| |
Berichten
Een lees-museum, of museum van lezers
De Rue de Turenne is een straat in de Parijse wijk ‘le Marais’. Vandaag de dag vindt men hier, behalve het Picasso-museum, diverse modieuze winkeltjes, maar een eeuw geleden stond le Marais vooral bekend als de joodse wijk waarin veel juweliersbedrijfjes en edelsmederijen gevestigd waren. Aan de gevel van nummer 54 hangt een uithangbord waarop met zwierige letters is te lezen ‘Bibliothèque prêt à domicile’, een leesbibliotheek met andere woorden. Hier werd in 1862 de ‘Bibliotheque des Amis de l'Instruction’ gevestigd, die een jaar eerder door lean Baptiste Girard was opgezet. Zijn bezoekers waren in eerste instantie de arbeiders die zich bij ‘Les Amis de l'Instruction’ hadden opgegeven voor het volgen van nuttige cursussen. Deze organisatie was voortgekomen uit arbeiderskringen en was bedoeld om de zelfontplooiing van arbeiders te bevorderen, ongeveer vergelijkbaar met de Nederlandse ‘Maatschappij tot verbetering van den werkenden stand’ (1854). Na twee maanden had de bibliotheek al 400 abonnees, meest geschoolde arbeiders. Wie de bezoekers waren, werd in een schrift bijgehouden. De 21-jarige Auguste Rodin kwam hier bij voorbeeld boeken halen, want in de collectie bevond zich ook vakliteratuur over steenhouwen en gipsbewerking.
Rond i860 duurde een werkdag lang, dus vrije tijd was schaars. Arbeiders moesten het vooral van de zondag hebben. Wie niet over voldoende rust, ruimte of verlichting beschikte, kon dan bij de bibliotheek terecht. De boeken konden ter plekke gelezen worden. De bibliotheek had een bescheiden leestafel, beschenen door een verstelbare treklamp die op olie brandde. De onderneming draaide goed en moest uitbreiden. Ook op de benedenverdieping stapelden de boeken zich tegen de wanden op. De collectie telde tenslotte zo'n twintigduizend titels. Tot in de jaren twintig werd de bibliotheek druk bezocht, daarna kwam er de klad in. Na een verkommerd bestaan (de bibliotheek was feitelijk ‘verlaten’) werd zo'n tien jaar geleden de zaak nieuw leven ingeblazen door een groepje enthousiastelingen waaronder mevrouw lacqueline Guilbaud. Deze gepensioneerde medewerkster van de Bibliothèque Nationale in Parijs legt uit dat de bibliotheek inmiddels wel een andere betekenis heeft gekregen.
‘De bibliotheek is helemaal in negentiende-eeuwse stijl intact gebleven’ zegt ze. ‘Voor zover ik weet, is dat uniek. Wie wil weten hoe een negentiende-eeuwse leesbibliotheek er uitzag, kan dat hier bekijken. We hebben niets veranderd. Onze bezoekers zijn dan ook geen arbeiders meer, maar historici die hier onderzoek komen doen.’ De bibliotheek heeft een plaatsje gekregen in de prestigieuze reeks Les lieux de mémoire onder redactie van Pierre Nora, een encyclopedisch standaardwerk over het Franse natiebesef. ‘Terecht’, zegt mevrouw Guilbaud, ‘de bibliotheek is een echte “gedenkplaats” voor het Franse verleden. De uitleenregisters, de fiches met de namen van de klanten, de catalogi met daarin het boekenbezit gecatalogiseerd: het ligt hier allemaal nog.’ De catalogi die ze laat zien zijn op goed papier gedrukt en stevig ingebonden. Maar de indeling wijkt op verschillende punten af van wat gebruikelijk is. Hij is niet alfabetisch geordend, maar volgt per afdeling chronologisch de aankopen. ‘Dat komt omdat Girard zelf ook een “gewone arbeider” was’, zegt mevrouw Guilbaud. ‘Weliswaar hoorde hij tot de elite onder de arbeiders, namelijk de typografen, maar van dit soort zaken had hij geen verstand. De Bibliotheek moest onafhankelijk zijn, dus hij weigerde de steun van geschoolde
| |
| |
bibliothecarissen. Hij was een vooruitstrevend denker.’ Mevrouw Guilbaud vertelt dat Girard ten tijde van het revolutiejaar 1848 opgesloten had gezeten in de gevangenis. Hij had zich daar nuttig gemaakt in de gevangenisbibliotheek. Waarschijnlijk is hij zo op het idee gekomen om zelf een bibliotheek te beginnen.
