De Boekenwereld. Jaargang 9
(1992-1993)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
‘Great Dutch authors’
| |
[pagina 13]
| |
die manier vormden ze de grondslag voor hun schrijverssamenwerking die vijftig jaar zou duren. Het echtpaar Scharten-Antink is een voorbeeld van twee literaire echtelieden die min of meer een gelijke visie op het leven hadden en vanuit een zelfde gezichtshoek schreven. Zo'n samenwerkingsverband is vrij uitzonderlijk. Leo Simons maakte deel uit van een groep vooraanstaande Nederlandse sociaal-democraten en liberalen die zich rond de eeuwwisseling inspande voor sociale en culturele hervormingen ter verbetering van de positie en de ontwikkeling van de massa. Simons' maatschappelijke betrokkenheid resulteerde in 1905 in de oprichting van de Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur in Amsterdam, een uitgeverij die na een paar jaar werd omgedoopt in Wereldbibliotheek.Ga naar eind5. Dit idealistische initiatief paste in het denken van die tijd en moet worden gezien als een belangrijke bijdrage aan de democratisering van het boek. Simons streefde er naar dat de brede
Doelstellingen van de uitgeverij op een omslag van een brochure uit 1924 (foto Letterkundig Museum, Den Haag).
massa van het Nederlandse volk leerde lezen en bovendien goede, goedkope en mooi verzorgde boeken kon kopen. In zijn visie moest elk huis een eigen boekerijtje van waardevolle werken bezitten. Teneinde het grote publiek te bereiken introduceerde Simons een voor Nederland nieuw systeem, een abonnee-stelsel, waarmee hij zoveel mogelijk lezers aan zijn nieuwe uitgeverij trachtte te binden. Als een lezer zich als abonnee van de uitgeverij Wereldbibliotheek inschreef dan kreeg hij twaalf romans voor f 5,20 per jaar (‘winst’ voor de abonnee f 1,04) successievelijk thuisbezorgd. Leden werden geworven door colportage aan huis of via bemiddeling van de vakbonden in fabrieken. In die tijd kon de uitgeverij met de toen bestaande technieken alleen goedkope boeken produceren door de oplage te vergroten en de uitgave zeer eenvoudige uit te voeren. De succesvolle formule van de Wereldbibliotheek was grotendeels gebaseerd op het abonnee-systeem én de lage prijzen. Zo kostte bijvoorbeeld het eerste boek uit de serie A in 1905 (Sara Burgerhart van B. Wolff en A. Deken) ingenaaid f 0,40, gecartonneerd f 0,60 en gebonden f 0,80. Anno 1902 kostte een gebonden Nederlandse roman gemiddeld f 3,20. Tijdens het eerste, succesvolle, decennium verschenen bij de Wereldbibliotheek 422 titels, voornamelijk fictie, met een totale verkoop van bijna twee miljoen exemplaren. Uit een onderzoek naar het fictiefonds van de Wereldbibliotheek blijkt dat acht auteurs die veel titels aan dit fonds bijdroegen, ook zorgden voor grote oplagen.Ga naar eind6. Deze succesvolle ‘huisauteurs’, waaronder Carel Scharten en Margo Scharten-Antink, waren van onschatbaar belang voor de stabiliteit en continuïteit van het bedrijf. De Schartens die meteen na de oprichting in 1905 bij de Wereldbibliotheek publiceerden, bleven deze uitgeverij meer dan vijftig jaar trouw en publiceerden er hun totale oeuvre van 29 werken bijna exclusief. Daarentegen kostte het de Wereldbibliotheek over het algemeen moeite hun auteurs
Looptijd van de oeuvres van de acht ‘huisauteurs’ van de Wereldbibliotheek (1905-1939).Ga naar eind7.
| |
[pagina 14]
| |
Leo Simons, oprichter van uitgeverij Wereldbibliotheek, 1935 (foto Herman Berssenbrugge).
