Reinold Kuipers, Gerezen wit: Notities bij boekvormelijks en zo, Amsterdam, Querido, 1990, 184 blz. ISBN 90 2147 235 X. Prijs f 29,90.
Reinold Kuipers leidde van 1946 tot 1960 de uitgeverij van De Arbeiderspers en vormde van 1960 tot 1979, samen met zijn vrouw, Tine van Buul, de directie van Querido. Al die jaren - en trouwens ook al daarvoor en nog er na - bemoeide hij zich intensief met de vormgeving van het boek. Iemand met zo'n loopbaan moet in staat zijn om aardige stukjes over ‘boekvormelijks en zo’ te schrijven, en Kuipers doet dat ook inderdaad. Sinds het eerste nummer van Het oog in 't zeil (oktober 1983) heeft hij in dat tijdschrift een vaste rubriek, die ‘Gerezen wit’ heet, en dat is nu dus ook de titel van het boek waarin een keuze uit die artikelen, aangevuld met twee elders gepubliceerde teksten, werd gebundeld.
Gerezen wit bevat 35 teksten, waarvan er maar één (de langste, 28 blz.) een titel heeft: ‘Het spel met de firma Ebenhaëzer’; de andere 34 zijn naamloos en gemiddeld niet veel langer dan drie bladzijden. Het boek is verlucht met 26 bladzijden illustraties. In de meeste stukjes staat de (typo- of kalligrafische) verzorging van het boek centraal, maar er zijn er ook die over iets heel anders gaan: een Ierse taxichauffeur, een Gronings aftelrijmpje, ‘verluisteringen’ (een mooi neologisme dat alles te maken heeft met homofonen en -niemen), of een bezoek aan Willem Elsschot, die bij het serveren van rode port opmerkte ‘Ik zelf drink altijd witte port die speciaal voor mij in Schiedam wordt vervaardigd’.
Ook de stukjes die wel over boek en/of typografie gaan, zijn binnen die grenzen zeer gevarieerd. Kuipers schrijft over Karel Beunis, de zetwijze van afkortingen, Bertram Weihs, letters op wijnkurken, Jan Vermeulen, de Walbaum (een van zijn favoriete letters), een Gronings bonbonzakje in Kurt Schwitters' collage ‘Oude Kuk’, en vele andere (niet zelden Groningse) zaken, en dat alles op een zeer aangename wijze.
Het boek opent met het langste van de korte stukjes (bijna tien blz.), dat ook in een ander opzicht afwijkt van het gemiddelde: nergens demonstreert Kuipers zijn schijnbaar onbegrensde kennis, ervaringen en herinneringen zo overvloedig als hier. Binnen die tien bladzijden noemt hij 82 namen van boekverzorgers, uitgevers etc., en zestien namen van boeken, tijdschriften en lettertypen. Het is een zeer gecondenseerd stukje geschiedenis van de Nederlandse boektypografie, dat vooral de jaren dertig betreft en duidelijk maakt dat we ons gelukkig konden prijzen als Kuipers over die periode een kloeke monografie schreef.
Gerezen wit is, kortom, een kostelijk boek, waarin we bevestigd zien wat velen ongetwijfeld al wisten: Kuipers is een man met grote aandacht en liefde voor het mooie en zorgvuldige, en met een grote afkeer van humbug en bluf. Helaas kan bescheidenheid ook te ver voeren: Kuipers heeft het niet nodig gevonden het boek te voorzien van een inhoudsopgave, en het in plaats daarvan achterin opgenomen ‘Register bij wijze van inhoud’ is niet meer dan een volstrekt willekeurige greep uit wat er echt in had moeten staan (van de 82 namen uit het laatstgenoemde stuk bevat het er maar 30). Aldus is dit register het tegendeel van Kuipers en zijn boek: in plaats van zorgvuldig en bescheiden is het onbruikbare interessantdoenerij.
Sjaak Hubregtse