur. En dat ondanks het eerdere verzet van zijn vader, zelf een bekend journalist bij de NRC. In 1891 begon Heijermans als toneelcriticus in zijn vrije tijd mee te werken aan Het Zondagsblad, een weekblad dat zijn vader redigeerde. In de zomer van 1892 vestigde junior zich in de Pijp in Amsterdam, werd chef van de kunstredactie van De Telegraaf en schreef voor deze krant al snel scherpe toneelkritieken en - als Samuel Falkland Jr. - bovendien columns en schetsen over het Amsterdamse leven.Ga naar eind16. Maar in augustus 1896 nam Heijermans ontslag bij De Telegraaf en vanaf dat moment publiceerde hij zijn Falklandjes in het Algemeen Handelsblad. Vlak na zijn toetreding tot de SDAP en zijn ontslag bij De Telegraaf, tussen 9 september en 15 december 1896, schreef hij in Wijk aan Zee Kamertjeszonde onder het pseudoniem Koos Habbema. Deze periode, waarin zich zijn politieke bewustwording voltrok, beleefde Heijermans als een enorme bevrijding, zo bekende hij in een polemiek met Lodewijk van Deyssel: ‘Ziet gij niet het sterke contrast tusschen den bourgeois-auteur, tot midden 1896 gekneveld - en den wakker geworden sociaal-demokraat, bezield door een ideaal, eene levensbeschouwing, niet meer hechtend aan “reputatie”.’Ga naar eind17. | |
Heijermans en de Gebr. E. en M. Cohen (1897)Heijermans had in 1896 wel toneel en proza gepubliceerd, maar ‘een reputatie’ als auteur had hij zeker nog niet. Zijn vaste uitgever H.J.W. Becht weigerde Kamertjeszonde uit te geven: de schrijver kon kennelijk nog geen eisen stellen. In het ‘Copieboek Nr. 1’, dat zich bevindt in het Nederlands Letterkundig Museum, wordt Kamertjeszonde in ieder geval genoemd in de correspondentie met één uitgever, D. Buys. En in een brief uit mei 1897 aan de bekende Gebr. E. en M. Cohen, ‘second-hand handelaren’ en uitgevers in Arnhem is sprake van een ‘grooten roman in 2 dln’.Ga naar eind18. Heijermans hechtte waarschijnlijk veel belang aan de uitgave van zijn werk door de Gebr. Cohen. In april en mei 1897 stuurde hij hen maar liefst vijf brieven. Deze uitgevers en second-hand handelaren - de aanduiding voor ramsj-handelaren in de negentiende eeuw - richtten zich op een nieuw publiek dat zijn weg naar de boekhandel minder goed wist te vinden dan het traditionele, beter gesitueerde publiek dat zich boeken kon veroorloven. E. en M. Cohen adverteerden vaak in de landelijke | |
[pagina 19]
| |
dagbladen voor goedkope edities met hoge oplagen.Ga naar eind19. Heijermans zou zich toegang verschaffen tot een groot publiek, als hij werk bij hen kon publiceren. Op 26 april 1897 bood hij aan Cohen de tweede bundel Schetsen van S. Falkland aan. Dit voorstel herhaalde hij een week later al met daarbij het aanbod van een grote, niet nader aangeduide roman: ‘En zoudt u den grooten roman in 2 dln. niet aandurven, zoo ik mijn eisch op auteursloon aanzienlijk verlaagde.’Ga naar eind20. De onderhandelingen liepen op niets uit en er zou nooit werk van Heijermans bij Cohen verschijnen. In het honderdste Falklandje, met de eenvoudige titel ‘De honderdste’, filosofeerde
Contract voor de eerste druk van Kamertjeszonde (8 oktober 1897), waarmee Heijermans het auteursrecht voor één druk aan uitgever D. Buys afstond (collectie Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag).
Heijermans in 1901 over het ijdele literatuurbedrijf dat volgens hem alleen maar tot overproduktie leidde. Hij beschrijft het treurige noodlot dat veel meesterwerken wachtte: een roemloos ‘graf’ op de overvolle zolders van de pakhuizen van Cohen.Ga naar eind21. Heijermans verzweeg wel dat ook hij vier jaar eerder veel moeite had gedaan om door de Gebr. Cohen te worden uitgegeven. Heijermans wijdde zich vanaf 1897 aan de uitgave van een eigen tijdschrift, De Jonge Gids, een ‘strijdschrift’ dat vanuit een sociaal-democratische visie literatuur en artikelen over politieke, sociale en economische kwesties publiceerde. De socialistische uitgever en boekhandelaar J.A. For- | |
[pagina 20]
| |
tuyn - eveneens uitgever van het tijdschrift De Nieuwe Tijd - werd administrateur, terwijl Heijermans zelf optrad als uitgever en hoofdredacteur. Het tijdschrift, dat zo toegankelijk mogelijk moest zijn voor de arbeidende klasse, bleek echter nauwelijks te renderen. In juni 1897 verscheen in het openingsnummer van De Jonge Gids voor het eerst een deel uit Kamertjeszonde, namelijk het tweede deel van hoofdstuk 9. J.N. van Hall reageerde in De Gids onmiddellijk furieus. Het werk stond volgens hem: ‘[...] vol smerigheden, vol walgelijke en liederlijke taal, vol schaamteloze, gewild obscene tooneelen, die als pronkstukken zeker van onvervalscht realisme - men kent die pretentie! - de aantrekkelijkheid van dit nieuw tijdschrift zullen moeten uitmaken.’Ga naar eind22. Niettemin publiceerde De Jonge Gids in de rest van de jaargang I en II vrijwel de gehele roman.