De catalogi laten zien wat voor ideaal de ‘amis de l'instruction’ met de leesbibliotheek hadden. Er moesten nuttige en leerzame boeken worden aangeschaft. De ‘litterature des loisirs’ kwam pas later. De abonnees mochten zelf meestemmen over wat er werd aangekocht. In deze beginjaren kozen ze voor niet bepaald de eersten de besten. In de catalogi treft men werk van Voltaire, van Diderot, van duistere moraalfilosofen. Maar het belangrijkste waren toch de studieboeken die handelden over het slijpen van glas, over landmetingen, de oorsprong van de ‘velocipède’ etcetera. Reisbeschrijvingen vormden daarnaast een belangrijke categorie. Aan het eind van de jaren i860 schaft de bibliotheek tenslotte ook romans aan, die weldra tot de meestgeleende boeken behoorden. De abonnees kozen voor werk van George Sand, Balzac, Hugo en andere Franse auteurs. Slechts enkele vertalingen treft men in de collectie aan, waaronder La
chambre obscure van Monsieur Hildebrand. Vanaf 1875 worden ook bladmuziek en libretto's aangeschaft. Voor de minder begaafden zijn soms allerlei ingewikkelde aantekeningen gemaakt om de Aïda toch helemaal van blad te kunnen zingen. Want de ‘amis de l'instruction’ wilden zoveel mogelijk kennis overdragen. Het ideaal hing er zwaar tegen de hanebalken.
Een rondgang door de bibliotheek maakt dat negentiende-eeuwse lezers wel heel nabij komen. Wie zich voor dat onderwerp interesseert, moet bij een volgend bezoek aan Parijs de Rue de Turenne niet overslaan. Op nummer 54 kan men op bepaalde tijden de negentiende eeuw binnenstappen, namelijk op dinsdag en vrijdag tussen zes en zeven uur, en natuurlijk op zondagochtend van tien tot half een. Zelfs de openingstijden zijn in stijl.
Lisa Kuitert
| |
Nog iets over De brave Hendrik
In zijn prettig leesbare artikel in het vierde nummer van de voorgaande jaargang van De Boekenwereld heeft L.G. Saalmink zeer veel nieuwe feiten omtrent Nicolaas Anslijns best-seller aan het licht gebracht. De hardnekkige misvatting dat de eerste druk van De brave Hendrik zou dateren van 1823, naar ik meen voor het eerst opgedoken in het aan Anslijn gewijde lemma in het eerste deel van het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, daarna klakkeloos overgenomen in bijna alle algemene en letterkundige encyclopedieën en nog zeer onlangs in de Commentaar in de historisch-kritische uitgave van de Max Havelaar (editie Kets-Vree, 1992) wederom verkondigd, zal nu toch wel definitief de wereld uit geholpen zijn. Jammer is echter dat Saalmink zich voor de reconstructie van de drukgeschiedenis heeft beperkt tot het bestuderen van het bezit van de grote wetenschappelijke bibliotheken. Dit is waarschijnlijk een gevolg van het feit dat hij zich niet voldoende rekenschap heeft gegeven van de aard van het boekje, zoals die in de ondertitel tot uitdrukking komt: ‘een leesboekje voor jonge kinderen’.
