De Boekenwereld. Jaargang 8
(1991-1992)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
Bij de nieuwe voorplaat
| |
[pagina 29]
| |
landsche Revue bedoeld was ‘voor ieder beschaafd Nederlander, die op de hoogte van zijn tijd wil blijven’. Het was dus een landelijk blad, maar de aandacht voor Haarlemse onderwerpen was zeker in de beginjaren groot. Frans Netscher is in onze vaderlandse literatuur enigszins veronachtzaamd. In De Nieuwe Gids publiceerde hij in 1885 enkele korte artikelen en het jaar daarop schreef hij aan één van zijn vrienden naar aanleiding van het overlijden van Busken Huet: ‘Er begint weer meer ruimte op den horizon te komen. Laten wij nu zorgen, dat ze ons niet naar achteren dringen. Vooruit!’ Niet van die oude garde, maar juist van Lodewijk van Deyssel, een van zijn generatiegenoten, kreeg Netscher er echter flink van langs. In een brochure getiteld Over litteratuur maakte deze korte metten met het literaire werk van Netscher uit die tijd. Netscher had een zeker plezier in het introduceren van nieuwe woordcombinaties. Zo raakte hij eens in debat met prof. G. Kalff, die hem vroeg waarom hij toch ‘wiegheupend’ en ‘wipbillend’ schreef, terwijl het volgens de hooggeleerde gewoon ‘heup-wiegend’ en ‘bil-wippend’ moest zijn. Netschers antwoord was kort maar krachtig: ‘U zegt immers ook geen “oogknippend”, professor: is het niet?’Ga naar eind6. Om De Hollandsche Revue onder de aandacht van een groot publiek te brengen werd Johann Georg van Caspel (1870-1928) gevraagd een affiche te maken voor het jonge tijdschrift. Vermoedelijk kende Netscher, die een wielerfanaat was en in die tijd de redactie voerde van De Kampioen, het orgaan van de Algemeene Nederlandsche Wielrijdersbond (A.N.W.B.), Van Caspel van diens affiches die hij voor enkele fabrikanten van fietsen had gemaakt, zoals voor de Hinde-Rijwielen Fabriek in Amsterdam. Ter promotie van De Hollandsche Revue ontwierp Van Caspel, vermoedelijk in 1898, een affiche met zes heren aan een leestafel, allen met belangstelling kennisnemend van de inhoud van een zojuist verschenen aflevering van Netschers periodiek. In een niet-ondertekend artikel in het Engelse maandblad The Poster en twee jaar later in Rogers' A Book of the Poster wordt de loftrompet gestoken over dit aanplakbiljet van Van
Affiche van P.M.v.W. voor De Hollandsche Revue, ca. 1910. Litho, 67 × 80 cm. Rijksprentenkabinet, Amsterdam.
Caspel.Ga naar eind7. Gesuggereerd wordt dat de leestafel van hotel Krasnapolsky als voorbeeld heeft gediend. In de man vooraan meent men tegenwoordig zelfs de ontwerper van het affiche te herkennen. Dat Van Caspel dikwijls modellen gebruikte, is bekend. Dat hij hier enkele bekende tijdgenoten in beeld heeft gebracht, lijkt bepaald niet uitgesloten. Zo zou men met enige fantasie de koppen van enkele Tachtigers kunnen herkennen en de ka-lende man in het midden roept wellicht associaties op met Paul Verlaine, die in 1892 zijn fameuze bezoek aan ons land bracht. Aan J.G. van Caspel werd in 1990 een aardige tentoonstelling gewijd in het Amsterdams Historisch Museum. Bij die expositie verscheen het boekje Johann Georg van Caspel. Affichekunstenaar (1870-1928), geschreven door Peter van Dam.Ga naar eind8. In die publikatie zijn allerlei wetenswaardigheden over Van Caspels leven bijeengebracht. Bovendien bevat het boekje een overzicht van alle aanplakbiljetten die hij gemaakt heeft.Ga naar eind9. Van Caspel, die enkele tientallen affiches heeft ontworpen, volgde korte tijd lessen op de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam, maar had - zo schreef hij in een brief aan M.D. HenkelGa naar eind10. - zijn opleiding voornamelijk te danken aan de schilder Maurits van der Valk. In diezelfde brief van 29 oktober 1913 geeft hij zijn mening over de affiches die hij gemaakt had: ‘Ik geloof dat één | |
[pagina 30]
| |
van de beste de eerste was, voor de Maypole-zeep, die in groot formaat ook in Engeland gebruikt is en dan ook als eenig Hollandsch affiche in een luxe-catalogus van een tentoonstelling in Rusland [ge]reproduceerd is. Ook vind ik nog al een aardige, de man die doperwtjes plukt voor de firma v. Hoogenstraaten en ook voor dezelfde firma een heel veld met erwtjes met een geornamenteerde rand erom.Ga naar eind11. Dit affiche is in “Les maîtres de l'affiche” gereproduceerd. Al mijn affiches zijn gedrukt bij de firma “senefelder” te Amsterdam...’ Vanaf circa 1910 is Van Caspel zich volledig gaan toeleggen op het maken van portretten. Af en toe hield hij een tentoonstelling van zijn werk op dit gebied.