Herman Heijermans en Marie Peers in Amsterdam, 1894 (foto collectie Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag).
| |
D. Buys Dzn., een provocerende pornograaf? (1898-1902)Voor hij een contract met J.A. Fortuyn sloot, had Heijermans in april 1897 ook met D. Buys Dzn. onderhandeld over de uitgave van De Jonge Gids. Vanaf dat moment deed hij regelmatig zaken met Buys, bijvoorbeeld voor Kamertjeszonde. D. Buys Dzn. beheerde, zo blijkt uit een prospectus, de uitgave van de ‘Eerste Nederlandsche leesinrichting (in 4 talen) van wetenschappelijke en populair-geneeskundige boek- en plaatwerken, moderne romans enz.’ Met ‘populair-geneeskundige boek- en plaatwerken’ werden vaak fotoboeken met naakten bedoeld die eerder de erotische nieuwsgierigheid prikkelden dan enige wetenschappelijke interesse.Ga naar eind23. De uitgeverij van Buys, die nog op naam stond van de vorige eigenaar A. van Klaveren, was gevestigd aan de Ceintuurbaan 252, niet ver van het adres Ceintuurbaan 374 waar Heijermans begin jaren '90 had gewoond.Ga naar eind24. Uit het briefpapier waarop het contract van Kamertjeszonde werd opgemaakt, blijkt dat de uitgever zich specialiseerde in onderwerpen die mogelijk als ‘dekmantel’ voor erotische publikaties fungeerden: algemene gezondheidsleer, gezondheidsleer van het geslachtsleven, huwelijksleven en prostitutie.Ga naar eind25. Hermine Heijermans kwalificeerde de uitgever Buys aldus: ‘Kamertjeszonde werd, nadat 40 uitgevers het aanvankelijk hadden geweigerd, uitgegeven door een uitgever die zich specialiseerde in pornografie. Toen het boek een best-seller werd nam H.J.W. Becht het over.’Ga naar eind26. Buys verkeerde wel in socialistische kringen: hij solliciteerde in 1895 naar de functie van directeur van het onafhankelijke dagblad voor de arbeidersklasse Het Volksdagblad.Ga naar eind27. Bovendien gaf hij opvallend veel socialistische en sociale literatuur uit. Werken met veelzeggende titels als Proletariërs van J. Steyen (1903), De vloek der vruchtbaarheid door Johan Schmidt (1904) en Het dagelijksch brood, een sociale roman van Clara Viebig. In die ontwikkeling van het fonds paste ook de serie ‘De Bibliotheek van de Jonge Gids’, een serie die merkwaardig genoeg niet verscheen bij de Jonge Gids-administrateur Fortuyn, maar bij Buys. In deze ‘Bibliotheek’ werden allerlei - door Heijermans geschreven - artikelen en rapporten uit het tijdschrift opgenomen als afzonderlijke uitgave: Rijksopvoedingsgestichten, Drie Tooneelstukjes en Het Dappere Hollandse Leger, een pamflet over | |
[pagina 21]
| |
vermeende wantoestanden in Hollandse kazernes, waarmee Heijermans in legerkringen opschudding veroorzaakte.Ga naar eind28. Als uitgever specialiseerde Buys zich dus niet alleen in ‘gezondheidskundige’ maar ook in maatschappijkritische, en daardoor vaak provocerende uitgaven. Mogelijk voelde Heijermans zich gedwongen zich tot Buys te wenden, omdat Becht en ook anderen zijn roman niet wilden uitgeven. Maar de inschakeling van kleine uitgevers als Buys en Fortuyn als administratieve zetbaas had ook het voordeel dat hij zelf op kon treden als officiële uitgever. Want de gevestigde uitgevers maakten de literatuur in zijn ogen ondergeschikt aan: ‘[...] belangen, smaak, zedeleer, godsbegrippen van een bourgeoisiestand, die in dit geval een kring van uitgevers tot consequente vertegenwoordigers heeft. Er bestaat geen reden waarom een auteur dingen die hem schoon, nuttig of prijzenswaardig voorkomen ongezegd moet laten terwille dier onwrikbare koppeling van Intressen. Bij De Jonge Gids wil de uitgever innemen de logische plaats van administrateur.’Ga naar eind29. In april 1897, de maand waarin Heijermans ook contact zocht met de Gebr. Cohen, onderhandelde hij met Buys over een reeks uitgaven: het toneelstuk Het zevende gebod, De Jonge Gids en hij bracht de mogelijke uitgave van Kamertjeszonde ter sprake. Heijermans informeerde bovendien of Buys vanwege de uitgave van pornografische publikaties veroordeeld was. Begin mei 1897 bleek waarom Heijermans naar die pornografische publikaties had gevraagd. Hij schreef dat hij in verband met zijn uitdagende roman Kamertjeszonde - ‘een heftige roman’ - zeer voorzichtig wilde zijn.Ga naar eind30. Op 8 oktober 1897, een half jaar nadat Heijermans met Buys over de roman had gesproken, maakten auteur en uitgever het contract voor de romanuitgave van Kamertjeszonde op. De belangrijkste bepaling in dit contract was dat Heijermans het eigendom voor de eerste druk met een oplage van maximaal 550 exemplaren afstond aan Buys voor f 300, -. Hij stond het ‘kopijrecht’, zoals het auteursrecht ook wel genoemd werd, in principe dus maar voor één druk af.Ga naar eind31. In dat opzicht was het contract voor Heijermans opmerkelijk gunstig, aangezien het auteursrecht in die tijd zeker geen onvervreemdbaar recht van een auteur was: vaak ging het bij ondertekening van een kwitantie definitief over naar de