De instantie bij uitstek waartoe men zich voor het doen van onderzoek naar het (historische) kinderboek dient te wenden, is de dienst Boek & Jeugd van het Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum (NBLC), ondergebracht in de hoofdvestiging van deze organisatie, Taco Scheltemastraat 5 te 's-Gravenha- | |
| |
ge. In het souterrain van dit gebouw bevindt zich naast de grootste kinderboekencollectie van Nederland en een aanzienlijke hoeveelheid secundaire literatuur een voortreffelijk geoutilleerd documentatiecentrum voor kinder- en jeugdliteratuur. Met behulp van het ter plaatse aanwezige Kaartregister Oude Kinderboeken,
een dynamisch ontsluitingssysteem op onder meer gedrukte bibliotheek-, tentoonstellings-, antiquariaats- en veilingcatalogi, bibliografieën, monografieën en tijdschriftartikelen, kan aan de drukgeschiedenis van De brave Hendrik (en aan die van De brave Maria) het een en ander worden toegevoegd. In de eerste plaats vindt men daarin een verwijzing naar catalogus nr. 4 van antiquariaat Ineke Schierenberg te Amsterdam (1981) waarin als nr. 2 een exemplaar van de 18de druk (1843) van De brave Hendrik te koop wordt aangeboden. Voorts blijkt hier dat de tekst van de in de UB Leiden zoekgeraakte 24ste druk in zijn geheel fotografisch is herdrukt in het tijdschrift Verkenningen op het gebied van de jeugdliteratuur (5 (1974-1975) 1, blz. 1-26). Van de 32ste (1858) en 40ste druk (1861) zijn eveneens exemplaren aanwezig in de bibliotheek van het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem, blijkens een verwijzing naar de catalogus Met rooie oortjes en vochtige ogen, verschenen bij gelegenheid van een van 4 augustus t/m 22 oktober 1989 gehouden tentoonstelling; een exemplaar van de 42ste druk bevindt zich tevens in de collectie van de dienst Landelijke Bibliotheek Centrale in Almere. Ten slotte is een exemplaar van de 58ste druk (1873) op 7 oktober 1975 geveild bij Van Stockum te 's-Gravenhage (zie The well-known collection of J. de Koning esq at Leiden, lot nr. 382); van deze druk bezit de dienst Boek & Jeugd sinds enige tijd een exemplaar. Een verwijzing naar een exemplaar van De brave Maria uit 1858, helaas zonder drukvermelding, is te vinden in de Catalogus van het Nederlandsch Schoolmuseum (1907), blz. 444, nr. 8.
Deze aanvulling heeft geenszins de pretentie volledig te zijn. In de brochure Wie wat bewaart...: kinderboeken uit vroeger tijden in openbare bibliotheken ([1992]) worden de belangrijkste verzamelingen kinderboeken in het bezit van openbare bibliotheekdiensten vermeld met een beschrijving van specialismen; achterin wordt bovendien een aantal Adressen van enkele andere collecties' gegeven, waarvan mij in dit verband dat van het Nationaal Schoolmuseum te Rotterdam van het allerhoogste belang lijkt. Het is volstrekt niet uitgesloten dat bij een of meer van de genoemde instellingen thans nog ontbrekende Brave Hendrikken en/of dito Maria's in de kast staan.
Tot besluit nog dit: begin mei van dit jaar is bij de Stichting Bibliographia Neerlandica en het NBLC Kinderboeken, een bibliografie van bibliografieën verschenen, samengesteld door Jeannette Kok, documentaliste bij de dienst Boek & Jeugd. Het is een onmisbare vraagbaak voor eenieder die serieus studie maakt van het kinderboek.