langer dan een of twee publikaties vast te houden. Blijkbaar was het literaire aanzien van de Wereldbibliotheek minder groot dan bijvoorbeeld van de gerenommeerde literaire uitgeverij Querido. Leo Simons kende Carel en Margo Scharten-Antink waarschijnlijk uit de tijd dat Simons adviseur was van de Haarlemse uitgeverij De Erven Bohn waar deze twee auteurs rond 1900 debuteerden.Ga naar eind8. Toen Simons zijn uitgeverij in 1905 startte, koos hij een werkwijze waarin de produktie en de exploitatie waren gescheiden. Voor de exploitatie zocht hij toen aansluiting bij de Amsterdamse uitgever G. Schreuders die Sprotje van Margo Scharten-Antink uitgaf.Ga naar eind9. Toen de samenwerking na een jaar eindigde, deed Simons in 1906 een gouden greep met de overname van bovenstaande titel, inclusief de voorraad van 239 exemplaren. Uit verkoopstaten van de Wereldbibliotheek blijkt dat Simons direct 12.000 exemplaren liet aanmaken waarvan er 3600 waren bestemd voor de abonnees. Dit boek, evenals de twee vervolgdelen, liep goed en tot 1958 verscheen er praktisch jaarlijks een nieuwe druk. Scharten memoreerde de eerste ontmoeting met Simons bij diens dood in 1932: ‘Bijna dertig jaar geleden, op een middag, (hij leek een Engelschman) zat hij tegenover ons in een kleine Parijsche kamer, en naast hem, op een divan, zeer bleek en vermoeid [...] zat zijn nog jonge vrouw. In dat uur begon een vriendschap, die onafgebroken duren zou tot aan zijn dood. Een jaar nadien logeerden wij bij hen in dat mooie huis van Berlage[...]. Simons was toen doende met de oprichting der Wereldbibliotheek; M. Scharten-Antink had haar eerste “Sprotje” geschreven, dat, als “proefneming” met oorspronkelijk Nederlandsch werk, een der eerste nummers zou worden der jonge onderneming; [...] Een paar jaar later -1908 - werd in diezelfde kamer een ander plan door ons beiden besproken. De Schartens hadden “Een Huis vol menschen” voltooid, en die eerste roman-van-ons zou het eerste nummer worden van een nieuwe serie der W.B., de Nieuwe Romans. Die gesprekken met Simons hadden een grote bekoring. Hij zat daar niet, gewichtig, als de uitgever, maar van den aanvang af als de vriend[...].’Ga naar eind10. Het eerste bericht van Simons aan de Schartens dateert uit 1906. Er is weinig correspondentie uit die beginjaren. Leo Simons ondertekende zijn brieven meestal met ‘Leoboekie’. Na hun Parijse avontuur in 1905 vestigden de Schartens zich in Apeldoorn en weer een jaar later verhuisden ze om gezondheidsredenen
Carel en Margo Scharten-Antink met hun dochtertje Theodora in Castagnolabij Lugano, ca. 1906 (foto Letterkundig Museum, Den Haag).
| |
[pagina 15]
| |
met hun dochtertje Theodora naar het Meer van Lugano van waaruit ze tot 1915 door Zwitserland en Italië reisden. De eerste poging van Carel en Margo Scharten-Antink samen een roman te schrijven leidde onmiddellijk tot een succes, Een Huis volMenschen, Parijsche Roman, uitgegeven door de Wereldbibliotheek in 1908. Ze ontvingen er de Tollens-prijs voor. De Wereldbibliotheek maakte van haar romans altijd twee edities, een voor de abonnees in de Nieuwe Bibliotheek-serie en een andere voor de vrije verkoop, meestal op wat zwaarder papier en met een fraaiere band in de Nieuwe Roman-serie. Het boek kostte f 1,90 ingenaaid en gebonden f 2,75. Het honorarium werd vastgesteld op 20 cent per verkocht exemplaar in de Nieuwe Bibliotheek-serie en 40 cent in de Nieuwe Roman-serie. Dit komt neer op een bedrag van f1000,-wat niet slecht is betaald in vergelijking bijvoorbeeld met de Vlaamse schrijver Cyriel Buysse die f 500,-ontving voor de roman Rozeke van Dalen (1905).Ga naar eind11. Louis Couperus daarentegen kreeg een uitzonderlijk hoog honorarium voor de roman Van oude Menschen, de Dingen, die voorbijgaan... (1906), namelijk f 4500,-.Ga naar eind12. Uit de verkoopstaat van Een Huis vol Menschenblijkt dat de eerste oplage bestond uit 4000 exemplaren waarvan 3200 voor de abonnees. In verband met de concurrentie deed Simons altijd geheimzinnig over oplagen, aantallen en drukken. In feite vormde die eerste oplage de eerste druk, maar Simons verdeelde deze over een aantal drukken. De eerste druk van Een
Reclame in de catalogus van de Wereldbibliotheek, 1935.Bandontwerpen o.a. van Herman Hana (foto Letterkundig Museum, Den Haag).