Buys kondigde op 20 november 1900 de derde druk van Kamertjeszonde aan. Nieuwsblad voor den Boekhandel, 67 (29 november 1900) nr. 102, p. 628.
uitgever. Heijermans zou zich na 1905 als een van de oprichters van de Vereniging van Letterkundigen sterk maken voor een standaardcontract waarin het auteursrecht slechts voor één druk aan een uitgever werd afgestaan.Ga naar eind32. Kamertjeszonde verscheen in 1899 als complete roman in de ‘Bibliotheek van De Jonge Gids’. Na deze eerste druk gaf Buys een aantal goedkope edities van de roman uit. De tweede goedkope druk verscheen op 15 oktober 1900 en bleek ruim een maand later reeds uitverkocht. Op 3 december 1900 kon Buys de derde druk al aan de boekhandel aanbieden.Ga naar eind33. Tot 1902 zouden er in totaal vier drukken bij deze uitgever uitkomen. Heijermans stelde zich niet eenduidig op tegenover Buys. Hij schreef eerst dat hij geen genoegen nam met het achterwege blijven van duidelijkheid op zijn vraag over - wat hij letterlijk noemde - ‘porno-handel’. Ondanks die bedenkelijke reputatie van Buys voelde Heijermans zich blijkbaar gedwongen de ‘Bibliotheek van de Jonge Gids’, Kamertjeszonde en later ook De Jonge Gids bij hem uit te geven. Buys zag overigens wel brood in ‘heftige’ romans. Hij gaf bijvoorbeeld van Mari J. Ternooy Apel - een bekende toneelspeler van de Nederlandsche Tooneelvereeniging - de roman Doodszonde (1900) uit, een roman waarvan het gegeven opvallende overeenkomsten vertoont met Kamertjeszonde. In een eenvoudig milieu in de Amsterdamse Pijp proberen een jonge journalist en een toneelspeelster een niet geoorloofde, maar zeer oprechte relatie te beleven. Tegelijkertijd geeft de hypocriete Amsterdamse burgerij zich over aan seksuele uitspattingen. En in maart 1906 verscheen bij Buys een op Heijermans' succes speculerende en vermoedelijk erotische parodie of pastiche, met de opmerkelijke titel Zondekamertjes door S.F. (Deze uitgave ontbreekt helaas in de centrale catalogi van de | |
[pagina 22]
| |
Koninklijke Bibliotheek en de grote universiteitsbibliotheken.) Heijermans schreef na de aankondiging van deze publikatie in het Nieuwsblad voor den Boekhandel verontwaardigd: ‘Is u het niet met mij eens, dat deze aankondiging op het oogenblik dat van mijn arbeid “Kamertjeszonde” de zevende druk aan den Boekhandel wordt aangeboden, een dergelijke “toevallige” naamsgelijkenis en nog wel met den initialen S.F. (Samuel Falkland) tot de minder faire verhoudingen in de uitgeverswereld behoren?’Ga naar eind34. Maar Heijermans had in 1906 zijn relatie met Buys reeds lang beëindigd. Al in 1902 besloot hij Kamertjeszonde bij een andere uitgever onder te brengen. Op 2 oktober van dat jaar kwam hij met Buys overeen dat het kopijrecht van het werk weer aan hem zou worden overgedragen.Ga naar eind35. Heijermans bood de roman kort daarna aan Becht aan, die in 1903 een vijfde druk liet verschijnen. Meende hij dat zijn toch al omstreden roman in het fonds van een uitgever met een ongunstige reputatie in een verkeerd daglicht kwam te staan? Of was Heijermans door het succes van zijn theaterwerk na 1900 de kleine uitgeverij van de recalcitrante Buys ontgroeid? Hoe dan ook: Heijermans koos een fonds dat meer in overeenstemming was met zijn groeiende internationale succes met Op hoop van zegen (Hamburg, Berlijn (1901), Praag en Moskou (1902)).Ga naar eind36. | |
