Bibliografische notities 14
Wetenschappers en verzamelaars die zich bezighouden met oudere prentkunst behoeven er niet op gewezen te worden, maar iedereen die zich overigens op enigerlei wijze interesseert voor deze grafiek mag zich The renaissance print, 1470-1550 van David Landau en Peter Parshall niet laten ontgaan. Een erudiet boek dat op indrukwekkende wijze de complexe wereld van de renaissance-prentkunst in beeld brengt: wat hield de praktijk van de prentmaker in, waar kwam de prentkunst tot ontwikkeling (Zuid-Duitsland, Italië, de Nederlanden), wat was de status van de prent (kunst, documentaire waarde). Deze signalerende rubriek kan niet op bevredigende wijze recht doen aan dit ruim 400 pagina's tellende boek, dat enerzijds lijnen uitzet, verbanden legt, anderzijds de intieme details en de individuele kunstenaars ruim en in vaak verrassende optiek aan bod laat komen. Het in linnen gebonden groot 4to boek (New Haven/London, Yale University Press, 1994) is gul voorzien van 383 illustraties in kleur en zwart/wit en kost in de winkel van het Rijksmuseum f 129,-. Men vertelde mij vandaag (14 februari), dat het één van de best verkochte boeken in de duurdere prijsklasse van de laatste jaren is geweest.
De door Menno Hertzberger in 1956 uitgegeven en veelgezochte Dictionnaire à l'usage de la librairie ancienne. Dictionary for the antiquarian booktrade heeft met Edgar Franco's Dictionnaire de termes en usage dans le commerce des livres anciens en français, anglais, allemand et italien. Dictionary of terms & expressions commonly used in the antiquarian booktrade in French, English, German and Italian eindelijk een opvolger gekregen. Wie het oude boek kent, is met deze nieuwe titel gelijk op de hoogte van het voornaamste verschil: de Zweedse, Deense, Spaanse en Nederlandse equivalenten zijn weggelaten. Overigens wordt in het korte voorwoord Hertzbergers boek helemaal niet genoemd, waaruit we waarschijnlijk moeten concluderen, dat Franco zijn boek niet als tweede, gewijzigde druk ziet. Dat lijkt me juist, want het weglaten van bovengenoemde vier talen is natuurlijk geen geringe ingreep, zo geen aderlating. Ook al weet ik dat het vervaardigen van het boek in zijn huidige vorm al een ontzaglijk werk was, begrijp ik niet goed waarom bijvoorbeeld het Nederlandse corpus niet is opgenomen. Was dat écht zo'n heidense klus extra? Franco verantwoordt in het voorwoord de keuze als volgt: ‘The choice of four languages was a matter of expediency. I hope that other languages will follow (in supplements or seperate parts). The ground has been laid.’
Het nieuwe boek telt 698 lemmata, tegenover zijn voorganger 1225. Dat heeft ongetwijfeld te maken met het geformuleerde uitgangspunt, dat er zo weinig mogelijk termen zijn opgenomen, namelijk alleen díe door antiquaren gehanteerde woorden die niet in gebruikelijke twee-, drie- en veeltalige woordenboeken zijn opgenomen. Als een term niet in alle vier de talen in deze woordenboeken voorkomt, is deze wèl opgenomen. Dit is natuurlijk een te respecteren standpunt, maar jammer voor iedereen die een zo compleet mogelijk overzicht van deze vaktaal zoekt. De kracht van een vaktaal-woordenboek, waaraan het zijn bestaansrecht ontleent, is de wetenschap dat je er het totale veld in gepresenteerd krijgt, óók de woorden die een omvangrijker gebruiksgebied kennen. Samengevat: het bakent een vaktaal af en het is gebruiksvriendelijker, want je hoeft maar één boek te raadplegen.
Er valt over dit nuttige boek nog veel meer te zeggen, bijvoorbeeld waarom ondanks bovengenoemd uitgangspunt in vergelijking met zijn voorganger het ene woord wèl, het andere niet is opgenomen (ontbreekt, om één voorbeeld te noemen, het opgenomen ‘damaged’ écht in de gebruikelijke woordenboeken van één van de vier talen?), wat zijn de criteria waarom bepaalde woorden een uitleg krijgen en andere, voor mijn gevoel even uitlegbehoeftige, niet? Hoofdzaak is, dat er eindelijk weer een woordenlijst als deze ter beschikking staat. Daaraan was grote behoefte en daarvoor dienen we de samensteller dankbaar te zijn. Het in linnen gebonden boek kost f 60,- en is verkrijgbaar bij het secretariaat van de Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren, Postbus 664,1000 ar Amsterdam.
Wie zich al dan niet professioneel met antiquarische boek- en prentkunst bezighoudt, komt regelmatig met basale vraagstukken in aanraking. Zo maakt de stortvloed aan druktechnische ontwikkelingen de identificering van negentiende-eeuwse grafiek regelmatig tot een hachelijke en tot vertwijfeling stemmende onderneming. Soortgelijke problematiek doet zich ook nogal eens voor bij de determinering en naamgeving van de sierpapieren, als gebruikt bij boekbanden, als omslag voor dissertaties en gelegenheidspoëzie, als bekle-