De Boekenwereld. Jaargang 8
(1991-1992)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
De verkoop van een verboden boek: over de lotgevallen van Henri Barbusse's De Hel
| |
[pagina 4]
| |
Men had hem namelijk verweten dat hij het boek niet ‘gecacheteerd’ had verkocht en derhalve aan het schandaal had meegewerkt. Brinkman deed de rechten over aan Scheltema & Holkema die het later in gekuiste vorm opnieuw op de markt bracht. Tot een behandeling in de Tweede Kamer heeft Een Liefde het niet gebracht. Max Havelaar werd in 1860 wel in de Tweede Kamer ter sprake gebracht, zij het in zeer bedekte termen. Naar aanleiding van de Troonrede waarin men de situatie in de koloniën bevredigend noemde, werd opgemerkt dat ‘den laatsten tijd eene rilling door het land [is] gegaan, veroorzaakt door een boek.’ Van een veroordeling was toen echter geen sprake. Zelfs Jacob Israël de Haans Pijpelijntjes (1904), een boek dat de gemeenschap schokte doordat de homosexualiteit er openlijk in beschreven was, werd niet door de overheid uit de handel genomen. Maar wel door een particulier: Arnold Aletrino kocht de hele oplage op, omdat hij meende in het boek herkenbaar te zijn als homosexueel. De uitzonderlijke reactie op de uitgave van De Hel vraagt derhalve om een verklaring.
Henri Barbusse stond goed bekend. Zijn reputatie was die van een bewogen schrijver, die politieke thema's wist te brengen in een Zola-achtige stijl. Ooit begonnen als journalist, had hij met het reeds in 1908 verschenen L'Enfer naam gemaakt als romanschrijver. Tijdens de Eerste Wereldoorlog ontpopte hij zich als een uitgesproken pacifist, wat onder meer bleek uit de in 1914 verschenen roman Le Feu. Hij kreeg er in 1917 de Prix Goncourt voor. In 1919 richtte hij met Romain Rolland de Clarté-groep op, die uit links georiënteerde schrijvers bestond en die in het gelijknamige tijdschrift hun politieke en culturele ideeën uitten. Barbusse, die goed bevriend was met Lenin, ontwikkelde zich tenslotte tot een militant lid van de communistische partij en zijn latere publikaties moeten dan ook in dat kader geplaatst worden. Maar zeker in 1919 was hij vooral bekend om zijn meesterwerken Le Feu en L'Enfer. Le Feu was in 1918 in een Nederlandse vertaling bij Em. Querido verschenen en had in 1919 al vier drukken beleefd. Dit boek en ook de romans van Barbusse die in latere jaren nog verschenen, stuitten ondanks gewaagd pacifistische passages niet op noemenswaardige weerstand. In eerste instantie wees niets erop, dat het De Hel anders zou vergaan. Evenals Het Vuur was ook dit boek uitgegeven in de reeks ‘De Populaire Editie’ van Em. Querido, een uitgever met een goede reputatie. Weliswaar had uitgeverij Querido de naam vooruitstrevend te zijn, omdat zij bijvoorbeeld werk van socialistische schrijvers uitgaf, maar aan ‘pornografie’ zou zij zich zeker niet wagen.Ga naar eind4. Toch zagen veel critici De Hel daarvoor aan. De hoofdpersoon uit deze roman is een jongeman die in een crisisfase verkeert. Hij zoekt iets, maar hij weet eigenlijk niet wat. Hij bevindt zich in een pension, waar hij ontdekt dat hij door een kier de gebeurtenissen in de kamer naast de zijne ongemerkt kan volgen. Verschillende personen komen er de nacht doorbrengen: een jonge vrouw, een geheim liefdespaar en een lesbisch stel. Ondertussen filosofeert de hoofdpersoon over de liefde. Hij betwijfelt ten zeerste of de liefde in staat is de mensen bij elkaar te brengen: iedereen bemint toch uiteindelijk zichzelf, zij het soms via een ander. Daarna wordt de kamer gehuurd door een gezelschap van twee vrouwen, waar-
Advertentie van de uitgever zelf, in het Nieuwsblad voor den Boekhandel 1919-I nr. 34, p. 445.
| |
[pagina 5]
| |
Portret van Henri Barbusse (1873-1935), uit Eigen Haard 46 (1920) p.35.
