Marginaliën
Hoe krijgen we ons zo gek?
Telkens als ik met buitenlandse antiquaren spreek die deelnemen aan de Europese Antiquarenbeurs en telkens als ik Nederlandse antiquaren spreek die net terug zijn van deelname aan een buitenlandse beurs, realiseer ik me weer wat een arbeidsintensief beroep wij uitoefenen. De inspanning die nodig is om een keuze te maken uit de voorraad, de gese-lecteerde werken te voorzien van korte, duidelijke bijschriften in de gewenste taal, de prijzen om te zetten in de munteenheid van het gastland, het is allemaal zeer bewerkelijk en tijdrovend. Toch is het selecteren voor een beurs één van de aantrekkelijkste werkzaamheden. Bij het voorbereiden van een verkoopcatalogus maak je de selectie meestal aan de hand van fiches, of, bij de reeds geautomatiseerde antiquariaten, met behulp van de computer. Voor een beurs echter moet je de geselecteerde werken stuk voor stuk in de hand nemen, bekijken òf en zo ja waar je het boekwerk zult openleggen, je afvragen of de band representatief genoeg is, etc. Daarna moet je een proefopstelling maken om te zien of je niet te veel of te weinig hebt geselecteerd in verband met de beschikbare ruimte. Kortom, het leidt tot bezinning en tot het weer eens doorkijken van je dierbaarste boeken. Maar daarna komt de volgende arbeidsintensieve fase: de verpakking verzorgen en het vervoer regelen.
Het contact met de vervoerders brengt je in contact met een eigenaardige wereld. Vervoerders zijn mensen die nergens problemen in zien, altijd alles beloven en zelden hun afspraken geheel conform de beloftes nakomen. En vrijwel nooit ligt het aan hen. Zodra de kisten zijn vertrokken, volgt een periode van onzekerheid. De zending is weg en pas enige tijd later vertrekje zelf naar de stad waar de beurs plaatsvindt, zonder de zekerheid dat ook je kisten er in goede staat en op tijd zullen aankomen. Bij elke beurs zie je weer collega's handenwringend rondlopen, met rood aangelopen hoofd telefoneren, van het ene douanekantoor naar het andere taxiën, om tenslotte òf een uur voor de opening van de beurs eindelijk hun kisten in ontvangst te mogen nemen, òf een lege stand sieren met een bord: ‘boeken bij de douane opgehouden’. Zelfs ge-bruikmaken van ervaren beroepstransporteurs garandeert niet dat het passeren van grenzen binnen de Europese gemeenschap vlekkeloos verloopt, want de interpretatie van douanevoorschriften kent vele duistere wegen die leiden naar onverstoorbare beambten die eerst eindeloos moeten bellen met een mijnheer of mevrouw die er niet blijkt te zijn. Vervoerders wéten dat en hebben zich daarin leren schikken. Zij aanvaarden elk oponthoud als een regenbui. Ze schuilen, pakken een pils en roken een zware van de weduwe.
Elke keer opnieuw blijk je dat vergeten te zijn en elke keer opnieuw brengt het menig slachtoffer tot razernij. ‘Nooit doe ik meer een beurs’, hoor je dan en je weet dat de spreker dat zelf niet gelooft, want steeds opnieuw zijn de antiquaren weer bereid die arbeidsintensieve voorbereiding te verrichten en die onzekere weg te gaan. Telkens ontstaat weer die aangename opwinding van straks te mogen tonen wat je hebt. Er zit een onmiskenbaar element in van ijdelheid die gestreeld wil worden door bewonderende blikken en uitroepen. Zouden sommige vrouwen zich zo voelen als zij voor het eerst een nieuw kledingstuk dragen? Zouden sommige mannen zich zo voelen als zij voor het eerst in een nieuwe auto naar vrienden gaan? Maar de pijn wacht. Er wordt dikwijls, al te dikwijls niets gezegd! En het doet öök pijn als antiquaren telkens weer moeten constateren, dat de aandacht van de pers en de meeste bezoekers uitgaat naar enkele - liefst zeer kostbare - topstukken, terwijl niet minder belangrijke, soms veel zeldzamer objecten, niet of nauwelijks de aandacht trekken. Wie had bijvoorbeeld gedacht, dat er in ons land, waar de bio-industrie - vooral die van pluimvee - hoog ontwikkeld is, niemand Rey de Planazu's Oeuvres d'agriculture (1786-1787) althans zou willen doorkijken? Ook een reproductie van het prototype ener broedmachine uit dit werk, afgebeeld in NRC-Handelsblad bracht vrijwel niemand op de gedachte het boek eens nader te willen bekijken. Het feit dat de bibliotheken van ons land geen exemplaar van De Planazu's tijdschrift (het werk verscheen in 26 afleveringen, telkens gedrukt in een andere stad, reden waarom een complete reeks niet dikwijls voorkomt) aanwezig is, gaf slechts één bibliothecaris (uit Delft) aanleiding er nader kennis van te willen nemen. Dit voorbeeld is met vele, niet minder verbazingwekkende voorbeelden aan te vullen. Natuurlijk is zoiets teleurstellend.
Erg teleurstellend zelfs, want dat een antiquaar een bijzonder - en dus meestal vrij prijzig - stuk