De ontvangst van KamertjeszondeToen hoofdstukken uit Kamertjeszonde in De Jonge Gids werden voorgepubliceerd, reageerden een aantal critici buitengewoon geschokt en raakte de roman bij voorbaat omstreden. Zelfs Lodewijk van Deyssel raakte door de roman enigszins van zijn stuk: ‘Een soort van lelijke wiekende helle koortsigheid komt door de lezing in mij. Het gelijkt op den toestand na het drinken van teveel koffie 's ochtends.’Ga naar eind37. Zoals al bleek reageerde J.N. van Hall van het gevestigde literaire tijdschrift De Gids in 1897 sterk afwijzend op voorpublikaties in De Jonge Gids, maar ook in Heijermans' eigen tijdschrijft oogstte de openhartige roman kritiek. In zijn beschouwing ‘Bourgeois literatuur. Eene polemiek’ verwijt Henri Hartog de schrijver Habbema dat deze een overdreven belang toekende aan het belang van het geslachtsleven. Volgens Hartog leek het net of Alfred Spier het samenwonen van een heer en een ‘maintenee’ - zoals hij Spiers vriendin kwalificeerde - vooral belangrijk vindt vanwege het genot van een buitenechtelijke relatie. En daarmee zou Spier zich als een typische bourgeois laten kennen: ‘[...] bourgeois - in de omgang met een vrouw van geringer ontwikkeling en stand.’ De ironie wil dat Hartog aan Koos Habbema de schrijver Heijermans ten voorbeeld stelde omdat deze zich niet aan dit soort praktijken zou bezondigen. Integendeel: ‘[...] hem moet men bewonderen en vertrouwen en genegen zijn. Hij is vóór het volk en voor-het-volk.’Ga naar eind38. Volgens recensent Wolfgang van De Nederlandsche Spectator had Habbema zich nogal ‘overschreeuwd’. Het boek zou volgens hem: ‘[...] interessant zijn geweest en voor zichzelf hebben gesproken, had de schrijver kunnen besluiten vele geheel onnodige smerige uitdrukkingen weg te laten.’ Maar Wolfgang meende ook dat de moraal van Spier veel goeds bevat, behalve dan dat hij de fout maakte te gaan samenwonen: ‘[...] met een vrouw, die behalve een “verleden” nog twee kinderen had en een man, en die geheel onaannemelijk was voor zijn familie.’Ga naar eind39. Deze recensent schreef ook: ‘ZOLA geëvenaard, zoo niet overtroffen’, een zinsnede, die Becht later graag aanhaalde in zijn prospectussen voor de roman.Ga naar eind40. De reactie van Henri Borel was op zijn zachtst gezegd verward. Ook hij wond zich buitengewoon op over het taalgebruik in Habbema's aanklacht tegen de schijnheiligheid en het onrecht der burgerlijke maatschappij. Volgens hem deed de ruwheid van het boek af aan de oprechte theorieën die er in verkondigd werden. ‘Ik heb mijn hele leven niet zulk een volledige verzameling van gemeene straatwoorden en vuile bordeeltaal gehoord als uit dit boek dat, wat dit genre aangaat, met het allerergste uit Zola's “Germinal” of “La Terre” kan wedijveren.’ Borel kon in de beschrijving van de eerste ‘huwelijksnacht’ van Alfred en Georgine niets anders zien dan ‘bestialiteit, zonder éénige hoogere wijding [...].’ Toch kon Borel de oprechtheid van de schrijver niet ontkennen en werd hij buitengewoon ontroerd door de manier waarop de auteur over kinderen schreef. Daardoor moest Borel zijn beschouwing toch besluiten met zijn bewondering voor Heijermans' kunstenaarschap. ‘Dan geeft hij meesterstukjes van sentiment, zoo rein en kinderlijk naief, dat je de tranen in de ogen komen, en je, of je wilt of niet, ineens van denzelfden schrijver gaat houden, die je | |
[pagina 23]
| |
nog pas zoo grof toescheen. Wie zóó innig lief vertellen kan, moet een goed kunstenaar en een goed mensch zijn.’Ga naar eind41. Het Algemeen Handelsblad publiceerde een voornamelijk lovende bespreking: ‘Kamertjeszonde. Herinneringen van Alfred Spier is, laat ons dit terstond zeggen, in het minst geen onzedelijk boek; integendeel van wat men gewoonlijk onder onzedelijkheid verstaat, is dit boek geschikt den lezer een grote walging te geven. Maar wel is het, laat ons zeggen, een realistisch boek [...]. Het is misschien het ruwste boek dat wij ooit in handen hebben gehad. Maar onzedelijk neen. Voor een deel is “Kamertjeszonde” bijzonder knap geschreven ook.’Ga naar eind42. Frits Lapidoth in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift vreesde dat naturalistische literatuur van dit soort zijn doel voorbij zou schieten, omdat de lieden waartegen het zich richt, het juist graag lezen: ‘[...] om het genot te smaken vuile woorden gedrukt te zien [...].’ Lapidoth spreekt echter onomwonden over ‘een talent’: ‘Dat talent is onbetwistbaar. Tusschen bladzijden waaruit de vunzige realiteit u tegenwalmt staan
H.J.W. Becht met Alice Becht-Dentz, en hun kinderen Francis, Herman en André in het buitenhuis “Gösta Berling”, omstreeks 1916 (foto collectie Becht, Bibliotheek KVBBB, Amsterdam).