van er een zwanger is, en een man, die zeer ernstig ziek blijkt te zijn. De gedachten van de hoofdpersoon concentreren zich nu rond de verschijnselen leven en dood, want terwijl hij eerst ziet hoe van de zwangere vrouw ‘het vleesch vaneenreet, brak; het soepele vlees zag [...] splijten, als was het steen’ (160) bemerkt hij tegelijkertijd hoe de toestand van de man verslechtert, hoe zijn tongkanker zich uitzaait en ‘groeit als een kind’ (136). De vrouw baart een kind, maar als de oudere man kort daarna sterft, openbaart de dood zich als de onvermijdelijke leugen van het leven: het leven mag dan alles zijn, het is tegelijkertijd niets. Zo ontraadselt de man, die zelf niet meer is dan een ‘blik’ de geheimen van het leven en daarmee het wezen van de dood. Leven is alleen maar het besef niet dood te zijn. De mens bestaat slechts uit gedachten, uit het verlangen niet te sterven. De hoofdpersoon komt tot de conclusie dat er geen waarheid is. Er zijn even zoveel waarheden, als er gedachten zijn in deze wereld. Tussen de mensen zal altijd een kloof bestaan, omdat zij elkaar wezenlijk niet begrijpen. Liefde en seksualiteit veranderen daar niets aan: ‘de hel leeft in de razernij van het leven’. Het is de hel die eenzaamheid heet, omdat mensen niet wezenlijk iets met elkaar kunnen delen. Want de dingen bestaan slechts in ons hoofd. Aldus mijn interpretatie van deze roman, die duidelijk gedragen wordt door filosofische bespiegelingen en niet zozeer door een ‘plot’. Een moeilijk boek, zou men zeggen. Des te merkwaardiger is het om te zien hoe diep dit boek zich, als schandaleus fenomeen, in de samenleving genesteld had. Waren literaire discussies voorheen een toch wat elitaire aangelegenheid, in het jaar 1919 stortte bijkans heel Nederland zich op De Hel en dat maakte het boek in een klap beroemd. Het was hier en daar nog wel verkrijgbaar, aangezien het verbod niet landelijk was. Naar eigen goeddunken konden de officieren van justitie het boek in beslag laten nemen, als zij vonden dat het de grenzen van het betamelijke overschreed. Zo ontstond de merkwaardige situatie dat in de ene stad het boek niet te krijgen was, maar elders wel. Er ontwikkelde zich een bloeiende zwarte handel waarbij colporteurs zich van stad naar stad verplaatsten, want inmiddels wilde iedereen dat beruchte boek wel eens in handen hebben. Straatventers prezen het boek aan als ‘een fijn boekie meneer! In beslag genomen!’.Ga naar eind5. Op één dag werden meer dan 2000 exemplaren verkocht, na geruchten dat het boek overal in beslag genomen zou worden.Ga naar eind6. Hier en daar zouden illegale nadrukken zijn aangetroffen, elders kon men heel discreet het boek franco thuis laten bezorgen.Ga naar eind7. De kranten uit deze dagen bevatten talloze ingezonden brieven over de kwestie ‘de hel’. De Haagsche Post drukte een ‘stichtelijk’ vers af van Anna Spruit, dat opende met de volgende regels: ‘Barbusse, hoe kon je zoo weinig toch zien van 't werkelijk-innige leven? Geloof je dat liefde uit hartstocht be- staat door 't zinnelijk-Ego gedreven?’Ga naar eind8. En een spotprent hekelde de opvatting dat van een kunstwerk nooit gezegd kon worden dat het pornografie was. Het onderschrift van de prent, waarop twee joviaal geklede mannen een spleet in de muur bekijken luidt: ‘Wat doen ze nou Krelis? Laat mij nog 'r 'ns kijken, (terzijde): Jammer dat niet in elke hotelkamer een kijkspleet is. Liefdesnachten van jongeluidjes... en ook van boezemvrienden of hartsvrindinnen, waarachtig je ziet van die kunst nooit genoeg!’Ga naar eind9. De commotie rond De Hel bracht inventieve middenstanders op ideeën, een advertentie voor copieermachines in de | |
[pagina 6]
| |
Bredasche Courantvan 21 juli 1919 luidde als volgt: ‘De Hel!! is niets, vergeleken bij de fatale ergernis die ontstaat, wanneer men onleesbare copieën bekomt.’ Volgens de advertentie voelt men zich ‘in den zevenden hemel’ wanneer men Triumph machines gebruikt. En een bioscoopexploitant probeerde met grote letters de aandacht van het publiek op zijn voorstelling te vestigen. Ook Em. Querido zelf haakte in op het verbod. In een raambiljet plaatste hij de mening van de Nederlandse justitie tegenover ci-
Advertentie van een bioscoopexploitant in NRC 14 juli 1919, avondeditie.
