trum (Postbus 93054, 2509 AB 's-Gravenhage) van M. Rietveld-van Wijngaarden Voor de lieve kleinen. Het jeugdtijdschrift in Nederland 1757-1942 verschenen. Deze handelseditie in slapkartonnen omslag van een dissertatie telt 320 pagina's, met voor zo'n dik boek niet ál te veel tekstillustraties (46) en kost f 49,50.
De jeugdtijdschriften zijn zeker in Nederland niet vaak en dan nog weinig diepgaand onderwerp van bestudering geweest, hoewel ze toch een aanzienlijk bestanddeel van de kinderliteratuur vormden. Tussen 1757 en 1942 verschenen er ongeveer 250 jeugdtijdschriften: ‘Na 1834 kon de jeugd ieder jaar kiezen uit niet minder dan zes tot twaalf tijdschriften’ (p. 14). De schrijfster is van oordeel dat de oorzaak van deze geringe aandacht van wetenschappelijke zijde gelegen is in de moeilijke achterhaalbaarheid van het materiaal. Zij heeft zich die moeizame inspanning wel getroost om in de leemte te voorzien, met de kanttekening, dat niet gepretendeerd wordt echt alle jeugdtijdschriften achterhaald te hebben.
Omdat het boek anders te omvangrijk zou zijn geworden, is er geen uitgewerkte bibliografie toegevoegd, alleen een lijst van genoemde tijdschriften met looptijden. Dat is eigenlijk erg jammer, want waarom zouden er bij zo'n nu al redelijk omvangrijke publikatie niet nóg zo'n laten we zeggen 200 pagina's kunnen. Dan zou het boek écht compleet zijn geweest en ik denk dat de kopers daar de meerprijs graag voor over zouden hebben gehad. Niettemin is dit een bewonderenswaardig boek met een overvloed aan informatie, die natuurlijk voor veel meer van belang is dan alleen voor onze kennis van de kinderziel. Naast een globale geschiedenis van het jeugdtijdschrift in Nederland (hoofdstuk 2) vraagt de schrijfster zich met name af welke ontwikkelingen in de maatschappij van directe invloed zijn geweest op het jeugdtijdschrift (hoofdstuks, 4,5 en 10), wat jeugdtijdschriften de jeugd wilden bieden, welke beïnvloeding de lezers daartoe moesten ondergaan en hoe zij zich deze bemoeienissen lieten welgevallen (hoofdstuk 6, 7, 8 en 9). In een tiende hoofdstuk volgt dan nog een exposé over het tijdschrift als commercieel product. Van belang is nog de verantwoording (p. 17): ‘Daarnaast richten we ons in dit onderzoek voornamelijk op de protestantse en de godsdienst neutrale tijdschriften; de laatste zijn ontstaan uit de eerste. De vrij nieuwe zuilen in de geschiedenis van het jeugdtijdschrift, namelijk de rooms-katholieke, socialistische, vrijzinnig-protestantse en joodse komen wel in het globale overzicht in hoofdstuk 2 aan de orde, maar verder worden ze grotendeels buiten beschouwing gelaten.’
Jeannette Kok stelde samen Kinderboeken, een bibliografie van bibliografieën. Bronnen voor het bestuderen, beschrijven en dateren van (oude) Nederlandse kinderboeken (Den Haag, Stichting Bibliographia Neerlandica/ Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum, 1992,122 pagina's, enkele illustraties, slap karton, 4to., f 34,50). De stijgende belangstelling voor de jeugdliteratuur als studieobject vormt de voornaamste reden voor deze publikatie, waarmee onderzoekers, verzamelaars, studenten een belangrijk hulpmiddel wordt geboden. In het eerste deel van het boek (p. 1358) worden 382 bronnen opgesomd, verdeeld over de hoofdstukjes Algemene bronnen, Bronnen met verzamelingen van z.g. populaire literatuur, Bronnen met titels over opvoeding en onderwijs, Bibliografieën op het gebied van jeugdliteratuur, Aanbevelingslijsten (met 94 nummers de meest omvangrijke lijst!), Catalogi van tentoonstellingen, Catalogi van veilingen, Catalogi van verzamelaars, Catalogi van bibliotheken, Fondscatalogi, Antiquariaats- en magazijncatalogi. Het tweede deel werkt dertig titels nader uit ‘als voorbeelden van een manier waarop een beter inzicht in de waarde van diverse bronnen te verkrijgen is’ (p. 59). Er worden steeds, via een vast trefwoordensysteem, kenmerken (typering, periode, levensbeschouwelijke richting, doelgroep, indeling, vindplaats etc.) van een bron aangegeven. Het boek besluit met een informatieve ‘Zoekweg’ (hoe de 382 bronnen gevonden), literatuurlijst en een register. Dit is een zeer nuttig boek, zeer zakelijk ook, wat gegeven de doelstelling en materie niet anders kon. Alleen in het steeds terugkerende trefwoord ‘waardering’ in het tweede deel komt de schrijfster zelf even naar voren, met de verontschuldigende verantwoording (p. 60): ‘Uiteraard is dit subjectief, maar het leek toch zinvol om heel kort een beoordeling te geven; deze is uitsluitend toegespitst op het
gebruik voor het beschrijven en dateren van kinderboeken. Deze waardering zegt dus niets over andere waarden die deze bronnen kunnen hebben, bijvoorbeeld voor (receptie)onderzoek.’ Zinvol en waardevol, dat is deze bibliografie.
F.W. Kuyper