fragmenten van een hoog idealisme, geuit in de kalm-frissche bewoordingen van iemand, die zich, van zijn machtige zeggingskracht bewust, uit als een der grooten onder de woordkunstenaars.’Ga naar eind43. Een aantal recensenten oefende dus morele kritiek uit op de in hun ogen onzedelijke aspecten van de roman, maar nam het als literair werk buitengewoon serieus. Frits Lapidoth en de recensent van het Algemeen Handelsblad bewonderden zelfs het talent van de auteur en hadden sympathie voor bepaalde aspecten van de roman. De ontvangst van Kamertjeszonde was kortom niet louter negatief, maar wel geruchtmakend. | |
Kamertjeszonde bij H.J.W. Becht (1903-1922)‘Men had het weliswaar niet gelezen, maar men had het van horen zeggen: dat was nou je reinste pornografie. Zij die het daarom kochten, en dat zullen er velen zijn geweest [...] zullen wel een grote teleurstelling beleefd hebben’, aldus J. de Kadt over de mond-tot-mond-reclame die Kamer- | |
[pagina 24]
| |
tjeszonde rond 1900 tot een verkoopsucces maakte.Ga naar eind44. De roman werd in korte tijd buitengewoon populair in leesgezelschappen, waarin de leden elkaar de roman onder couvert ‘alleen voor Heeren’ toestuurden.Ga naar eind45. Ook in burgelijke kringen trok Kamertjeszonde blijkbaar steeds meer lezers, zodat uitgave voor een algemene uitgeverij, met een groter bereik, aantrekkelijker werd.
Advertentie voor de zevende druk van Kamertjeszonde, in: S. Falkland, Schetsen. Vijfde bundel, tweede druk, verschenen bij H.J.W. Becht (1906).
Zo'n uitgeverij was H.J.W. Becht, Heijermans' eerste uitgever. Becht had een voorkeur voor uitgaven die bij een groot lezerspubliek aansloegen. Vanaf de oprichting in 1892 specialiseerde hij zijn uitgeverij in een aantal richtingen: literatuur, populaire romans, publieksboeken en kinderliteratuur. Zo verkocht Becht van het werk van de populaire kinderboekenschrijfster Tine van Berken 500.000 exemplaren. Belangrijke bestseller-auteurs voor de uitgeverij waren verder Karl May, Top Naeff en Selma Lagerlöf.Ga naar eind46. In 1902 nam Heijermans zelf opnieuw het initiatief tot een uitgave van Kamertjeszonde bij de uitgeverij H.J.W. Becht. Op 18 december 1902 schreef hij de uitgever het volgende briefje: ‘Amice Becht, Sedert ons onderhoud van gister, heb ik de overeenkomst dato 10 september j.l. nagelezen en bied nu den 5den druk Kamertjeszonde onder eigen naam en voorzien van een toelichtend nieuw voorwoord, tegen dezelfde condities aan. Uitgave in voor- of najaar naar uw keus, correcties geleidelijk. Evenwel, om mij moverende redenen wensch ik, afgescheiden van uw bezoek, de beslissing vóór Maandag 22 Dec. a.s. Zoo gij niet accepteert blijven wij even goede vrienden, maar sluit ik elders af.’Ga naar eind47. Uit de toon van dit briefje blijkt dat Heijermans in de positie was gekomen om eisen te stellen. Gerenommeerde uitgevers, zoals S.L. van Looy en C.A.J. van Dishoeck, toonden inmiddels belangstelling voor zijn werk. Heijermans gaf, mogelijk als gevolg van Bechts eerdere afwijzing van Kamertjeszonde en Sabbath, aan S.L. van Looy de voorkeur voor de uitgave van de roman Diamantstad (1904). Hij deed zijn nieuwe aanbod voor de uitgave van Kamertjeszonde aan Becht op een moment dat hij met Op hoop van zegen internationaal naam maakte. Becht, die sinds Heijermans' toneeldebuut Dora Kremer (1893) ook al geen toneel meer van Heijermans had uitgegeven, kon nu kiezen of delen, anders ging de auteur naar een concurrent. En Becht bleek niet ongevoelig voor deze bluf: hij verstrekte Heijermans meteen een voorschot van f 100, - en een paar weken later nog eens f 150, -, zo blijkt uit een kladoverzicht 1893-1903.Ga naar eind48. Met de vijfde druk verscheen Kamertjeszonde voor het eerst onder de echte naam van de auteur en werd de ondertitel Herinneringen van Alfred Spier geschrapt. En opnieuw behaalde de roman een goede verkoop. In een brief aan de Bussumse uitgever C.A.J. van Dishoeck, schreef Heijermans dat er in 1904 binnen vier maanden 1400 exemplaren verkocht waren. Ook zijn andere werk dat in deze periode bij Becht verscheen deed het goed, zo blijkt uit dezelfde brief aan C.A.J. van Dishoeck. In vier maanden had Becht 3000 exemplaren van de novellenbundel Sabbath verkocht.Ga naar eind49. Ondanks deze zakelijke successen be- | |
