De Boekenwereld. Jaargang 7
(1990-1991)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
BoekbesprekingenK. Thomassen, ed., Alba Amicoium. Vijf eeuwen vriendschap op papier gezet: het album amicorum en het poëziealbum in de Nederlanden, Maarssen/ 's-Gravenhage (Gary Schwartz/SDU/Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum) 1990; 184 p., ISBN 90-6179-105-7, f 59,90.Wie hedendaagse poëziealbums beziet, zal nauwelijks bevroeden dat deze veelal smakeloze en met kneuterige standaardversjes vol geschreven boekjes een voorgeschiedenis hebben die teruggaat tot de tweede helft van de zestiende eeuw en dat erudiete geleerden als Janus Dousa en Josephus Justus Scaliger zich onledig hielden met het aanleggen en het leveren van bijdragen aan albums die de rechtstreekse voorloper van het poëziealbum zijn, de alba amicorum. De overgang van bijvoorbeeld de meertalige inscripties van Scaliger naar versjes als ‘Schrob de keuken/Dweil de gang’ is overigens te zien als een geleidelijke verschuiving. Bovendien waren niet alle alba van een constant hoog niveau en bevatten sommige poëziealbums ook aardige en originele inscripties. De eeuwen door hebben deze ‘vriendenrollen’ een wisselende populariteit gekend. Zelf bezit ik een album uit het einde van de achttiende eeuw, naar de mode van de tijd in rood marokijnen band met goudstempeling uitgevoerd en in een koker opgeborgen. De theologiestudent D.C. van Voorst legde het in 1774 aan en liet er familieleden en vrienden hun stichtelijke wensen of klassieke spreuken in schrijven, die de bezitter later tijdens zijn verblijf in de Oost zouden begeleiden. Het historisch belang van deze alba was al geruime tijd bekend. Zo slaagde de historicus A.A. van Schelven er in 1939 in om duidelijkheid te verschaffen omtrent het geboortejaar van Marnix van Sint Aldegonde: op grond van diens inscripties in de alba van Emanuel Demetrius en Abraham Ortelius kon Van Schelven vaststellen dat Marnix tussen 8 maart en 20 juli 1540 geboren moest zijn.Ga naar eind* Desondanks is er eerst sinds een aantal jaren sprake van zelfstandig onderzoek naar deze alba. In 1986 publiceerden C.L. Heesakkers en K. Thomassen een Voorlopige lijst van alba amicorum uit de Nederlanden vóór 1800, waarvan binnen afzienbare tijd een tweede, sterk herziene en vermeerderde druk zal verschijnen. Het Museum van het Boek vroeg vorig jaar met een tentoonstelling en een symposium nadrukkelijk aandacht voor dit genre. Tijdens het congres op 7 juni in Den Haag ging een vijftal kenners in enthousiaste en sprankelende lezingen op verschillende aspecten van het album in. Van de fraaie tentoonstelling verscheen een catalogus die een overzicht biedt van de ontwikkeling van het Nederlandse album amicorum door de eeuwen heen. Deze catalogus valt in twee delen uiteen. In het eerste deel geven C.L. Heesakkers, K. Thomassen en R.E.O. Ekkart een overzicht van de ontwikkeling van album en poëziealbum in de loop der eeuwen. Het album blijkt aan de universiteit van Wittenberg ontstaan te zijn. Tijdgenoten jaagden aanvankelijk vooral op autografen van Luther, benaderden later ook andere hoogleraren en medestudenten en gingen ertoe over om deze in aparte boekjes te verzamelen - waarmee het album amicorum geboren was. De gewoonte verspreidde zich snel en bleek al spoedig een grote populariteit aan tal van universiteiten te kennen. Het eerste Nederlandse album, van de uit Deventer afkomstige Stephanus van Rhemen, begint in 1566. Niet alleen studenten, maar ook kunstenaars, kooplieden en adellijke dames legden alba aan. In de negentiende eeuw waren het vooral vrouwen die een album hielden; zij verzamelden de verworven bijdragen veelal op losseblaadjes die zij in luxueuze doosjes opborgen. Ook het poëziealbum is van Duitse afkomst (vandaar dat het gewone taalgebruik de boekjes als poesiealbum kent). Aan het einde van de negentiende eeuw vond het een groeiende sociale spreiding, terwijl het vooral door meisjes en jonge vrouwen werd aangelegd. De inhoud bestond meestal uit overgeschreven versjes met een sterk moraliserende toon, die verlucht werden met ‘poesieplaatjes’ - in kleuren uitgevoerde steendrukken, waarvan de vormen zijn uitgestanst en gedeeltelijk voorzien van reliëf-, die omstreeks 1860 voor het eerst geproduceerd werden door de Berlijnse firma Wolf Hagelberg. Aan het slot van dit deel wordt het belang van de alba geëvalueerd: zij bieden vaak belangrijk biografisch materiaal, geven inzicht in de maatschappelijke context van bezitter en inscribent en zijn een belangrijke bron voor de universiteitsgeschiedenis. Bovendien kunnen alba bijdragen van belangrijke letterkundigen of illustraties van bekende beeldende kunstenaars bevatten. Het tweede deel biedt een belichting in de vorm van capita selecta van bepaalde categorieën alba en/ of albumhouders. J. Offerhaus levert een bijdrage over illustraties in de alba; C.L. Heesakkers beschrijft het album van de Leidse humanist Janus Dousa (1545-1604); M.-A. Delen gaat in op vrouwenalba uit de zestiende en vroege zeventiende eeuw; K. Thomassen schrijft over de alba die tijdens de Synode van Dordrecht (1618-1619) werden aangelegd en over de alba die in 1789 op het Huis ten Bosch door gedetineerden gebruikt werden. In de slotbijdrage schenkt Thomassen aandacht aan de alba van een aantal eind achttiende-eeuwse en negéntiende-eeuwse literatoren. De keurig uitgegeven catalogus (gebonden met stofomslag) is fraai geïllustreerd en wordt afgesloten met een Engelse samenvatting, een literatuurlijst, een lijst van bruikleengevers, een register op bewaar- | |
[pagina 141]
| |
plaatsen en een register op de namen van de albumhouders, contribuanten en verzamelaars. Op deskundige wijze is hier een aspect van onze cultuurgeschiedenis voorlopig maar verantwoord in beeld gebracht. B.J. Spruyt | |
ABCDarium voor de boekensneuperIn 1989 verscheen van J.A. Brongers ABCDarium voor de boekensneuper. Rondgang door de boekenwereld. Sindsdien is in de kringen waarin ik verkeer de term sneupen (= snuffelen) naar en in boeken volledig ingeburgerd. We kunnen niet spreken van een uitputtend woordenboek, hier is sprake van een handzaam ‘encyclopedietje’. De auteur zelf stelt dat hij bij de keuze van de ingangen een zo objectief mogelijke heeft proberen te maken, maar haast zich te zeggen dat deze noodzakelijkerwijs subjectief moest zijn. De invulling van de lemmata is degelijk, soms ook creatief en hieruit spreekt een grote belezenheid. Zodra de lezer dit boekje openslaat, is hij zelf ook verplicht tot sneupen, omdat bijna elke lemma een verwijzing naar een andere heeft. Een prettige verplichting. Over het sneupen in boekhandels door Brongers konden we al in een vorig nummer van dit tijdschrift lezen, in een artikel over de Rotterdamse papierknipper Kopper door A.G. van der Steur (De Boekenwereld 7 (1990), p. 42-55). Het ABCDarium is verkrijgbaar in de boekhandel en in sommige antiquariaten (ISBN 90 6109 1993). Het kost f 29,50. Carla van der Poel |