Huis vol Menschen bestond uit 1000 exemplaren. Eenmaal uitverkocht liet Simons opnieuw 500 exemplaren van de gereedliggende planovellen binden en voorzag deze van een aangepaste titelpagina. In die tijd liet een uitgever vaak een gedeelte van een druk direct binden. Het restant bleef dan in losse planovellen bij de binder liggen en werd vervolgens afhankelijk van de behoefte in kleine gedeelten gebonden. Een herdruk bestond uit minimaal 3000 exemplaren. Simons schreef op 3 maart 1909: ‘Ik heb met opzet nièt de getallen erbij gezet van onze abonnements-editie, omdat het niemand aangaat hoeveel abonnés we precies hebben [...].’ In veertig jaar tijd zijn er 23.550 exemplaren in negentien drukken van deze roman verkocht. Ter vergelijking: in de lijst van ‘boek van het jaar’ van CJ. Aarts staat in 1908 Een Huis vol Menschen op de achtste plaats. Op de eerste plaats staat Pathologieën van J.A. de Haan met één oplage van 7000 exem- | |
[pagina 16]
| |
plaren in drie drukken voor f 3,25 genaaid en f 3,75 gebonden.Ga naar eind13. Simons bood de Schartens een contract voor Een Huis vol Menschen aan met een zeer gunstige regeling inzake de royalties. Deze wellicht ondoordachte regeling van de jonge uitgever, die ook voor volgende uitgaven gold, hield in dat bij elk nieuw aangebroken duizendtal de daarvoor verschuldigde royalties vooruit zouden worden betaald. Hierdoor konden de auteurs voortdurend over voorschotten beschikken. Zelden zal een transactie tevredener auteurs hebben opgeleverd. De Schartens waren de enige auteurs van de Wereldbibliotheek met zo'n gunstige overeenkomst. Jarenlang heeft de uitgeverij tevergeefs geprobeerd deze contractbepaling te veranderen in een betaling achteraf. Maar de Schartens piekerden er niet over die voordelige regeling op te geven. Pas in 1932 werd het contract veranderd in een betaling achteraf ingeval er minder dan 300 exemplaren van een boek verkocht zouden worden. Deze vooruitbetalingsbepaling zorgde jaarlijks in januari voor een ingewikkelde afrekening die Scharten nauwkeurig uitploos. Door het schimmige beleid van de Wereldbibliotheek inzake drukken en oplagen kwam Scharten geregeld uit op een ander bedrag. Negen van de tien keer was de berekening van de Wereldbibliotheek toch correct en kon de diplomatieke Simons de geagiteerde Scharten telkens gerust stellen. ‘Puntje-precies’ noemde Simons hem. Scharten bemoeide zich met niet aflatende ijver met alle stadia van de produktie en de exploitatie. Simons pareerde de veeleisende Scharten meestal met gevoel voor humor, getuige de volgende passage uit zijn brief van 28 juni 1911: ‘Je hebt trouwens bij je scherpzinnig betuttelen en aanvullen van het contract “de Vreemde Heerschers” eenige hoofdbepalingen vergeten. Zal ik die er nog bijzetten? “De redacteur-directeur is verplicht minstens het boek zelf bij den Boekhandel aan te bieden. Hij bedient zich daarbij van een automobiel, geschilderd naar wensch des auteurs, en met den naam van het werk. De chauffeur zal gekleed zijn in geel livrei en de Directeur overeenkomstig de beteekenis van het werk, in galarok en witte das. De boekhandel wordt verplicht bij het verschijnen van het werk, een vlag uit te hangen met den titel van het boek, terwijl voorts de directeur der Mij zich in haar exploitatie geheel gedraagt naar al de wenschen en aanwijzingen van den in het buitenland vertoevenden auteur. Zij vermijdt bij hare aankondigingen elk gewag van andere werken, dan die van deze auteurs, en doet alles om het publiek te overtuigen dat er géén boeken zijn, lezenswaard, behalve die van partij ter eener.” Zoo'n vlag, zou wel iets zijn, hè? En dan een leiding naar Italië om ons aan de touwtjes te trekken!’ In tegenstelling tot de eerste roman beschouwde men de tweede De vreemde Heerschers. Roman van de Italiaansche Meren (1911) als mislukt. Naar aanleiding hiervan leverde Leo Simons, waarschijnlijk vanwege de grote economische belangen, forse kritiek op de samenwerking tussen Carel en Margo: ‘Maar als geheel, in samenstel en bouw, is het voor mij, schrik nu niet van het krasse woord: het bankroet van jullie methode van samenwerken, w/b elk zijn eigen deeltje en stukje bewerkt, telkens opnieuw als 't ware zijn eigen aanloop moet nemen, en zoo het geheel uit elkaar valt. Er is geen grootegangin [...].’ De Schartens waren het absoluut niet met hem eens en lieten zich niet ontmoedigen, hoewel hun samenwerking op een zacht pitje werd gezet. Achteraf vonden ook zij dit boek te lang uitgevallen en bewerkten het. Intussen zwierven ze door Toscane waar Margo verder werkte aan haar succesvolle Sprotje-cyclus en Carel literaire kritieken schreef voor De Gids en nadien voor De Telegraaf. De Eerste Wereldoorlog dwong de Schartens terug naar Nederland, naar Blaricum. Hier resulteerde hun passie voor het Italiaanse leven in de succesvolle roman 't Geluk hangt als een Druiventros... Een Verhaal uit het Florentijnsche (1918), de tweede uit de serie Italiaanse romans. Simons verzette zich vruchteloos tegen de veel te lange titel. Maar uit de grootte van de eerste oplage (9350 exemplaren) spreekt toch een groot vertrouwen van de uitgever in zijn auteurs. Het succes van zowel auteurs als uitgever vertoonde immers een stijgende lijn. Evenals de vorige romans verscheen de | |
[pagina 17]
| |
voorpublikatie in afleveringen in De Gids. Het boek liep goed. Binnen twee jaar werden 10.000 exemplaren à f 4,50 verkocht. Vijfentwintig jaar later verscheen de achtentwintigste druk van deze roman, met een totale verkoop van 44.000 exemplaren.
Zelfportret Carel Scharten, 1914 (foto Letterkundig Museum, Den Haag).
In 1919, toen de Schartens in verband met Carels astma opnieuw naar het buitenland vertrokken, intensiveerde de correspondentie tussen de Wereldbibliotheek en de Schartens. Namens de Wereldbibliotheek schreef Leo Simons, af en toe bijgestaan door zijn medewerker Nico van Suchtelen. Voor het echtpaar Scharten nam Carel deze taak op zich, terwijl Margo uitsluitend over haar eigen werk correspondeerde. Na een winter verhuisden de Schartens van Zuid Engeland naar Zwitserland, op zoek naar een gezonder klimaat. Hier ontstonden financiële problemen doordat Carel als gevolg van ziekte van Margo dusdanig van streek raakte dat hij niet tot schrijven in staat was. In bijna alle brieven kwamen zowel de financiën aan de orde als Schartens veelvuldige noodkreten om geld. Van het Kloos-fonds ontving hij eenmalig een subsidie maar dat was niet toereikend. In feite was hij op zoek naar een structurele financiële voorziening als basis voor hun bestaan. Soms zinspeelde hij bij Simons op hun jarenlange vriendschap, dan weer benadrukte hij het grote belang van hun goedlopende romans voor de uitgeverij. Scharten rekende Simons in 1920 voor dat ze minstens f 3000,- per jaar nodig hadden. Simons
Getekend portret van zijn vrouw Margo door Carel Scharten, 1920 (foto Letterkundig Museum, Den Haag).
