De Boekenwereld. Jaargang 8
(1991-1992)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 223]
| |
Portretten van nederlandse boekverzamelaars 4
Van 9 tot 14 december 1867 werd de bibliotheek-Enschedé geveild. Alleen de naam van deze beroemde drukkersfamilie was voldoende reden om de aandacht van boekhandelaren, bibliografen en bibliofielen uit binnen-en buitenland te trekken; de inhoud en de presentatie van de catalogus zorgden ervoor dat ze de veiling ook werkelijk bezochten. De collectie bestond uit ruim 3000 kavels waaronder 40 handschriften op perkament, 150 op papier en 480 gedrukte werken van voor 1520 waarvan meer dan de helft in Nederland was gedrukt. Onder de verzameling bevonden zich uitgaven van beroemde drukkers als Blaeu uit Amsterdam, Leeu uit Gouda, Waesbergen uit Rotterdam, Plantijn uit Antwerpen en Elzevier uit Leiden. Wat de onderwerpen betreft, lag de nadruk op geschiedenis, aardrijkskunde, letterkunde en theologie. Het grootste deel van de opbrengst kwam uit de verkoop van de acht zogenaamde typografische monumenten: werken, of fragmenten ervan, die toen werden beschouwd als de eerste voortbrengselen van het drukken met losse letters. Deze zeldzame verzameling
| |
Drie verzamelaars EnschedéIzaak Enscheda, later Enschedé, begon zijn loopbaan in 1697 op zestienjarige leeftijd als leerling-zetter bij de drukker G. Casteleyn. Zijn leven lang hield hij zich bezig met drukken. Hij ontwikkelde een ware passie voor mooi verzorgd drukwerk. Dat kwam tot uiting in het werk dat hij afleverde èn in de boeken die hij verzamelde. Izaak was niet alleen de stichter van het bedrijf Enschedé, maar ook de grondlegger van de ‘Enschediaansche boekerij’. De hartstochtelijke liefde voor het vak en de bibliotheek ging over van vader op zoon. Johannes I was in 1719 elf jaar oud toen hij aan zijn drukkerscarrière begon. Hij leerde het vak van lettergieter, houtsnijder, graveur, drukker, boekverkoper en papierhandelaar. In zijn vrije tijd hield hij zich bezig met de geschiedenis van de boekdrukkunst. Voortdurend was hij op zoek naar oude drukwerken om de typografie te kunnen bestuderen. Tijdens één van zijn speurtochten vond hij een fragment van de Grammatica Donati, een Latijnse grammatica van Donatus die in | |
[pagina 224]
| |
vroeger eeuwen op scholen werd gebruikt. Dit was een belangrijke vondst, omdat er tot op dat moment nog geen oude ‘Donaten’ bekend waren. Johannes Enschedé beschouwde dit fragment uit een schoolboekje als drukwerk van Cos-
Catalogue de bibliothèque formée pendant le 18e siècle par Messieurs Izaak, Iohannes et le Dr. Iohannes Enschedé... Links het portret van Johannes I Enschedé (1708-1780), die het familiebedrijf tot bloei bracht. Hij hield zich intensief bezig met de geschiedenis van de boekdrukkunst.