Spotprent van cartoonist Bakker in De Controleur 25 oktober 1919.
taten uit enkele lovende recensies. En in het vakblad De Uitgever legde hij uit wat hem tot uitgave van de vertaling had bewogen. Hij vond De Hel ‘een zeer bizonder boek’ en meende dat het de lezers dichter tot de schrijver van het indrukwekkende Het Vuur zou brengen. Wel gaf hij toe dat het te verwachten viel dat De Hel een succes zou worden, maar: ‘Naast een materieel belang stond een ideëel; Barbusse moest gekocht, Barbusse moest gekend.’ Dat het boek verboden was, vond hij fantastisch, gouden bergen zag hij in het verschiet: ‘Een-, tweeduizend exemplaren worden per dag van het boek besteld. En de gansche boekhandel - enkele uitzonderingen daargelaten - zit feestelijk mee aan dien vlotten disch, door reactionnaire ceremoniemeesters als een sinister doodsmaal bedoeld, georganiseerd.’Ga naar eind10. Ondertussen had het verbod ook tot gevolg dat verschillende boekhandelaren die het boek in de verkoop hadden, door de politie op het matje werden geroepen. Volgens de wet namelijk was niet de produktie, maar de verspreiding van pornografie strafbaar. Als werd aangetoond dat de boekhandelaar niet van de pornografische inhoud van het boek op de hoogte was, kon hij weer vertrekken, maar niet nadat de politiebeambte enkele passages voorgelezen had, zodat de boekhandelaar vanaf dat moment wèl op de hoogte van de inhoud kon worden geacht. De verboden passages waren die waarin de ik-figuur de liefdesontmoetingen in de aangrenzende kamer beschrijft en merkwaardig genoeg ook het voorwoord van de vertaler, waarin weinig meer staat dan een pleidooi voor Barbusse's kwaliteiten. De boekhandelaren beklaagden zich erover dat de rechercheurs een onderzoek naar hen instelden, waarbij vragen gesteld waren als: - of de boekhandelaar ‘drankzuchtig’ was, - of hij ‘zielszieken’ in de familie had, -of hij ‘in konkubinaat’ leefde, etcetera.Ga naar eind11. Ook Barbusse zelf liet van zich horen. In de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 3 juni 1919 staat de vertaling van een brief van hem aan zijn Nederlandse uitgever Querido. In de brief uit hij zijn verbazing over de inbeslagneming. In andere landen was de vertaling zonder enig rumoer op de markt verschenen. Naar | |
[pagina 7]
| |
zijn mening was inbeslagneming onterecht, omdat ‘de rauwheid van zekere gedeelten uit het werk in verband staat tot wijde algemeene gedachten en een tegelijk tragischen lyrischen en wijsgeerigen klank hebben, die in geen enkel opzicht toelaat verward te worden met een publicatie die een pornografisch karakter draagt.’ Het was op grond van deze ‘rauwheid’ dat het boek door gepredisponeerde lezers als niets meer dan de observaties van een ‘gluurder’ werd beschouwd. Het voyeursperspectief zou men als extra schokkend hebben kunnen ervaren. De voyeur ziet immers wat men doorgaans niet behoort te zien, en hij is bovendien in staat commentaar te leveren op wat hij ziet. Het is daarom niet zo dat, zoals in de naturalistische romans, de onzedelijke dingen ‘nu eenmaal’ gebeuren. Willens en wetens worden de onzedelijkheden door een ander opgedist. Veel critici zagen de filosofische uitleg daarom als een smoes om het boek toch op de markt te kunnen brengen. Maar anderen meenden dat Nederland zich met het verbod volkomen belachelijk had gemaakt. Zij trokken een vergelijking met Madame Bovary, dat in 1857 eveneens uit zedelijkheidsoverwegingen was verboden.Ga naar eind12. Deze vergelijking gaat evenwel niet helemaal op. Want waarom waren dan niet ook Een goed huwelijk van Carrie van Bruggen, Levensgang van Is. Querido, alsmede alle werken van Zola in beslag genomen, zo vroeg de recensent van Het Vaderland zich terecht af.Ga naar eind13. Met De Hel lijkt inderdaad meer aan de hand. Niet expliciet, maar tussen de regels door zijn aanwijzingen te vinden die enig licht werpen op het bijzondere karakter van het verbod op De Hel. De Controleur bij voorbeeld zegt over de strenge aanpak van het boek het volgende: ‘Men