Dick Welsink
| |
Openbaar boekbezit
Vorig jaar bestond de Openbare Bibliotheek van Deventer vijfenzeventig jaar. Ter gelegenheid hiervan verscheen Openbaar boekbezit. Over verre leeszalen, kille bibliotheken en vergeten pennevoerders, geschreven door Boudewijn Büch en van illustraties voorzien door Peter van Straaten. Ik werd op het bestaan van dit boekje opmerkzaam gemaakt door een aantal verwijzingen ernaar in Büchs onlangs verschenen Eenzaam. Eilanden, tweede deel (Amsterdam 1992). Dat Büch deze verwijzingen noodzakelijk achtte is niet zo verwonderlijk aangezien het jubileumboekje te beschou- | |
| |
wen is als een bibliothecair voorafje bij (een deel van) Eenzaam. Het is echter met evenveel recht te beschouwen als een supplement op Büchs in 1984 verschenen Bibliotheken. Openbaar boekbezit is namelijk geboren uit ‘een mateloos verlangen [...] naar slecht onderhouden bibliotheekgebouwtjes in verre kille of gloeiend hete oorden, naar boekerijtjes op uitgewoonde of bijna verlaten plekken,’ zo verklaart de auteur. Voor de meeste lezers van dit boekje zal het onmogelijk zijn in Büchs voetsporen de door hem beschreven bibliotheken met een bezoek te vereren. Hij geeft bijvoorbeeld een impressie van de in de hoofdstad Victoria gevestigde ‘Bibliothèque nationale de Seychelles’ en de dependence hiervan op het lie de La Digue, om vervolgens door te reizen naar de openbare bibliotheek van Mauritius. Na dit bibliothecaire verblijf in de Indische Oceaan gaat Büch op zoek naar de meest zuidelijke openbare bibliotheek ter wereld. Het bijvoeglijke naamwoord heeft deze speurtocht enigszins gecompliceerd. De meest zuidelijke bibliotheek bevindt zich namelijk op de ‘zuivere’ Zuidpool, in de Amerikaanse basis Scott-Amundsen. Deze bibliotheek meent Büch echter niet als openbaar te kunnen aanmerken, aangezien ‘het gebruik van de
genoemde boeken is voorbehouden aan het personeel van de basis en de enkele niet-expeditionaire gast die er ontvangen wordt’. De claim op een gebouwtje in Bluff op South Island, Nieuw Zeeland ‘the most southern situated library of the world’ te zijn, kan de auteur wel meteen ongegrond verklaren. Uiteindelijk concludeert hij dat ‘de zuidelijkste openbare bibliotheek ter wereld staat in Puerto Williams, op Isla Navarino, het Chileense deel van Vuurland’. Nadat hij dit probleem heeft opgelost reist Büch naar Rarotonga, het hoofdeiland van de Cook Islands, op zoek naar literatuur over het eilandje Suwarrow, en het eenzame verblijf aldaar van Tom Neale.
Het werk van Boudewijn Büch kent een tamelijk extreme receptie. Men verslindt elk nieuw boek of men heeft er juist een grote afkeer van. Deze oordelen worden echter vaak geveld op basis van dezelfde kenmerken: de een schimpt op hem als ‘een omgevallen boekenkast’, terwijl de ander juist geniet van al die obscure titels, de eerste zal vinden dat hij zich verliest in talloze nutteloze weetjes, terwijl dat voor de tweede in belangrijke mate de charme van zijn boeken bepaalt, et cetera. Ook Openbaar boekbezit is in dit opzicht vintage Büch. Wie daarvan houdt kan het gebonden boekje bestellen bij de Vrienden van de Openbare Bibliotheek, p/a Brink 70, 7411 BW Deventer, tel. (05700) 13506. Het kost f 17,50 (excl. verzendkosten).
Hans Hafkamp
| |
Nieuw antiquariaat in Nijmegen
Op 13 augustus opende Antiquariaat Folio haar deuren op nummer 6 in de Nijmeegse Eilbrachtstraat. Hoewel Folio een algemeen antiquariaat is, vestigen de eigenaren, Paul de Jong en Emile Kerssemakers, graag speciaal de aandacht op de secties topografie (voornamelijk Limburgensia, Brabantica en Gelriana), klassieken, kunst, theologie, filosofie en geschiedenis. Naast boeken biedt Folio ook topografische prenten en ansichtkaarten. Folio is zes dagen per week geopend en telefonisch te bereiken onder nummer (080) 606257.