ter. Evenals zijn vader kocht en kreeg Johannes boeken, kaarten en schetsen die hij aan de bibliotheek toevoegde. Hij zette zich niet alleen in voor zijn eigen bedrijf, maar ook voor zijn stad en haar inwoners. Als aalmoezenier was hij belast met de zorg voor Haarlemse armen. Hij werd benoemd tot regent van een hofje en vervulde als diaken een actieve rol in het kerkelijk leven. Ook zijn zoon Johannes II, doctor in het recht en de letteren, bekleedde belangrijke maatschappelijke posities. Hij klom op tot kapitein in het leger, was lid van ‘de kleine bank van justitie’, ‘lid van de stadsregeering en de municipaliteit’, regent van enkele hofjes en ook hij was diaken. Johannes II was lid van Teylers Tweede (natuurkundig) Genootschap. Zijn interesse, kennis, contacten, een hoge maatschappelijke positie en ruime financiële middelen stelden hem in staat de prachtige bibliotheek met nog meer bijzondere werken aan te vullen. En dat deed hij ook tot aan zijn dood in 1799. De boeken werden overgedragen aan zijn zoon Johannes III, die de bibliotheek zorgvuldig beheerde. Deze stelde biblio-thecarissen, bibliografen en letterkundigen in de gelegenheid om de boeken te bestuderen. Er zijn aanvragen om in de bibliotheek te werken bewaard gebleven en ook dankbetuigingen voor het gebruik van de boeken.Ga naar eind2. Onder andere van J.W. Holtrop, bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek van 1838 tot 1868, die voor zijn Monuments typographiques materiaal uit de verzameling Enschedé nodig had. Ook de bibliograaf en letterkundige M.F.A.G. Campbell maakte veelvuldig gebruik van deze boekerij, zoals hij zelf aangaf in De Nederlandsche Spectator.Ga naar eind3. Nog bijna 75 jaar bleef de achttiende- | |
[pagina 225]
| |
eeuwse boekverzameling bijeen. Op 8 oktober 1866 overleed Johannes III. In zijn testament stelde hij voor dat zijn zoon Johannes IV de helft van de boekerij voor f 8000 - zou overnemen. De gemeenschappelijke erfgenamen besloten anders: de verzameling moest verkocht worden. Frederik Muller en Martinus Nijhoff werd gevraagd de veiling te houden. Vermoedelijk is er nog geprobeerd om deze unieke collectie bijeen te houden door hem in zijn geheel te verkopen maar uit een brief van Johannes IV aan de veilingmeesters blijkt dat deze poging mislukte: ‘Ik acht mij verpligt thans reeds ter uwer kennis te brengen, dat op den verkoop der bibliotheek Enschedé en bloc geen uitzigt bestaat, zoodat thans maatregelen kunnen worden genomen voor den verkoop, zooals aanvankelijk is bepaald.’Ga naar eind4. | |
De verkoopIn opdracht van de veilingmeesters werd de verzameling-Enschedé beschreven door P.A. Tiele, zelf ooit uitgever bij de Erven F. Bohn te Haarlem en vanaf 1866 conservator van de Universiteitsbibliotheek in Leiden.Ga naar eind5. Het ging om 3009 kavels. Onder de drukken waren exemplaren die als oud en zeldzaam worden vermeld in Brunets Manuel du libraire et de l'amateur de livre en in de Monuments typographiques van Holtrop. De uitgebreide, goed verzorgde veilingcatalogus was in het Frans gesteld; Muller en Nijhoff schreven een inleiding. De catalogus bevatte verder een gegraveerd portret van Johannes I en afbeeldingen van twee kavels: de enig overgebleven bladzijde uit de stereotiep-bijbel van 1718 van ds. Joh. Muller en een facsimile van het Abecedarium. De veiling betekende een kans voor kopers om in het bezit te komen van heel bijzondere en zeldzame werken. De bibliotheek van Enschedé stond immers bekend als een schatkamer van typografische monumenten en bijzondere drukwerken. Toch was niet iedereen gelukkig met deze spectaculaire verkoop. Onder anderen Campbell, die vanaf 1869 bibliothecaris van de koninklijke Bibliotheek was, maakte zich ongerust over de verspreidingvan de collectie. In een voorbeschouwing over de verkoop in De Nederlandsche Spectator van 2 november 1867 uitte hij zijn zorgen: ‘Want wat zal van dat alles in Nederland blijven? Laat ons hopen veel, omdat er zoveel echt nationaals is, dat hier en hier in de eerste plaats behoort; [...] laat ons hopen dat de natie, de steden, de partikulieren elk voor hun openbare of bijzondere collectiën, krachtdadige pogingen aanwenden zullen om te behouden wat bovenal nationaal is.’ Zijn hoop bleek ijdel, want Frederik Muller liet in het Nieuwsblad voor den boekhandelvan 2 januari 1868 weten: ‘In weinige uren is alzoo naar alle landen en plaatsen verstrooid wat gedurende meer dan 100 jaren door de zorg en liefde voor wetenschap en letteren van een vader, zoon en kleinzoon verzameld was.’ Het waren vooraanstaande Europese boekhandelaren die op de veiling verschenen. Uit Engeland kwamen William Boone en Bernard Quaritch. Zij moesten een zeereis van bijna drie dagen maken om Nederland te bereiken. Quaritch, in zijn tijd de belangrijkste handelaar in oude boeken, domineerde op veel veilingen. Hij stond bekend als een verwoed jager op oude drukken en meesterstukjes op het gebied van typografie en illustraties. In Haarlem kocht hij in opdracht van onder anderen the Earl of Crawford. Deze bekende verzamelaar was een bibliotheek met boeken over ‘menschelijke wetenschappen’ aan het opbouwen. Het duurste boek van de veiling ging naar de graaf: Dat spieghel der menscheliker behoudenisse. Dit boek werd van oudsher aan Coster toegeschreven. De beroemde Parijse boekdrukker, -handelaar en -verzamelaar H. Didot, was speciaal voor dit werk naar Haarlem gekomen. Maar Quaritch had de langste adem, want hij kocht dit zeldzame werk voor f 7500,-. Didot moest met lege handen terug naar Parijs; zijn naam komt niet voor op de koperslijst. Quaritch leverde een indrukwekkende bijdrage aan de opbrengst van de veiling die, exclusief het opgeld, f 56.000,- bedroeg. Meer dan een vierde was voor rekening van deze Engelse antiquaar. In Engeland was voldoende interesse voor zijn aankopen. Zo kreeg de bibliothecaris van de universiteit van Cambridge, H. Bradshaw, via Quaritch drie vijftien- | |
[pagina 226]
| |
de-eeuwse werken in handen: Tboeck van den leven ons heeren, (1487) gedrukt door Gheraert Leeu te Antwerpen, een Delftse editie van de Passie ons heeren (1487) en een getijdenboek (1496) gedrukt door de Collatiebroeders te Gouda. Bradshaw zelf was niet op de veiling. Tot zijn spijt, zoals achteraf bleek. Hij had veilingmeester Nijhoff koopopdrachten met te lage limieten gegeven, waardoor hij veel boeken miste.Ga naar eind6. De 74-jarige heer Boone bemachtigde voor het British Museum een prachtig exemplaar van De consolatione philoso-phiae, gedrukt door De Keysere in Gent. Twee Evangeliën, gedrukt in 1477 door Gheraert Leeu te Gouda, gingen even-eens naar het British Museum. Ook de toonaangevende Parijse han-delaars Tross, Gouin en Bachelin koch-ten op deze veiling. Bachelin werd voor f 900,- eigenaar van een Spleghel der be-houdenisse, gedrukt door J. Veldenaer in Culemborg. Tross betaalde f 2000,- voor Historyes of Troye, in 1503 gedrukt door Wynken de Worde in Londen. Deze antiquaren stonden erom bekend dat zij op veilingen vaak in opdracht van vermaarde bibliofielen als baron Pichon Comte de Lurde en baron Le Doublé aankopen deden. De Brusselse boekhandelaar Olivier kocht voor f 105- voor de verzamelaar Capron Die Duytschen Souter, gedrukt in 1487 te Delft. Jaren later, toen de boeken van Capron werden geveild, stond dit werk als vierde kavel in de catalogus en bracht het aanmerkelijk meer op.Ga naar eind7. | |
Het Abecedarium bleef in HaarlemEr stonden acht typografische ‘monumenten’ in de catalogus. Het Abecedarium of Horarium was er één van. Johannes Enschedé I beschreef dit boekje als: ‘een kinder- en gebedenboekje van Laurens Jans Koster, groot agt pagina's, waarschijnlijk volgens schrijven van Junius voor zijne dogters gedrukt met beweegbare gegoten letteren, zijnde een al-lergebrekkigste eersteling der konst en het zeldzaamste stuk, dat ooit is gezien’. Teylers Tweede (natuurkundig) Genootschap betaalde er f 1000,- voor; het Abecedarium berust nu in de Stadsbiblio-theek van Haarlem. Ook de vondst van Johannes I, de Donatus, bevindt zich
Portret van Johannes II Enschedé (1750-1799). Hij studeerde rechten en letteren in Leiden. Johannes II voegde veel literair werk aan de ver-zameling toe. Uit: Enschedé & Zonen. Geslachtsregister van de familie Enschedé..., Haarlem 1914.
