ver ij. Hij wilde zo compleet mogelijk zijn’. In totaal telde de afdeling ‘Reference works’ bij de veiling 61 nummers - en dat is nog niet alles, want de bibliotheek is zo groot, dat men het bij Burgersdijk & Niermans raadzamer achtte om de verkoop in twee porties te delen. Juni 1991 gaat deel twee onder de hamer.
Voor Kruyskamp had de bibliotheek een praktisch doel. ‘Als redacteur van het Woordenboek der Nederlandsche Taal werkte Kruyskamp thuis’, schrijft Hans Heestermans in het voorwoord van de veilingcatalogus. ‘Hoewel de tocht naar de Universiteitsbibliotheek en het gebouw van het WNT niet ver was, kon hij toch tijd winnen door zelf alle boeken in zijn bezit te hebben. Dus schafte hij geleidelijk de gehele oudere Nederlandse literatuur aan. Van Everaert, via Coster, Crul, Hooft, Huygens, Swaanenburg naar Couperus’.
Overigens ging dit deel van Kruyskamps bibliotheek al in mei 1983 bij Burgersdijk & Niermans onder de hamer. Ook in de jaren daarna bracht Kruyskamp soms per veiling een paar duizend boeken in. Op het hoogtepunt moet zijn bibliotheek dan ook meer dan 45.000 banden hebben geteld. ‘Ik denk dat hij tot de laatste particulieren behoorde die zo'n enorme bibliotheek hebben opgebouwd’, aldus veilinghouder Steenkamp. Zeker is dat The Kruyskamp Collection één van de grootste is die in vele jaren op een veiling is aangeboden.
Kruyskamp was geen echte bibliofiel. ‘Hij was niet bijzonder geïnteresseerd in eerste drukken’, schrijft Heestermans in de veilingcatalogus. ‘Het verheugde hem wel als hij er een kon kopen, maar uiteindelijk was de gebruikswaarde van het werk voor hem van groter gewicht’. Maar toch, toen Kruyskamp in 1977 de bundel Opstellen door vrienden en vakgenoten ('s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1977) kreeg aangeboden, haalde hij volgens Heestermans ‘de folder waarin het verschijnen van het werk werd aangekondigd uit zijn tas en legde het in het leren exemplaar, met de woorden: “Dan pas is een boek compleet”.’ Ook mevrouw Kruyskamp beschrijft hoe haar man met de grootste zorg met zijn boeken omging. ‘Hij pakte ze altijd heel voorzichtig uit de kast. Het was een gunst als ik ze mocht bekijken. En natuurlijk mochten boeken nooit worden uitgeleend.’
Kruyskamps liefde voor zijn boeken blijkt ook uit zijn Aanwijzingen voor de verkoop van mijn bibliotheek, een wilsbeschikking die hij op 13 februari schreef - typisch genoeg achterop het briefpapier van een veilinghuis. ‘Er moet vooral op gelet worden’, aldus Kruyskamp in dit document, ‘dat de afdelingen die bij elkaar horen niet gescheiden worden. Er zijn twee kernen in mijn bibliotheek: de afdeling naslagwerken in de ruimste zin, en de afdeling letterkunde en geschiedenis.’ Verderop schrijft hij over een kleine collectie wetenschappen en kunsten: ‘Het verdient overweging dit rekje met de inhoud als één nummer te veilen. Het kan voor iedere beginnende verzamelaar een onschatbare kern van een bibliotheek vormen.’ Kruyskamp ging zelfs zo ver de nabestaanden een bepaald transportbedrijf aan te raden. ‘Dat zal wel duur zijn, maar [dit bedrijf] heeft veel ervaring in het verhuizen van bibliotheken, en bezit speciale wagentjes voor boekentransport, waarmee plank voor plank overgebracht kan worden.’ Overigens is bij de veiling met al deze wensen rekening gehouden.
Kruyskamp kocht niet alleen heel veel boeken, op de naslagwerken na las hij ze ook. In eerste instantie natuurlijk voor zijn werk voor het Woordenboek der Nederlandsche Taal en voor de Van Dale. Toen Kruyskamp in 1942 de redactie van Van Dale op zich nam, was dit woordenboek sinds 1924 niet meer bijgewerkt. Heestermans schat dat de enorme uitbreiding die Van Dale onderging voor zestig procent afkomstig was uit het WNT en voor veertig procent voortkwam uit de exerpeerwerkzaamheden van Kruyskamp zelf. Een gevolg was dat Kruyskamp later nooit meer voor zijn plezier Nederlands las: of hij ergerde zich aan fouten, of zijn leeswerk wees hem op omissies in Van Dale.
Het ex libris van Kruyskamp: Ante Omnia Silvae: voor alles de bossen. Kruyskamp bezocht in zijn jeugd regelmatig de zogeheten ‘Onzalige bossen’ bij Arnhem. Hij keerde daar jaarlijks een paar keer terug. Mevrouw J. Kruyskamp-Salomé: ‘Alleen daar is hij helemaal gelukkig geweest.’ Een van Kruyskamps lievelingsboeken was De bomen van A. Alberts.