| |
Een drukker zoekt publiek: Gheraert Leeu te Gouda 1477-1484
Op vrijdag 5 februari 1993 wordt een colloquium gehouden, gewijd aan de drukker Gheraert Leeu die vijfhonderd jaar geleden (december 1492) overleed. Het colloquium vindt plaats in de Agnietenkapel te Gouda en wordt georganiseerd door de mediëvistenkring van de Vrije Universiteit te Amsterdam en de Oudheidkundige Kring ‘Die Goude’. Centraal staat de betekenis van het werk van Leeu in zijn Goudse periode en dan met name zijn Nederlandstalig fonds. Vanuit verschillende disciplines zullen er korte voordrachten worden gehouden, die gevolgd kunnen worden door discussie. Dr. L. Hellinga-Querido geeft een algemene typering van de betekenis van de drukker Leeu. Dr. K. Goudriaan schetst het Hollandse publiek dat Leeu zich in zijn Goudse periode allereerst voor ogen zal hebben gesteld. Drs. F.J.H. de Bree behandelt Leeu als drukker van Nederlands verhalend proza, in het bijzonder Die historie van die seven wijse mannen van Romen en Die gesten ofgheschienisse van Romen. Dr. J.J. van Moolenbroekneemt één van Leeu's religieuze best-sellers onder de loupe: Dat liden ende die passie ons Heren Ihesu Christi. Dr. BA. Rosier bespreekt de houtsneden die Leeu gebruikte om het leven van lezus te illustreren. Prof. dr. H. de Ridder-Symoens houdt de slotbeschouwing. Naast de lezingen is een bezoek aan de Leeu-tentoonstelling in het Museum Cathari- | |
| |
na-Gasthuis te Gouda in het programma opgenomen.
De kosten voor deelname aan deze studiedag bedragen f 15,-. Men dient zich aan te melden bij de penningmeester van Die Goude, Vlietenburg 32, 2804 WT Gouda, waarna een volledig programma van de studiedag toegezonden wordt. Nadere inlichtingen kunnen worden verkregen bij dr. K. Goudriaan (VU), tel.: (020) 5483035.
| |
Leidse boekenzondag
Op zondag 11 oktober zal in de Leidse binnenstad van 10.00 tot 17.00 uur voor de tweede keer de Leidse Boekenzondag worden georganiseerd. Musea, bibliotheken, de Bond van Handelaren in Oude Boeken, antiquariaten en boek- en prenthandels werken hieraan mee. Evenals vorig jaar verplicht iedere deelnemer zich voor deze dag een programma samen te stellen dat in het teken staat van het boek of de prent. Lezingen, tentoonstellingen, signeersessies, gratis taxaties, speciale etalages rond een thema en tal van andere activiteiten (ook voor kinderen) maken deze dag de moeite waard. Een programma en een plattegrond zijn op de dag zelf verkrijgbaar bij alle deelnemers. Informatie: (071) 143552.
| |
Bert van Selm-lezing
De op 17 april 1991 overleden boekhistoricus Bert van Selm was een vakman die op het gebied van zijn specialisme, de boekwetenschap, baanbrekend werk heeft verricht. Zijn Leidse collega's kenden hem als iemand die zich met hart en ziel inzette voor de Vakgroep Nederlandse taal- en letterkunde. Voor studenten was hij een inspirerend en kundig docent.
De leden van de Vakgroep Nederlands van de Rijksuniversiteit Leiden hebben zich voorgenomen een jaarlijkse Bert van Selm-lezing te organiseren. De invalshoek van deze openbaar toegankelijke lezing is cultuurhistorisch van aard en dat in de ruimste zin van het woord. Wél zal de lezing altijd iets te maken hebben met boeken of met het leven daaromheen. Sprekers zijn afkomstig uit de Leidse kring of van daarbuiten.
De eerste Bert van Selm-lezing is op 7 september j.l. gehouden door Anton Korteweg. De titel van zijn voordracht luidde Voor Mies, van Maarten. Exemplaren met opdracht, een verkenning.
De uitgave van de Bert van Selm-lezing zal jaarlijks worden verzorgd door uitgeverij De Buitenkant te Amsterdam. Het eerste deel in de serie is op 7 september 1992 verschenen en is leverbaar via de boekhandel. De uitgave kan desgewenst ook schriftelijk worden besteld bij de Rijksuniversiteit Leiden, Vakgroep Nederlands, Commissie Bert van Selm-lezing, Postbus 9515, 2300 RA Leiden. Men krijgt het boekje (f 14,50) dan zo spoedig mogelijk toegestuurd, vergezeld van een acceptgirokaart waarop ook de portokosten in rekening zijn gebracht.
