De Boekenwereld. Jaargang 8
(1991-1992)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |
Portretten van Nederlandse boekverzamelaars 2
| |
Gouden lettersDirect nadat de collectie met kasten en al binnen de muren van de boekerij was gearriveerd, deed de toenmalige bibliothecaris, W.N. du Rieu, een poging de verzameling te beschrijven.Ga naar eind1. ‘Nog onder den indruk verkeerende van de duizelingwekkende hoeveelheid’ kwam hij echter niet veel verder dan het presenteren van een lijstje waarin met name de omvang van Bodels collectie tot uiting kwam. Desalniettemin pleitte Du Rieu voor het in gouden letters aanbrengen van de woorden ‘Museum Geographicum Bodellianum’ boven de deur van de ruimte waar de collectie zou worden opgesteld. Deze gouden letters zijn er nooit gekomen, maar de waarde van de verzameling zoals die zich thans in Leiden bevindt, blijkt eens te meer uit de dissertatie van C. Koeman over kaarten- en atlassenverzamelingen in Nederland; de Collectie Bodel Nijenhuis is behalve de grootste in de negentiende eeuw bij elkaar gebrachte collectie ook nu nog de meest uitgebreide verzameling van oude gedrukte kaarten.Ga naar eind2. | |
In naam van de wetenschappenJohannes Tiberius Bodel Nijenhuis werd geboren in Amsterdam, op 23 november 1797.Ga naar eind3. Na de dood van zijn moeder verhuisde hij op tweejarige leeftijd naar Leiden, waar hij werd opgevoed door zijn grootvader, Johannes Luchtmans, die samen met diens neef Samuel de scepter zwaaide over de in 1683 door Jordaan Luchtmans opgerichte boekhandel en uitgeverij Luchtmans. Onder Jordaans zoon Samuel werd de naam van het Leidse drukkershuis gevestigd door de uitgave van een grote reeks klassieke schrijvers, en in 1730 kreeg de firma het predikaat ‘stads- en academiedrukker’. Aan het eind van de achttiende eeuw was het bedrijf, dat onder leiding stond van Johannes en Samuel, wijdvermaard in zowel binnen- als buitenland. Bodel doorliep met gemak het Leidse gymnasium en reeds op veertienjarige leeftijd werd hij ingeschreven aan de Leidse universiteit. Hij ging rechten studeren en in 1819 - zijn grootvader had hem voorbestemd om de leiding over de boekhandel op zich te nemen - promoveerde hij op een proefschrift over de geschiedenis van de wetgeving met betrekking tot de drukpers en de boekhandel. Te jong om de touwtjes stevig in handen te nemen, liet Bodel Nijenhuis de zeggenschap over de firma Luchtmans vooralsnog over aan Johannes Brill, die al vanaf 1812 de honneurs voor hem waarnam. | |
[pagina 71]
| |
In januari 1821 werd Bodel Nijenhuis de nieuwe eigenaar van de boekhandel, maar een rol van betekenis leek hij zichzelf niet toegedacht te hebben; hij was voornamelijk achter de schermen actief. Uit een brief die Bodel op 6 november 1839 schreef aan de Fries Wopke Eekhoff, die in Leeuwarden zojuist een boekhandel had geopend, blijkt bovendien dat zijn activiteiten voor Luchtmans hem meer tijd kostten dan hem lief was. Hij feliciteerde Eekhoff weliswaar, maar hij waarschuwde hem ervoor, niet dezelfde fout te maken die hij zelf gemaakt had: ‘Pas toch waarlijk in naam van de wetenschappen op, dat gij er [= de boekhandel] U niet aan verslaaft, dat de Geschied- en plaatsbeschrijving uws gewest U niet verlieze. Zij won niet genoeg bij een boekhandelaar te meer, al ware het een knappe.’Ga naar eind4. Toen Johannes Brill, die voor de buitenwacht het gezicht van het bedrijf was gebleven, zich in 1848 op tachtigjarige leeftijd terugtrok, besloot Bodel Nijenhuis de zaak op te doeken. Omdat Frederik Muller het aanbod om het bedrijf over te nemen afsloeg, kwam de inboedel van de 165 jaar oude firma, die vele belangwekkende veilingen had georganiseerd, in de jaren 1848-1850 zelf onder de hamer. | |
Een kastje met kaartenToen het doek voor de firma Luchtmans gevallen was, stak Bodel Nijenhuis aanvankelijk een groot deel van zijn tijd in de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, een genootschap waar hij al vanaf februari 1820 lid van was en waarvan hij in 1839 secretaris werd. In 1861 legde hij deze functie na een aanval van heup-jicht neer. Hij besloot zich toen geheel te gaan toeleggen op zijn verzameling kaarten en topografische prenten en tekeningen. De kiem voor deze collectie was reeds in 1809 gelegd, toen Bodel van zijn vader, die in Amsterdam een koopmanskantoor bezat, voor zijn verjaardag een kastje met kaarten kreeg. De colleges van de omstreden privaatdocent Willem Bilderdijk hadden Bodels aandacht gericht op de - voornamelijk vaderlandse - geschiedenis.Ga naar eind5. Dat er binnen dit vakgebied, naar zijn inzicht, een belangrijke taak voor
Deze kopergravure illustreerde de door Bodel zelf geschreven geschiedenis van de Leidse boelchandelaarsfamilie Luchtmans.