deed wat hij verantwoord achtte en beloofde de Schartens dat ze altijd over voorschotten van één van hun uitgaven konden beschikken. Op die manier lukte het de Schartens het benodigde bedrag bij elkaar te krijgen dat bovendien nog werd aangevuld met verdiensten uit voorpublikaties en literaire kritieken. Toen de Schartens in 1922 naar Italië verhuisden, klonken hun brieven aanmerkelijk opgewekter. Ze werkten hard aan de nieuwe roman Francesco Campana waarvoor ze de opzet van hun samenwerking veranderden. Al jaren koesterde Carel de wens om zijn levensbeschouwelijke ideeën tot uitdrukking te brengen. Een poging om die levensbeschouwing uiteen te zetten in een essay was al eens mislukt en nu wilde hij het in een fictionele vorm proberen. Als gevolg van deze vernieuwing veranderde Margo's rol in de samenwerking. Zij maakte er geen probleem van dat zij het beschrijvende gedeelte zou verzorgen. Veel van haar | |
[pagina 18]
| |
geschriften geven blijk van bewondering en respect voor haar echtgenoot. Op oudere leeftijd schreef ze in een aantekenschrift: ‘[...] en met volkomen toewijding togen wij aan het werk, van mijn kant vermijdend elk zelfstandig betreden van het veld der ideeën of het leerstellig terrein, waar alleen een raad of een bemerking of een aanvulling van pas zouden wezen.’ Scharten schreef Simons op 26 februari 1922 verwachtingsvol: ‘Wij zijn aan het meest verlokkende werk ter wereld bezig, een boek dat al zo vele jaren in ons aan het rijpen is.’ ‘[...] dit werk, dat voelen we allebei, zal wel het beste zijn, dat ons leven opleveren zal.’ Deze voorspelling zou uitkomen. Gewoonlijk gaf Simons al hun werk automatisch uit. Hij had zoveel vertrouwen in de schrijfkunst van deze twee auteurs dat hij nooit het manuscript van hun nieuwe roman las. Hij las uitsluitend de voorpublikaties in De Gids. Scharten hield Simons volledig op de hoogte van de voortgang en over het algemeen verliep de produktie soepel. De auteurs leverden de handgeschreven kopij bijna altijd stipt op de afgesproken datum in, dan volgden twee correctieronden en binnen drie maanden verscheen het boek. Zo ging de Wereldbibliotheek in februari 1923 ook zonder problemen accoord met de voorgestelde uitbreiding van twee naar drie delen van Francesco Campana. Publikaties van de Schartens brachten immers tot nu toe weinig financieel risico met zich mee, De vreemde Heerschers (1911) uitgezonderd. Omdat de Schartens in het buitenland enigszins van nieuws uit Nederland verstoken waren, gaf de Wereldbibliotheek hen van tijd tot tijd uitleg over de stand van zaken in de uitgeverij. In 1923 raakten de Schartens ongerust door geruchten over financiële problemen en innovatieplannen bij de Wereldbibliotheek en vroegen schriftelijk om opheldering. Er heerste toen een algemene economische recessie die alle uitgeverijen trof. Ook de Wereldbibliotheek was gedwongen maatregelen te nemen en verlaagde de boekenprijzen waardoor, tot groot ongenoegen van de Schartens, de royalties daalden. Simons schreef een jaar later dat de uitgeverij nog steeds kampte met tegenvallende kosten en koopkrachtvermindering als gevolg van de economische crisis. Op 14 mei 1924 informeerde Simons hun: ‘Een groot deel van onze clientèle bestaat uitteraard uit leeraren en onderwijzers; kantoorbedienden, ingenieurs enz. En heel deze categorie wordt door de salariskosten en de werkeloosheid zeer sterk getroffen.’ Hij schreef dat het bedrijf het hoofd boven water probeerde te houden door verlaging van de lonen en de salarissen, beperking van de produktie en een reorganisatie. Tot overmaat van ramp was het Belgische afzetgebied nagenoeg weggevallen omdat Nederlandse boeken veel te duur waren geworden door de sterk gedevalueerde frank.Ga naar eind14. In maart 1924 verscheen De Jeugd van Francesco Campana. Het contract levert enig inzicht in oplagen, drukken en honorarium. De Wereldbibliotheek maakte een oplage van 8300 exemplaren waarvan 1500 golden als eerste druk en de volgende duizendtallen als tweede, derde enz. druk. 5000 exemplaren werden over twee abonnementenseries verdeeld: de
Omslag van de eerste druk van De Jeugd van Francesco Campana, Amsterdam 1924. Veel letterkundige uitgaven verschenen in deze uniforme band, Zalmpje genaamd, waarschijnlijk vanwege het rozerode uiterlijk. Omdat de smaak van het publiek veranderde, schafte de Wereldbibliotheek in 1932 de Zalmpjes af en trok nieuwe bandontwerpers aan (foto Letterkundig Museum, Den Haag).