W. van Anrooij
| |
Huldiging van 65-jarige Bob de Graaf
Vrijdag 15 mei 1992 was een uiterst warme dag. Toch moesten er in het Auditorium van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek extra stoelen worden aangedragen om alle belangstellenden bij de huldiging van Bob de Graaf een zitplaats te kunnen bieden. Een aanleiding voor deze middag was gevonden in de 65ste verjaardag van De Graaf, maar, zo benadrukte Anton Gerits, één van de initiatiefnemers, in zijn toespraak, die verjaardag was niet de werkelijke reden. Die was veel algemener, namelijk: ‘Gewoon omdat we je een kundig antiquaar vinden, een gedegen uitgever, een zorgvuldig bibliograaf, een bijzonder fidele collega, een sociaal bewogen medeburger, en voor velen een trouwe vriend.’ Een aantal van de hier genoemde kwalificaties werd in de loop van de middag door verschillende sprekers nader uitgewerkt.
Na een kort welkomstwoord door de bibliothecaris van de UB, Norbert van den Berg, voerde Hans Furstner het woord. Hij deed dit
De burgemeester van Nieuwkoop, mevrouw De Vrey-Vringer, spelt Bob de Graaf zijn onderscheiding op (foto Martin van Thiel).
| |
| |
namens de Commissie voor de Bibliotheek van de Koninklijke Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, waarin De Graaf sedert 1985 zitting heeft. Furstner had voor deze gelegenheid de personaliamappen van de Vereenigingsbibliotheek geraadpleegd en was daarin ook een knipsel uit Rijn en Gouwevan 22 juni 1965 tegengekomen. Hierin werd het uiterlijk van Bob de Graaf omschreven als dat van ‘een moderne, sportieve landbouwer’. In dit interview had De Graaf op de vraag hoe hij in Nieuwkoop terecht was gekomen, geantwoord: ‘De relaties weten je toch wel te vinden en je werkt hier veel rustiger. Ie mist hier bijvoorbeeld de op zichzelf allerbeminnelijkste kletskousen die je in een grote stad zo van je werk kunnen houden.’
Een van de redenen die volgens Furstner een rol hebben gespeeld bij het verzoek aan Bob de Graaf zitting te nemen in de Commisie, was het feit dat hij ‘sinds 1975, toen aan de samenwerking van de Vereeniging en Nijhoff een einde kwam, de uitgever van de Catalogus van de Vereenigingsbibliotheek was, niet bepaald een bestseller, maar wel een uitgave die met zorg aan de man gebracht moet worden.’
De volgende spreker was Ronald Breugelmans. Hij was door de organisatie aangezocht om als bibliothecaris te spreken, maar hij deed dit, zo vermeldde hij met nadruk, ‘als bibliothecaris én als vriend’. In een briljant geïmproviseerd betoog behandelde hij de diverse aspecten van De Graafs omgang met boeken. Hij prees hem als antiquaar, als uitgever, als bibliograaf en als schrijver. Breugelmans memoreerde dat De Graafs eerste boek in 1958 het licht had gezien: Alardus Amstelredamus (1491-1544). His life and works, maar dat de lezer voordien ook al van zijn pen had kunnen genieten. Reeds in De Groene Amsterdammer van 3 juli 1954 had hij de tentoonstelling ‘Vier eeuwen boekillustratie’ in het Stedelijk Museum besproken. En ook in het tijdschrift Folium librorum vitae deditum waren vanaf de derde jaargang (1953/1954) bijdragen van zijn hand verschenen. Deze bijdragen zijn alle te vinden in de ‘Bibliografie van Bob de Graaf (Een keuze)’, die zijn vrouw Emmy de Graaf bijdroeg aan het Festschrift For Bob de Graaf. Breugelmans onthulde echter dat de lezer al eerder in geschrifte met Bob de Graaf kennis had kunnen maken. In 1951 publiceerde hij namelijk, samen met zijn jeugdvriend Jan Blokker, onder het pseudoniem Ardo Flakkeberg het jongensboek De verdwenen treiler (Haarlem: De Sleutel). In 1953 volgde van dezelfde auteurs en onder hetzelfde pseudoniem nog Jongens helpen in de nood (Amsterdam: De Bezige Bij), een boek over de Zeeuwse watersnoodramp.