(Bilderhefte zur Geschichte des Bficherhandels und mit demselben verwandten Künste und Gewerbe Ihrsg. von Heinrich Lempertz] Keulen 1853- 1865, foliant 38). kaarten en atlassen was weggelegd, bleek met name uit het voorwoord op een door Bodel Nijenhuis en Wopke Eekhoff samengestelde lijst van kaarten van Friesland: ‘Het verzamelen, kennen, vergelijken, beoordelen en beschrijven van die kaarten [...], zal daarom voor zeker eene belangrijke bijdrage mogen geacht worden ter voorlichting bij de beoefening van de geschiedenis des vaderlands.’Ga naar eind6. Er verschenen trouwens geregeld publikaties van Bodels hand - zijn bibliografie telt 110 titels -, die veelal gebaseerd waren op zijn steeds groter wordende verzameling. In juni 1834 bezocht de Leidse verzamelaar de veiling van de eigendommen van Walraven Robbert Evert baron van Heeckeren van Waliën in Zutphen, waar hij een bedrag van ruim 3000 gulden besteedde. Een 107 portefeuilles tellende historische atlas werd met kasten en al naar Rapenburg 69 | |
[pagina 72]
| |
Het Leidse Rapenburg. Het pand van Bodel Nijenhuis is opgegaan in het inmiddels drastisch verbouwde rechter perceel (foto: Prentenkabinet RU Leiden).
getransporteerd, waar Bodel hoe langer hoe meer met ruimtegebrek te kampen kreeg. In 1852 werd hij dan ook min of meer gedwongen tot de aankoop van het belendende grachtenpand, dat door de liquidatie van de firma Luchtmans leeg was komen te staan. | |
Les cartes manquentNiet alleen door zijn eigen publikaties werden belangstellenden van de omvang en de waarde van Bodels collectie op de hoogte gehouden. De Leeuwarder stadsarchivaris, uitgever, boekhandelaar en verzamelaar Wopke Eekhoff - hij kwam al eerder ter sprake - schreef verschillende artikelen op basis van curiositeiten uit Bodels collectie. Bodel Nijenhuis en Eekhoff onderhielden een hechte zakelijke en vriendschappelijke relatie, zoals blijkt uit een omvangrijke en gedeeltelijk bewaarde correspondentie. Op 25 april 1866 stuurde de Fries een van Bodel geleende kaart terug. In de begeleidende briefGa naar eind7. schreef Eekhoff dat hij bij Frederik Muller in Amsterdam een zeer interessante verzameling van 150 getekende plattegronden van Nederlandse steden op de kop had weten te tikken. Toen hij deze plattegronden ontving, bleek echter dat de stad Leiden geen deel uitmaakte van de verzameling. Had Bodel deze collectie gezien, en wist hij soms meer van het ontbreken van de Leidse plattegronden? Eekhoff wist als geen ander dat Bodel Nijenhuis op zeer goede voet stond met verschillende Nederlandse antiquaren. De veronderstelling dat Bodel de Leidse plattegronden voor zijn neus zou hebben weggekaapt lag dus voor de hand, maar Bodels met potlood geschreven aantekening in de marge van de brief (tweemaal een gedecideerd ‘neen’) wijst uit dat Eekhoff het ditmaal niet bij het rechte eind had. Behalve de enorme verzameling kaarten en topografische prenten en tekeningen herbergde Bodel in de twee grachtenpanden - die zich naast het Academie-gebouw bevonden - een ruim 7000 titels tellende boekencollectie, die voor geïnteresseerde tijdgenoten toegankelijk was. Bodel genoot er van als zijn boeken, die voor meer dan de helft betrekking hadden op de geschiedenis en de cartografie, werden geraadpleegd. Tijdens vergaderingen van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde zorgde hij regelmatig voor de broodnodige ontspanning, door de aanwezigen bij wijze van intermezzo op de hoogte te houden van zijn nieuwste aanwinsten. In 1851 viel hij, in gedachten verzonken, omdat hij tijdens zo'n vergadering wederom gepas-sioneerd over zijn verzameling had gesproken in het water van het Leidse Rapenburg. Er was echter ook kritiek op de verza- | |