Nederlandse Bibliotheek-serie betaalde 25 cent royalty per verkocht exemplaar voor de eerste druk en de Nieuwe Romans-serie 20% royalty van f 3,50. Zodra de eerste 1500 exemplaren uitverkocht zouden | |
[pagina 19]
| |
zijn, hadden de auteurs recht op f 0,50 per exemplaar. Dat hield in dat de Schartens bij elk nieuw aangebroken duizendtal f 500,- toegestuurd kregen. Na een rustige start kwam er opeens een hausse in de verkoop en binnen zes maanden was de tweede druk van De Jeugd van Francesco Campana uitverkocht. Gelet op de economische crisis is de goede verkoop van zo'n duur boek (f 3,50) extra opvallend. De Wereldbibliotheek reageerde adequaat met een naar de mening van de Schartens nogal Amerikaanse reclamecampagne in de NRC (‘De Gangmakers van het Seizoen en de twee delen van Francesco Campana voorop’) en De Telegraaf (‘Duizenden Handen wachten op het 2de deel van Francesco Campana: De Duistere Waarheid’). De goede ontvangst van De jeugd van Francesco Campana en de voorpublikatie van het tweede deel in De Gids hadden volgens Simons een positief effect op de voorverkoop van het tweede deel. De Schartens stonden net als Simons versteld van de stormachtige verkoop.
Omslag van de 26e druk, 29e-32e duizend tal van De Jeugd van Francesco Campana, Amsterdam 1933. Bandontwerp: Herman Hana (foto Letterkundig Museum, Den Haag).
Uiteraard kwamen uit Italië opgetogen brieven van de Schartens die als broodschrijvers zich altijd zoveel zorgen maakten over hun financiën: ‘Wij raken heelemaal van onze stukken door de dooreentuimeling van al die drukken... maar wij hadden nooit gerealiseerd: druk op druk, en sommen geld. Het maakt ons beschaamd.
Afrekening van de Wereldbibliotheek in de succesvolle periode. Links boven aan de brief staat commentaar van Margo Scharten-Antink (foto Letterkundig Museum, Den Haag).
Het geeft ons bijna een soort schuldig gevoel. En dat is goed; het wil zooveel zeggen als: dat geld ons niet gauw bederven zal, en dat wij het ten goede zullen weten te gebruiken.’ (1 december 1925) Het verkoopsucces sterkte de Schartens in de overtuiging dat het lezerspubliek zich blijkbaar in hun ideeën herkende. Critici konden ook geen duidelijke verklaring vinden voor het plotselinge succes van Francesco Campana. Het zegt in ieder geval iets over de Nederlandse literaire smaak in de jaren twintig. Binnen twee jaar waren er 17.000 exemplaren van De Jeugd van Francesco Campana verkocht. Ter vergelijking: de andere succesboeken Sprotje (1905), Een Huis vol Menschen (1908) en 't Geluk hangt als een Druiventros (1919) deden er respectievelijk 25, 17 en 6 jaar over om 17.000 exemplaren te verkopen. De totale verkoop van de drie delen Francesco Campana van 1924 tot 1962 bedroeg 107.000 exemplaren. Alleen al met deze trilogie verdienden de Schartens, afgezien van andere inkomsten, de eerste twee jaar een bedrag van f 21.000,-. Als men volgens de CBS Totaalprijsindexcijfers van de gezinsconsumptie-tabel de gulden van 1925 vergelijkt met de gulden van 1992 dan mag men dit bedrag met tien vermenigvuldigen.Ga naar eind15. | |
[pagina 20]
| |
Eind 1925 besloten de Schartens zich definitief in Florence te vestigen en kochten een mooie villa die uitzicht over de stad bood. Wellicht raakten ze door het financiële succes overmoedig en meenden dat er geen einde aan hun rijkdom kon komen. Het is in elk geval een feit dat dit huis door de jaarlijkse rente van f 1200,- een blok aan hun been werd. Dit bedrag moest vooral uit de boekenverkoop gefinancierd worden. Op advies van Simons belegden de Schartens in 1925 hun geld in Nederlandse effecten, als een reserve voor de oude dag. De vreugde bij de Wereldbibliotheek over het triomfale succes van de trilogie Francesco Campana was eveneens groot. Mede dankzij dit succes klom de uitgeverij
Woning van Carel en Margo Scharten-Antink de Via Timoteo Berlen telli in Florence, 1925 (foto Letterkundig Museum, Den Haag).