[pagina 25]
| |
stonden er grote spanningen in de relatie Heijermans-Becht. Onder meer uit Bechts kladje over de periode 1893-1903 blijkt dat de schrijver in toenemende mate financieel afhankelijk raakte van zijn uitgever. Vaak deed hij meerdere keren per jaar een beroep op Becht voor financiële hulp.Ga naar eind50. In 1907 zou Heijermans in totaal f 5400,- voorschot van Becht ontvangen; datzelfde
Herman Heijermans in 1910, Berlijn (foto collectie Becht, Bibliotheek KVBBB, Amsterdam).
jaar vertrok hij naar Berlijn om er zich als literator te vestigen.Ga naar eind51. In 1904 dreigde Heijermans naar de uitgeverij van C.A.J. van Dishoeck over te stappen. Er was een conflict ontstaan over het verschijnen van herdrukken van een Falkland-bundel en de novellen Trinette en 'n Jodenstreek?, zonder dat Becht hem daarin gekend had.Ga naar eind52. De verkoop van Kamertjeszonde en ander werk was evenwel zo succesvol dat de uitgever Heijermans in 1906 een nieuwe serie drukken tegen forse honoraria kon aanbieden. De zesde tot en met de negende druk van de roman verschenen, tussen 1906 en 1908, in een totale oplage van 4000 exemplaren. Heijermans kon hiervoor een voorschot vragen van f 1200,-, het hoogste voorschot dat hij in Nederland voor een werk zou ontvangen.Ga naar eind53. Hij begon kortom goed aan zijn romandebuut te verdienen. Het aandeel uit de totale winst dat de schrijver tot 1909 uit de vijfde druk zou ontvangen, bedroeg f 901,57.Ga naar eind54. Het financiële voordeel dat Heijermans nu met de roman behaalde, was bij Becht dus aanzienlijk groter dan wat een uitgave bij Buys hem ooit kon opleveren. Toch was de schrijver niet gelukkig met het aanhoudende succes van Kamertjeszonde in deze fase. Volgens hem trok de roman het verkeerde, sensatiebeluste publiek: de bourgeoisie, nota bene de sociale laag waartegen hij in de roman zo fel ageerde. ‘Tegenover die Belangstelling veroorlooft de auteur zich, zijne rustige minachting uit te spreken. Het lezend Hollandsch publiek, in doorsnee verlekkerd op onbenullige geestelijke prikkeling, tam tot in de nieren, smaakloos en grof, dat uit de handen glibberend, uiterlijk-ingetogen, nuchter in fatsoen protsend publiek, 't welk morgen misschien weer 'n dominee aan 't hoofd der lands-regeering stuwt - begunstigt een zedeloos, ruw, brutaal werk als “Kamertjeszonde”, in lengte van jaren en herdrukken’, zo schreef hij in zijn ‘Voorwoord bij den zevenden druk’.Ga naar eind55. Heijermans kwam wel vaker in opstand tegen een, hem onwelkome, leeswijze van zijn werk. Zo protesteerde hij tegen de lovende woorden van Lodewijk van Deyssel voor zijn roman Diamantstad met een ‘Een Antikritiek’. ‘Uitmuntende literatuur’, zo oordeelde Van Deyssel in 1898 over Diamantstad. Heijermans - die overigens een grote bewondering voor Van Deyssel koesterde - wees erop dat het hem niet ging om mooie letterkunde te schrijven maar om de schrijnende omstandigheden aan te klagen waaronder het joodse grote-stadsproletariaat moest leven.Ga naar eind56. Na 1908 wordt het dan erg stil rond Kamertjeszonde en het zou veertien jaar duren voordat een nieuwe editie bij Em. Querido uitkwam. De belangstelling van H.J.W. Becht lijkt na de negende druk verdwenen en na 1910 stagneerde de verkoop. Tussen dat jaar en 1914 werden er jaarlijks toch nog zo'n 100 exemplaren van de roman verkocht, terwijl er in 1915, middenin de crisisjaren van de eerste wereldoorlog, ineens weer ruim 600 over - en onder - de toonbank gingen.Ga naar eind57. Een aantal dat een nieuwe druk op zich toch zou rechtvaardigen. Had de ‘nette’ Becht weinig zin om zo'n opstandig boek nog eens te promoten? Of had hij geen trek om opnieuw te investeren in bestaand werk van Heijermans, die op dat moment nog grote schulden bij hem uit had staan? Toen Heijermans in 1912 vanuit Berlijn naar Amsterdam terugkeerde, stonden de oude voorschotten uit | |
