Terwijl de collaboratie door Venema duchtig de les wordt gelezen, krijgt de lezer nergens een verhelderende analyse van de fondsen van de diverse collaborerende uitgeverijen. Interessante vragen over oplagecijfers en lezerspubliek, die wel op de flaptekst worden gesteld, komen niet of nauwelijks aan de orde. De boeken die Venema ter sprake brengt zijn volkomen willekeurig gekozen. Soms weet hij niet eens of hij met een boek dan wel een brochure te maken heeft, zoals in het geval van de nationaal-socialistische journalist Jan Hollander (door Venema hardnekkig Den Hollander genoemd), die twee brochures schreef over het actuele thema of NSB'ers landverraders waren of niet (p. 92). Het zijn fouten die keer op keer maakt worden gemaakt. Zo heet Steven Barends, die Rosenbergs Der Mythus des 20. Jahrhunderts (bij Venema Der Mythos des XX. Jahrhunderts) zou vertalen de ene keer ‘een voor de hand liggende keuze daar Barends zoveel eer met zijn vertaling van Hitlers Mein Kampf had ingelegd’ (p. 161). Later noteert Venema: ‘Waarom Kettmann overigens de vertaling van Rosenbergs boek aan Barends heeft gegeven, is een raadsel (p. 237)’. Ook beweert hij dat Rosenbergs boek door De Amsterdamsche Keurkamer is uitgegeven, maar draagt hiervoor nergens een bewijs aan. Dat kan ook niet, want het boek is wel door Barends vertaald, maar heeft in Nederland nooit het licht gezien.
Venema schrijft maar wat. Zo ook de opmerking over uitgeverij Hamer. Deze onderneming die binnen het kader van de SSideologie werd opgezet, zou het niet in romans zoeken volgens de schrijver. Maar wat dan te denken van Edwin Erich Dwinger De laatste huzaren, Eckmanns Eira en de gevangene (2 drukken) en Het bloeiende leven (3 drukken), Pförtners Mijn Russische zwerftocht, Götz' Terug naar het vaderland (2 drukken) en het succes van Venatiers Baljuw Bartold (3 drukken)?
Het boek blinkt uit door dergelijke onzorgvuldigheden. Om nog maar niet te spreken van de vele verschrijvingen waar het gaat om namen en titels. De megavertaalster A.E.C. Vuerhard-Berkhout heet bij Venema A. Vrieshardt-Berkhout (p. 172), de uit de Balkan afkomstige filosoof Janko Janeff, van wie De Amsterdamsche Keurkamer het boek Demonie dezer eeuw publiceerde, heet bij Venema Janke Janeff en zijn boek Memorie dezer eeuw (p. 259), Kriegsberichter Huug Jobs' naam verandert in H. Johs (p. 264), de vrijwel belangrijkste Duitse uitgeverij van Hitiers beweging, het Zentralverlag der NSDAP Franz Eher wordt Eber-Verlag genoemd (p. 282), de schrijver van het boek Von Lemberg bis Bordeaux van Kriegsberichter Leo Leixner waarin onder meer de Duitse aanval op Nederland uitvoerig wordt beschreven en geïllustreerd, komt zelfs twee keer voor: eenmaal als Eixter (p. 172) en eenmaal onder eigen naam met vermelding van de nimmer verschenen Nederlandse uitgave van zijn boek (p. 228). Moeiteloos zijn deze voorbeelden aan te vullen met andere, want Venema vergist zich het gehele boek door. Het plan van uitgeverij De Schouw om een boekenblad uit te geven waarin aandacht voor het nationaal-socialistische boek werd gevraagd, kwam volgens Venema nooit van de grond (p. 183). Ook in dit geval slaat hij de plank mis. Dat blad verscheen wel degelijk onder naam Boekenschouw van het nieuwe Europa. Nog een voorbeeld. De Amsterdamsche Keurkamer verhuisde volgens Venema in april 1940 naar de Herengracht 993 (p. 119), terwijl dit in werkelijkheid naar de Prinsengracht 993 was.
Ik weet het, het zijn natuurlijk details, maar het is diezelfde Venema die in zijn boek zo hamert op een juiste weergave van de feiten en niet te beroerd is dit soort gegevens bij andere auteurs als Hans Mulder, Sjoerd van Faassen, Willem Huberts en Lisette Lewin aan te wijzen.
Van ernstiger aard is een ander geval. Tijdens een van de vele uitweidingen die het verhaal op storende wijze onderbreken, schrijft Venema over vermeende onjuistheden in de dagboeken van de Zeeuwse schrijver Hans Warren. Voor Venema was dat de reden dat hij slechts met de grootst mogelijke huiver gebruik heeft gemaakt van dit soort egodocumenten. Dan moeten in ieder geval de rillingen hem over de rug hebben gelopen bij het schrijven, want zijn boek staat er vol mee: van Boudewijn van Houten, van Benno Stokvis, van H.W. van Etten, van Heinz Kohn, van M J. Visser en van nog vele anderen. Maar, zo meldt Venema, van de ongepubliceerde geschriften van George Kettmann, de directeur van De Amsterdamsche Keurkamer, heb ik mij verre gehouden (p. 405). Toch kiest Venema een citaat van Kettmann wanneer hij schrijft over het vignet van uitgeverij De Amsterdamsche Keurkamer, waarin de letters DAK verwerkt zijn (Bij Venema weer abusievelijk NAK): ‘dienende arbeid op zichzelf zou kunnen duiden op vrijheid, op onderwerping aan een almachtige staat, het derde woord