fluistert dat ook de anti-nationale en anti-militaristische passages, en vooral het anti-godsdienstige gedeelte, den toorn der Regeering heeft opgewekt’.Ga naar eind14. In De Maasbode had pater J. van Rijckevorsel S.J. er al eerder op gewezen dat het boek ‘opruiend’ en ‘antipatriottisch’ was. Uit de al eerder genoemde brief blijkt dat ook Barbusse zelf een politieke reden achter het verbod vermoedde. Als het boek als staatsgevaarlijk werd beschouwd, verklaart dat het ingrijpen van de rechterlijke macht. Doordat De Hel uitgebracht was in de ‘De Populaire Editie’ zou het zijn weg vinden naar het volk, naar de minder ontwikkelde lezers, die het niet zozeer om de literaire waarde maar juist om dat opruiende karakter zouden lezen. In veel landen staken immers revolutionaire gevoelens de kop op. Ook in Nederland was men bang dat er onder het volk revolutionaire sentimenten zouden ontstaan. De economische situatie was vanaf 1917 zodanig gestagneerd, dat met name de arbeiders in erbarmelijke omstandigheden leefden. De sociale ongelijkheid was groot genoeg om de bourgeoisie een onbehagelijk gevoel te geven. Die bezorgdheid werd alleen maar vergroot door de uitbreiding van de kieswet, die het de mannelijke arbeiders mogelijk maakte om in 1918 voor het eerst te gaan stemmen. De SDAP boekte direct een aanzienlijke winst. In november van dat jaar sloeg de revolutiekoorts toe. Dat dacht althans PJ. Troelstra. Hij had uit een aantal gebeurtenissen in het land de conclusie getrokken dat de tijd er rijp voor was. De bourgeoisie zou bereid zijn haar macht op te geven. Een omwenteling stond voor de deur, verkondigde hij zowel binnen als buiten de muren van de Tweede kamer. Zijn aankondiging had een averechts effect en ging de geschiedenis in als ‘de vergissing van Troelstra’. Want hier en daar werden aanhankelijkheidsbetuigingen gehouden voor de monarchie en het prestige van de confessionele regering steeg enorm.Ga naar eind15. De christelijke partijen zagen hun kans schoon om zich tegenover de voorgaande liberale regeringen te profileren. De arbeiders moesten in toom gehouden worden. Om revolutionaire sentimenten te smoren werd de bioscoopexploitanten bij voorbeeld verzocht voor de hoofdfilm versjes te projecteren als: ‘Nederland! Blijf u kalm gedragen, Raak het hoofd niet kwijt! Denk: die revolutie vragenGa naar eind16. Zijn slechts “minderheid”!’ In zo'n klimaat was Barbusse, als communist, bij voorbaat verdacht. De Hel al evenzeer. Het pessimisme straalt van het boek af. Hier geen levenslustige drang tot wederopbouw, maar een tot lethargie | |
[pagina 8]
| |
leidend gevoel over de zinloosheid van het bestaan. Goede boeken moesten de mensen juist over hun pessimisme heenhelpen. Een slecht boek betekende ‘verkwisting van volkskracht, mogelijk omdat die volkskracht in onzen tijd te zwak is om zich verstrooiing te scheppen uit een gezonde werkelijkheid’.Ga naar eind17. In Den Gulden Winckel legde P.H. Ritter uit waarom hij De Hel ongezond vond: ‘Ik heb [...] voor de litteraire waarde van het boek van Barbusse een groote bewondering. Maar het is een apotheose der sceptiek. Als dit boek gevaarlijk moet worden geacht voor de volkskracht, dan is het om zijn sexueele sceptiek, niet om zijn sexualiteit’.Ga naar eind18. Die opmerking over de ‘volkskracht’ is zo kort na de Eerste Wereldoorlog wel begrijpelijk. Er lijkt zich over het algemeen na oorlogen of andere crisissituaties een tendens tot ‘morele herbewapening’ te ontwikkelen. De oorlogsmisère had, volgens het vakblad voor de boekenbranche, de mensen aangezet tot het lezen van onzedelijke lectuur.Ga naar eind19. De confessionele regering zag ook hierin een taak. In hetzelfde jaar 1919 werd actie ondernomen tegen de als onzedelijk aangemerkte spoorwegboekhandels. In deze boekenstalletjes werden vooral de ‘populaire edities’ als ideale reislectuur verkocht. Door het open karakter van de spoorwegboekhandels zouden jeugdige
Spotprent van cartoonist Braakensiek in De Groene Amsterdammer 31 mei 1919.