In datzelfde jaar 1953 raakte Bob de Graaf bevriend met de volgende spreker, Frits Knuf.
V.l.n.r. Bob de Graaf, Ronald Breugelmans en Anton Gerits (foto Martin van Thiel).
In zijn zeer persoonlijke toespraak riep Knuf deze eerste contacten op: ‘Heel lang geleden, kort na de opening van mijn boekwinkeltje in de Spiegelstraat heb ik Bob leren kennen. Hij werkte bij Menno Hertzberger, om de hoek, op de Keizersgracht - en in dat grote, mysterieuze huis, vol boeken en ijverige mensen, ontmoette ik Bob de Graaf. Ik zie het nog voor me: 's avonds om zes à zeven uur sjokte Bob met vermoeide stap door de Spiegelstraat - naar de tram. Moe, gebogen - zijn onafscheidelijke aktetasje onder de arm geklemd. Moegestreden met, waarschijnlijker tegen, de onstuitbare, onvermoeide Menno.’
Breugelmans vertelde dat hij moeite had gedaan een slechte eigenschap bij Bob de Graaf te ontdekken, maar dat hij niet verder was gekomen, dan dat De Graaf ‘te bescheiden’ is. Ook Frits Knuf had, samen met De Graafs vrouw Emmy, gezocht naar zaken ‘waarmede ik Bob kon jennen’ en dat was succesvol geweest. ‘En ik heb recht van spreken, want ik zelf heb ook dezelfde, miezerige, akelige, Hollandse gierigheid. Touwtjes lospeuteren - om later weer te gebruiken. Ongebruikte postzegels uitknippen en afweken en in een enveloppe bewaren - gerangschikt naar land. En dan naar dat land gaan met die postzegels en een stiftje Pritt.’
Frits Knuf besloot zijn toespraak met wat hij omschreef als ‘een schitterende schand- | |
| |
daad van Bob, [die] U alien vast onbekend gebleven is.’ Knufs verhaal bleek een prachtige aanvulling op het door John Landwehr aan For Bob de Graaf bijgedragen artikel over ‘Bibliolaesie’: ‘Wat is het geval? Nieuwkoop ligt ongeveer tot aan je enkels in het water en Bob's voortuin kalfde langzaam af en verdween
Anton Gerits toont For Bob de Graaf, Antiquarian Bookseller Publisher-Bibliographer. Festschrift on the occasion of his 65th birthday (foto Martin van Thiel).
in de sloot. Dus een nieuwe beschoeiing. En om die beschoeiing op te vullen liet Bob pakken boeken daarin storten. U kent nu het recept: touwtjes eraf, postzegels eraf - en dan hoepla, de troep de sloot in. Toch een goed boek - de Joegoslavische incunabelcatalogus waarvan Bob - gretig als hij is - veel te veel had gekocht. Hij zou met zijn bestaande voorraad nog een kleine eeuw voortkunnen. Dus: weg ermee. Zo worden nu boeken zeldzaam.’ Hierna besloot Frits Knuf zijn bijdrage met de woorden: ‘Dat ik Bob serieus gelukwens, kunt U lezen in het Festschrift For Bob de Graaf.’
De aanbieding hiervan vormde, na een korte pauze, het volgende programmapunt. Het boek werd door de redacteur, Anton Gerits, aan de gehuldigde overhandigd. In zijn inleidende woorden memoreerde Gerits ‘dat het zo vreselijk gemakkelijk was materiaal voor zo'n huldeboek voor jou bijeen te brengen.’ Gerits betrok ook De Graafs vrouw in de huldiging: ‘Ja Bob, want daar zit je dan vandaag in de schijnwerpers van onze belangstelling. Niet alleen weliswaar, maar met en naast Emmy! En laten we nu dan meteen vaststellen, dat zij in grote mate deelt in de lof die je vandaag wordt toegezwaaid, want zij heeft inderdaad altijd met jou en naast jou gestaan in al je - ach laten we het maar zeggen, want het is tenslotte een compliment al ziet vandaag de dag niet iedereen dat meer zo: in al je ambities.’