Monogram P.M.v.W., waar mogelijk Petrus Marinus van Walcheren achter schuilgaat
Vermoedelijk een klein decennium na het eerste affiche van De Hollandsche Revue verscheen een tweede. Ditmaal zien we een man, getooid met bolhoed en lezend in een zojuist verschenen nummer van Netschers maandblad. Zelfs nu deze bij iemand op bezoek gaat, kan hij het nieuwste nummer van De Hollandsche Revue nog niet terzijde leggen. Het blad werd inmiddels niet meer door de Erven, maar door Vincent Loosjes uitgegeven. In de affiche-literatuur is - voorzover mij bekend - het monogram P.M.v.W. in de rechter benedenhoek nog niet verbonden aan de naam van een ontwerper. Bij het doorbladeren van Pieter A. Scheens Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars kwam eigenlijk alleen Petrus Marinus van Walcheren (1876-1949) in aanmerking. Of deze kunstenaar affiches heeft ontworpen, is mij niet bekend.Ga naar eind12. Het afgebeelde exemplaar, dat zich bevindt in de collectie van het Rijksprentenkabinet, is volgens de inventaris in 1913 door de kunstenaar J.G. Veldheer aan het museum geschonken.Ga naar eind13. Het affiche van Van Caspel en het hierboven genoemde aanplakbiljet vertonen qua opmaak enige verwantschap. Zo is de belettering vrijwel identiek en hebben beide een langwerpig liggend formaat. Een derde biljet, dat van 1913 dateert, is heel anders van karakter. Dat affiche, ontworpen door Willy Sluiter, verscheen toen De Hollandsche Revue van uitgever veranderde. Het blad werd nu geproduceerd door A.W. Bruna en Zoon te Utrecht. Afgebeeld is een wandelend echtpaar, waarvan de man een aflevering van De Hollandsche Revue in de hand houdt. Het tijdschrift is nadien nog enkele keren van uitgever veranderd. In 1921 leidde zo'n wisseling zelfs tot het ontslag van Frans Netscher, die zich verbitterd in zijn villa in Santpoort terugtrok. Nog eenmaal probeerde hij met hulp van enige vrienden een nieuw tijd-schrift, Netscher's Revue, op te zetten. In 1922 verschenen er enkele nummers van, maar hetzelfde jaar verdween het blad weer. De Hollandsche Revue heeft nog zo'n vijftien jaar bestaan maar bereikte niet meer het niveau dat het blad ten tijde van Netscher had. Het is een genoegen De Hollandsche Revue van Netscher door te bladeren. Vooral bij de ‘Karakterschetsen’, biografieën van levende personen, zitten enkele interessante levensbeschrijvingen van mensen over wie verder weinig bekend is. Het blad is thans - ten onrechte - wat in de vergetelheid geraakt hoewel de historicus Jan Romein er in 1951 nog van schreef dat ‘al onze maandbladen bij elkaar aan voorlichting nog op geen stukken na geven, wat de “Hollandsche Revue” in haar eentje gaf’. ■
Affiche van J.W. Sluiter voor De Hollandsche Revue, 1913. Litho, 124 × 89 cm. Stedelijk Museum, Amsterdam.
| |
[pagina 31]
| |
|