en vrouwelijke reizigers met zedekwetsende lectuur worden geconfronteerd. Een motie in de Tweede Kamer om ‘de onzedelijke uitstallingen’ van de spoorwegboekhandels te verbieden, werd aangenomen.Ga naar eind20. Ook het verbieden van De Hel paste in het regeringsstreven de erotiek terug te brengen tot haar ‘natuurlijke’ functie: de voortplanting. Immers de verwachting was ‘dat de lectuur van De Hel het moreele peil van onze natie aanzienlijk zal verlagen [...]’Ga naar eind21. Een verbod was weliswaar een extreem middel, maar het was wel het eni-ge dat nog enigszins als effectief kon worden beschouwd. Want de prijs van het boek was niet langer meer een natuurlijke barrière tegen de vermeende leeszucht van het volk. Al enkele decennia lang verdrongen goedkope series met veelzeggende namen als ‘halve gulden-editie’ of ‘60-cents bibliotheek’ elkaar op de markt. Daardoor raakten de van bovenaf opgelegde lectuurvoorzieningen, zoals volksbibliotheken en de series van het Nut, hun grip op het volk kwijt. Vanuit de socialistische beweging was bovendien de wens geuit niet in de voetsporen van de bourgeoisie te treden, maar een onafhankelijke ‘arbeiderscultuur’ te ontwikkelen.Ga naar eind22. Uitgevers zagen hun kans schoon en brachten steeds meer goedkope boeken op de markt, bij voorkeur onder de vlag van een verlokkende serienaam. Het waren hoogtijdagen voor detectives, politiebladen, populair-wetenschappelijk werk en romans, als we de critici mogen geloven. Die vonden dat deze lectuur de fantasie teveel prikkelde, en een ‘goede, harmonische ontwikkeling’ in de weg stond.Ga naar eind23. In een brochure schreef de leeszaalspecialist D. Bartling dat veel ‘nieuwe lezers’ de kunst van het lezen niet verstonden. Werden er bij uitzondering wèl betere boeken gekocht, dan zouden die slechts ‘in de Zondagsche pronkkamer zijn te recht gekomen’.Ga naar eind24 Populariseren werd daarom door Bartling afgekeurd: een studie over Hegel heeft voor een eenvoudige boer geen zin, hij kan er niets mee en het brengt hem in verwarring. Hij greep daarmee terug op het werk van Nicolas Roubakine, de Russische uitvinder van de ‘psychologie bibliologique’. Deze curieuze wetenschap onderzocht de psy- | |
[pagina 9]
| |
chische processen tussen lezer en gelezene. Roubakine's conclusie was, dat een boek voor elk mens een andere inhoud heeft.Ga naar eind25. Was De Hel voor ontwikkelde lezers zuivere kunst, voor de minder vergevorderde lezers kon het opruiend en pornografisch zijn. De elites hadden op dit punt een taak te vervullen. De Hel kon beter niet gepopulariseerd worden, het volk was er nog niet rijp voor. Met de hooghartigheid die eigen was aan volksopvoeders, kon een bibliothecaris, in 1919, dan ook zonder blikken of blozen verklaren: ‘Er is veel kwaads te leezen, ....niet voor “ons” misschien, maar voor vele anderen wèl’.Ga naar eind26. Maar alle goede bedoelingen ten spijt, was na enige tijd gebleken dat een verbod juist het tegenovergestelde effect had. Al in oktober 1919 ging het zevende 10.000-tal van De Hel ter perse. Zeven drukken in een half jaar tijd. Het succes van De Hel gaf Joh. Braakensiek stof voor een toepasselijke spotprent.Ga naar eind27. De tekening geeft aan hoe zinloos het verbod was geweest. De Hel was een bestseller geworden. Tegenstanders van het verbod kregen daarenboven de rechterlijke macht aan hun zijde. Na enig juridisch touwtrekken kwam men tot de slotsom dat het boek-als-geheel niet de intentie had pornografisch te zijn, waardoor een verbod onmogelijk was.Ga naar eind28. De storm was geluwd. Een klein berichf in De Controleur van 23 oktober 1919 maakte melding van vrijspraak van een ‘verdachte’ boekhandelaar. Voor De Hel was de reis naar vergetelheid begonnen. ■ |
|