[pagina 26]
| |
1906-1907 nog open. In deze fase van zijn loopbaan bleek hij vaak niet in staat bijtijds een aangekondigd manuscript te leveren.Ga naar eind58. En omdat hij dan wel voorschotten had ontvangen, raakte Heijermans meer en meer met handen en voeten gebonden aan uitgeverij H.J.W. Becht. | |
Kamertjeszonde bij Em. Querido (1922-1975)Na zijn terugkeer uit Berlijn in 1912 werd Heijermans directeur van het gezelschap de NV Tooneelvereeniging. Schrijven vormde in deze periode steeds meer een nevenactiviteit, die in de zomervakanties moest plaatsvinden. Onder druk van de enorme schulden die hij na de opheffing van NV Tooneelvereeniging in 1922 op zich had genomen, was Heijermans echter gedwongen allerlei inkomstenbronnen aan te boren.Ga naar eind59. In dat jaar ging hij daarom opnieuw als full-time broodschrijver aan de slag en verkocht hij de auteursrechten van zijn oudere werk aan Em. Querido. Deze uitgeverij gaf werk uit van bekende literatoren als Johan de Meester, Is. Querido, Louis Couperus en Carry van Bruggen, naast socialistische auteurs als A.M. de Jong en P.J. Troelstra. Bij Querido verschenen verschillende series, zoals de Literaire Luxe-reeks en de Populaire Editie, een serie voor goedkope boeken die vooral door de affaire rond De Hel van Henri Barbusse furore had gemaakt.Ga naar eind60. Heijermans kende Emanuel Querido uit de begintijd van zijn directeurschap bij de NV Tooneelvereeniging. Querido vervulde in 1913 een jaar lang de enerverende functie van administrateur bij deze theateronderneming.Ga naar eind61.
Briefje van Em. Querido aan de uitgevers van Heijermans (onder meer H.J.W. Becht, Van Holkema en Warendorf, C.A.J. van Dishoeck en Wereldbibliotheek) over de overdracht van het auteursrecht (12 juli 1922) (collectie Becht, Bibliotheek KVBBB, Amsterdam).
Op 12 juli 1922 ontvingen de Wereldbibliotheek en Heijermans' andere uitgevers een briefje van Em. Querido dat aan zijn firma het volledige auteursrecht was overgegaan van al het tot dat dan toe verschenen werk van Heijermans en van de nog niet uitgegeven werken Duczika en Niki.Ga naar eind62. Hoewel de overdracht van het auteursrecht naar Querido officieel had plaatsgevonden was de juridische status van deze overname zeer twijfelachtig. De uitgeverijen Wereldbibliotheek, Van Holkema en Warendorf en H.J.W. Becht beschikten nog over contracten.Ga naar eind63. Na een fors juridisch en financieel getouwtrek tussen Becht en Van Holkema en Warendorf enerzijds en Querido anderzijds over Heijermans' schulden en zijn auteursrechten, gingen de rechten van de romans uiteindelijk toch naar Querido. Vanaf 1922 gaf Em. Querido een reeks herdrukken uit van Kamertjeszonde (1922), Diamantstad (1922), Joep's Wonderlijke Avonturen (1924) en Duczika (1926). In 1924 overleed Herman Heijermans. Daarna nam de belangstelling voor het oudere werk opnieuw toe. In 1925 verschenen bijvoorbeeld een goedkope herdruk van Kamertjeszonde en vier herdrukken van het populaire Droomkoninkje.Ga naar eind64. Ook kwam het onvoltooide Vuurvlindertje uit, waarvan de uitgeverij Van Holkema en Warendorf alleen al bij voorintekening 12.000 exemplaren verkocht.Ga naar eind65. Deze ‘boeken voor grote kinderen’ ontwikkelden zich tot bestsellers, zoals Heijermans die tijdens zijn leven niet had gekend. Droomkoninkje was in 1925 de populairste roman onder lezers van de NRC en De Amsterdammer.Ga naar eind66. A. Verheul, redacteur van het gezamenlijke huisorgaan De Tijdingzaal van de uitgeverijen Em. Querido en Van Holkema en Warendorf, stelde in een aankondiging van de twaalfde