daar. De Koninklijke Bibliotheek kocht voor slechts f 10 - een schitterende Dyalogus creaturarum, in 1480 gedrukt door Gheraert Leeu te Gouda.Ga naar eind8. In dit boek staan prachtige, met de hand gekleurde illustraties in felle tinten met een aante-kening uit 1863 van Johannes III. Het boek was in 1658 eigendom van Frans Coerten, die in een tiental regels de hoop uitsprak dat het boek mooi en schoon zou mogen blijven. Johannes III schreef eronder: ‘Tot dusver is deze wensch van Frans Coerten vervuld gebleven. Moge het dus ook verder zijn.’ Over het feit dat er geschreven werd in boeken, was de Engelse bibliothecaris Bradshaw zeer verontwaardigd. Hij had niet verwacht iets dergelijks in een boek uit de bibliotheek van een oude, eerbiedwaardige familie tegen te zullen komen. Hierin had hij medestanders. De kopers waren echter vergeten dat de bibliotheek niet zo zeer uit verzameldrift tot stand was gekomen, als wel uit de behoefte om de boeken voor studiedoeleinden te kunnen gebruiken. | |
Een nieuwe verzameling-EnschedéCampbells doordringende oproep om te voorkomen dat ‘zoovele schatten uit een zullen stuiven als kaf voor den wind, en even als dit in grillige verhoudingen 't zij naar Engeland, 't zij naar Frankrijk en België verplaatst zal worden’Ga naar eind9. werd gehoord, maar de Nederlandse kopers wil- | |
[pagina 227]
| |
den of konden niet op tegen de hoge prijzen die door hun buitenlandse collega's werden geboden. In januari 1868 verscheen er een prijslijst waarin per kavel de opbrengst en de naam van de koper vermeld staan. Het uitgeven van een dergelijke koperslijst kwam zelden voor. De boeken waren kennelijk zo belangrijk dat veel liefhebbers wilden weten waar deze werken zich voortaan zouden bevinden. De boekerij Enschedé was wereldwijd verspreid. Enerzijds was het betreurenswaardig dat een dergelijk rijke bibliotheek uiteenviel. Aan de andere kant vond men het een goede, verheugende zaak dat een groot deel van de boeken in openbare collecties werd opgenomen waardoor ze nu voor velen toegankelijk waren. Dat was in ieder geval ook de mening van Frederik Muller: ‘[...] wij voor ons gelooven, dat het eene zeer verstandige daad was, een familiegoed, wat zeer velen te zamen en dus niemand in het bij-zonder behoorde, te scheiden [...]. Wat vroeger voor velen gedeeltelijk onvruchtbaar was, wordt nu door eigen bezit meer gewaardeerd, en aan velen in- en buitenslands is nu de gelegenheid geschonken veel te leeren kennen en te bezitten, wat hem vroeger onbekend en on-genaakbaar was.’Ga naar eind10. Charles Enschedé (1855-1919), directeur van de firma Enschedé & Zonen en auteur van historische werken over typografie, heeft het betreurd dat de bibliotheek van zijn voorouders ooit verkocht is. Hij wilde boeken, prenten, kranten, matrijzen en letterproeven, kortom alles wat met het bedrijf te maken had en van historische waarde was, behouden. Daarom richtte Charles Enschedé in 1916 de Stichting Museum Enschedé op. In dat jaar verscheen ook de Catalogus van de typografische verzameling van Joh. Enschedé & Zonen. De stichting bestaat nog steeds en het aantal boeken is inmiddels enorm uitgebreid. De heer J.W. Enschedé, huidig directeur van de stichting, heeft de taak op zich genomen de verzameling te ordenen. Het is zijn bedoeling alle bezittingen te systematiseren en te catalogiseren, zodat de boeken, kranten, de correspondentie en de prenten beter toegankelijk worden. Ook nu wordt aan onderzoekers toegang verleend tot de bibliotheek. Wat dat betreft is er in alle eeuwen weinig veranderd bij de familie Enschedé. |
|