in 1925 economisch uit het dal en haalde een recordomzet. Men kan stelaan dat de Schartens met hun succesvolle romans een belangrijke steunpilaar voor de uitgeverij vormden. De Wereldbibliotheek op haar beurt besteedde in 1926 een grote reclamecampagne aan álle romans van de Schartens. Het derde deel van de Campana-trilogie, Het eeuwige Licht, stond nummer één in de lezersenquête voor het beste boek van 1925, georganiseerd door De Nederlandse Uitgeversbond. Het eerste deel van de Campana-trilogie was in 1924 al op de tweede plaats geëindigd achter Droomkoninkje van Herman Heijermans. In zijn enthousiasme ontwierp Simons een groot affiche waarop vrachtauto's met hoge stapels boeken in een lange rij het gebouw van de Wereldbibliotheek verlieten; de poppetjes stelden hardlopende boeken voor, voortholdend over een loopband zonder einde: ‘Zo verlaat het Het eeuwige Licht de Wereldbibliotheek.’Ga naar eind16. Maar dergelijke lichtvoetigheid viel bij de Schartens niet in goede aarde. Margo achtte humor over zo'n serieus gemeend boek ongepast en keurde het affiche af. Het jaar ervoor had zich al iets soortgelijks voorgedaan. De Wereldbibliotheek wilde toen in een nieuwe prospectus Francesco Campana aankondigen als het ‘Het grote succes van het jaar’ en dat keurde Carel af. Uit ervaring wist de uitgeverij dat over het algemeen de verkoop van een boek na een jaar terugliep. Dat was voor de Wereldbibliotheek aanleiding om begin 1926 na uitverkoop van de bestaande aparte delen van Francesco Campana het gehele werk in één band uit te geven in een goedkope volksuitgave. De uitgeverij hoopte met deze maatregel op een nieuwe verkoopimpuls. Tot grote verbazing van Simons spraken de Schartens letterlijk hun veto uit. Volgens hen was de verkoop nog lang niet op zijn hoogtepunt. Ondanks herhaald aandringen en berichten van teruglopende verkoop zou het nog anderhalf jaar duren voordat de trilogie in één band mocht verschijnen. De uitgeverij kreeg gelijk, want het boek kreeg in tien jaar tijd vijf herdrukken. Dat de schrijvers inmiddels gewend raakten aan de stijgende verkoop, bleek uit hun brieven waarin ze telkens informeerden naar nieuwe drukken en daarmee indirect of al hun boeken nog wel in voorraad waren. Zodra de verkoop ook maar enigszins verminderde, stelde Scharten de Wereldbibliotheek hiervoor aansprakelijk en eiste verbetering van de exploitatie. Blijkbaar veronderstelden de Schartens met het toenemende succes recht te hebben op een voorkeursbehandeling. Met de verkoop van vertalingen van hun romans hadden de Schartens minder geluk. In 1915 maakte Jan Greshoff op verzoek van de Duitse uitgever Kippenberg een lijst van Nederlandse boeken die belangrijk genoeg waren om in het Duits te vertalen. Sprotje was één van de romans op deze lijst, maar de vertaling is | |
[pagina 21]
| |
nooit uitgevoerd.Ga naar eind17. De Engelse vertaling van Een Huis vol Menschen verscheen zowel in Engeland (1923) als in Amerika (1926). Ondanks de positieve pers verkocht de roman in Engeland slecht. Een tweede druk verscheen nooit vanwege het in de ogen van Victoriaanse Engelsen pornografisch gehalte, zoals Margo in haar aantekeningen opmerkte. In Amerika verkocht de roman beter maar de uitgever Small, Maynard & Co. uit Boston ging failliet. En Sprotje sprak de Amerikanen niet aan. Voor de Engelse vertaling van Francesco Campana vonden ze geen uitgever.
(wordt vervolgd)
Humoristische reactie van Leo Simons op het veto van de Schartens over de uitgave van de drie delen Francesco Campana in één band tegen een lagere prijs. Simons ondertekende meestal met Leoboekie (foto Letterkundig Museum, Den Haag).
|
|