Frits Knuf had er al melding van gemaakt dat Bob de Graaf zich zorgen maakte over deze middag, omdat hij zelf de organisatie ervan niet in handen had. Anton Gerits kreeg met dezelfde karaktereigenschap te maken, nadat Bob de Graaf had ontdekt dat de huldebundel in voorbereiding was. ‘Er dreigde toen wel meteen het gevaar, dat je je ermee zou willen gaan bemoeien, want perfectionist als je bent, houd je er geloof ik wel van de dingen zelf te doen of althans onder controle te hebben.’ Het moet voor De Graaf een prettige ontdekking zijn geweest dat de middag, ook zonder zijn bemoeienis, nagenoeg vlekkeloos verliep. Het enige wat niet geheel volgens plan verliep, was niet eens te wijten aan onachtzaamheid van de organisatie, maar aan uitgelopen andere verplichtingen van de burgemeester van Nieuwkoop, mevrouw W.M.C. de Vrey-Vringer die Bob de Graaf als laatste zou toespreken. In haar toespraak schetste mevrouw De Vrey niet alleen de verdiensten die Bob de Graaf, ook internationaal, voor het boekenvak heeft, maar vooral zijn nauwe betrokkenheid bij het sociale leven in Nieuwkoop. Hij was actief binnen de Remonstrantse Gemeente en de Gemeenschap van Kerken. Daarnaast was hij mede-oprichter en vervolgens bestuurslid van het Kunstgenootschap Het Reghthuys Nieuwkoop en van het Historisch Genootschap Nieuwkoop. De burgemeester besloot haar toespraak vervolgens met de mededeling dat Bob de Graaf op grond van al deze activiteiten door de Koningin was benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau, om hem vervolgens de hierbij behorende versierselen op te spelden.
Hans Hafkamp
| |
| |
| |
Veilingen
Burgersdijk & Niermans, Nieuwsteeg 1, 2311 RW Leiden, tel. 071-126381/121067: 24, 25 en 26 november 1992, kijkdagen: 20, 21 en 22 november. |
Bubb Kuyper Jansweg 39, 2011 KM Haarlem, tel. 023-323986: 18 en 19 november 1992, kijkdagen: 13, 14, 15 en 16 november. |
Beijers, Achter Sint Pieter 140, 3512 HT Utrecht, tel. 030-310958:10 en 11 november 1992, kijkdagen: 6 november van 14.00 20.00 uur, 7 november van 10.00-17.00 uur en 9 november van 9.00-13.00 uur |
Van Gendt Book Auctions BV, Brandewijnsteeg 2, 1001 GN Amsterdam, tel. 020-6231669/6239989: 22 en 23 september 1992, kijkdagen 18, 19, 20 september van 10.00 16.00 uur, 21 september van 9.00-13.00 uur; 15 en 16 december 1992, kijkdagen 11, 12, 13 december van 10.00-16.00 uur, 14 december van 9.00-13.00 uur. |
Gijselman, Overtoom 197 Amsterdam, 1054 HT Amsterdam, tel. 020-6168586: boeken, grafiek en schilderijen, 14 december (onder voorbehoud), kijkdagen: 11, 12 en 13 december 1992. |
Van Stockum, Prinsegracht 14, 2512 EW Den Haag, tel. 070-3649840/3649841: 2, 3 en 4 december 1992, kijkdagen: 27, 28 en 29 november. |
| |
Beurzen
Gezien het grote aantal beurzen en markten voor het tweedehands en antiquarische boek dat de laatste jaren in ons land wordt georganiseerd, hebben de organisatoren van de grotere beurzen en markten onlangs besloten tot periodiek overleg. Resultaat van dit overleg is onder meer het vaststellen van een agenda, die voortaan in De Boekenwereld en in de Boek- en Stripverwijzer zal worden gepubliceerd. Meldpunten zijn de redactie van de Boek- en Stripverwijzer, Hattemse Beek 175, 7335 PD Apeldoorn en van De Boekenwereld p/a A.G. van der Steur, Kruisstraat 3, 2011 PV Haarlem. De agenda voor 1992/1993, voor zover thans bekend, volgt hieronder. Deze zal voortaan in iedere aflevering worden opgenomen.
|
|