[pagina 73]
| |
meling van Bodel Nijenhuis. Naast het feit dat zijn collectie volgens tijdgenoten een grote hoeveelheid prullaria bevatte, zoals schoolschriften en sigarenzakjes waarop stadsgezichten te zien waren, was menig boek uit Bodels bibliotheek van zijn kaarten en prenten ontdaan, omdat deze afbeeldingen volgens de ver-zamelaar thuis hoorden in de portefeuilles waarin kaarten en topografische prenten en tekeningen op onderwerp waren gerangschikt. ‘Alsof een aanteekening waar dat stuk te vinden was, op een blad papier geschreven en op die plaats ingevoegd niet voldoende was geweest...’. Zo hekelde Du Rieu deze eigenaardige gewoonte van de verzamelaar.Ga naar eind8. In de door Brill en Muller uitgegeven veilingcatalogi van de auctie Bodel Nijenhuis komen de woorden ‘les cartes manquent’ dan ook veelvuldig voor. | |
Kaarten, boeken en portrettenOp 8 januari 1872 overleed Bodel Nijenhuis op 74-jarige leeftijd. De verzameling kaarten en topografie kwam - zoals ge-zegd - in het bezit van de Leidse universiteitsbibliotheek.
Van Bodel Nijenhuis' kaartenkamer is deze plattegrond bewaard gebleven (foto: Collectie Bode! Nijenhuis, UB Leiden).
Bodels omvangrijke boekerij werd in de jaren 1873 en 1874 voor het grootste deel door de boekhandelaren Brill en Muller geveild. Een relatief klein gedeelte van de bibliotheek was al eerder aan de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde geschonken. Het merendeel van Bodels historieprenten kwam via de veiling bij Frederik Muller zelf terecht, terwijl de unieke verzameling portretten van boekhandelaren sinds de auctie spoorloos verdwenen is.
Gelithografeerd portret van Bodel Nijenhuis op latere leeftijd (foto: UB Leiden).
De catalogi van de laatste veiling waren al onder de liefhebbers verspreid, toen die auctie in 1874 op het laatste mo-ment werd afgelast. De collectie van 15.000 Nederlandse portretten die tijdens de veiling onder de hamer zou komen, was namelijk in zijn geheel door de regering opgekocht. Deze aankoop, waarmee een bedrag van 10.000 gulden gemoeid was, stuitte behalve op waarderingvan De Nederlandsche Spectator, op protest van de Amsterdamse portretten-verzamelaar D. Franken, die zich nauwelijks een grotere geldverspilling kon voorstellen; in Amsterdam bezat het Rijk immers een portrettenverzameling die voor zeker 70 procent overeenkwam met de collectie van Bodel Nijenhuis.Ga naar eind9. Toen Bodels collectie portretten - Frankens protest ten spijt - in het Leidse | |
[pagina 74]
| |
prentenkabinet was opgenomen, werd het stil rond Johannes Tiberius Bodel Nijenhuis. Alleen de veelvuldig geraadpleegde Leidse Collectie Bodel Nijenhuis herinnert nog aan het leven van de verzamelaar; een leven dat volgens Frederik Muller één van de werkzaamste geweest is die men zich kan voorstellen.Ga naar eind10. ■ |
|