druk van Kamertjeszonde vast dat pas na Heijermans' overlijden de publieke waardering zijn volle omvang had bereikt. De nieuwe goedkope heruitgave was nu een mogelijkheid om de ‘hele’ Heijermans te leren kennen: ‘In “Kamertjeszonde” wisselen humor en tragiek elkaar af in een nietsverbloemende levenswaarheid; in dit boek van hoog willen ook heeft Heijermans voor het eerst van zijn groote kinderliefde getuigd.’Ga naar eind67. Qua verkoop blijft Kamertjeszonde toch nog enigszins achter bij die van Heijermans' laatste ‘kinderboeken’, hoewel er in 1933 bij de twintigste druk in totaal ruim 50.000 exemplaren van verkocht waren. Kan uit de spectaculaire verkoop van | |
[pagina 27]
| |
zo'n 40.000 exemplaren in de jaren '20 de conclusie worden getrokken dat Kamertjeszonde bij Em. Querido nu echt op zijn plaats was? Het contact van Heijermans met de uitgever was zakelijk, maar verliep niet geheel zonder conflicten. Drie maanden na de overname van het auteursrecht schreef Querido bijvoorbeeld aan Heijermans: ‘Het was mij niet mogelijk Uw onaangenaam schrijven eerder te beantwoorden.’Ga naar eind68. Of was het verkoopsucces te danken aan een toleranter klimaat in de jaren '20? Nadat Heijermans in 1924 was overleden nam de afwijzende kritiek ten opzichte van de roman af. Het Vaderland noemde Kamertjeszonde nu zelfs ‘[...] een boek dat men met genoegen zal lezen.’ De directie van de Nederlandsche Spoorwegen dacht daar overigens anders over: zij verbood nog steeds de verkoop van de roman in de stationskiosken.Ga naar eind69. In het vooroorlogse klimaat traden overheidsinstellingen zonodig op om de fatsoensnormen te bewaken, zoals in 1919 nog gebleken was bij de plaatselijke verkoopverboden van De Hel van Henri Barbusse. Een belangrijke factor bij het hernieuwde succes van Kamertjeszonde was dat de publieke belangstelling voor Heijermans na zijn overlijden een hoogtepunt bereikte. ‘De waarlijke en groote sympathie voor Herman Heijermans bleek pas volledig na zijn tragisch verscheiden. Thans wordt hij als nationale groote geëerd, als tooneelschrijver, romancier en novellist’, zo schreef Verheul.Ga naar eind70. Verder zal het spectaculaire succes van Droomkoninkje en Vuurvlindertje de verkoop van het oudere werk ‘op sleeptouw’ hebben genomen. Kamertjeszonde had de wind in deze periode dus duidelijk mee. Ten slotte was van invloed dat een groot deel van het oudere romanoeuvre van Heijermans nu in één fonds, en zelfs in een bekende serie, zijn ‘thuishaven’ had gevonden: ‘de Populaire Editie’ van Em. Querido. Voor het eerst verschenen allerlei romans die eerst bij verschillende uitgevers als H.J.W. Becht en S.L. van Looy uitkwamen bij elkaar in een fonds. Zo slaagde Querido er opnieuw in de aandacht van de boekhandel en een groot publiek te trekken voor de vroege romans van Heijermans: hij was de juiste uitgever van Kamertjeszonde. Dat juist die roman van alle romans van Heijermans in de jaren '20 opnieuw een bestseller werd, zal ook te maken hebben gehad met het betrekkelijk toegankelijke,
Geïllustreerd omslag van de ingenaaide editie van de twaalfde druk van Kamertjeszonde. Herinneringen van Alfred Spier, verschenen bij Em. Querido, Amsterdam, 1925 (collectie Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag).
reportage-achtige karakter van de roman, maar vooral met het bestaande misverstand dat het een ‘onzedelijk’, zelfs ‘pornografisch’ werk zou zijn.Ga naar eind71. Na 1933 raakte ook Kamertjeszonde in de vergetelheid: pas in 1966 zou bij Uitgeverij Querido een nieuwe, 21ste druk als Reuzensalamander verschijnen. In 1970 en 1975 verschenen de 22ste en 23ste druk bij Querido en in 1981 kwam bij Het Spectrum de voorlopig laatste, 24ste druk van de roman uit als Prisma-pocket. | |
[pagina 28]
| |
Reclamebiljet van Em. Querido voor de twintigste druk van Kamertjeszonde (51-55.000), 1933 (Prospectussen Em. Querido, Bibliotheek KVBBB, Amsterdam).
|
|