De Boekenwereld. Jaargang 7
(1990-1991)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermdLof-dicht op den heere Jan Kopper, In zyn Leeven beroemd Konst-Knipper te Rotterdam.
Elke Landaart, ydre Stadt,
Die iets groots in zig bevat,
Noemd, en roemd, en zingd zyn Helden;
Elk Gehugtje dat men weet,
't Welk iets ondervond of' deed
Wist zyn daad of leed te melden.
| |
[pagina 50]
| |
Lof-dicht.Elke burger, ydre vrind,
Die zyn stadgenoot bemind,
Om verdienste, of andre werken,
Acht het zig tot eer en roem,
Dat hy dien zyn makker noem,
Zelfs 't gezicht kan die versterken.
Delstland roemd zig dus Piet Hein,
Van het waare oord te zyn,
Daar hy 't leeven heeft genooten.
Leyden noemt het zich een schat,
Dat zy Boerhaav's rif bevat,
In haar kerker opgeslooten.
Haarlem roemd uit eene mond,
Koster die de Drukkonst vond,
Die de waereld zelf moet roemen.
Luistert na de wederklank.
Van de zilte Doggersbank
Immers zal ze Zoutman noemen?
| |
Lof-dicht.Klimd na 't oude Romen voort,
Daar men steeds de naamen hoordt,
Van haar Caesars, van haar Helden:
Die reeds in haar vroege jeugd,
Zig tot eer, haar Land tot vreugd,
Man'lyk in de bressen stelden.
Steekt men over na het strand
Van 't beroemde Engeland
Daar men eene Newton kroonde.
Fredrik galmd het Duitsche Ryk,
't Fransche geeft aan elk een blyk,
Dat daar Vierde Hendrik woonde.
Elk kan groot zyn in zyn kring. -
Want een heel byzonder ding
Hoord men steeds het raarste noemen,
't Raarste is het meest geěrd,
Iets dat yder 't meest begeerd,
Iets dat yder steeds zal roemen.
| |
Lof-dicht.Staat dan met verwondering
By den Man wiens werk ik zing,
Daar Hy zonder 't hem te leeren,
Kunstig in papieren sneed,
Alles wat een schilder deed,
Alles wat men kon begeeren.
Scheepsbouw was het fraaist gewrocht,
Dat men in zyn werken zogt,
't Zy ze zeilde of roeide of landden,
Of ten anker op de ree,
Of in een verbolge zee,
Of op klip of banken strandden.
Ankers, touwen, ziet men hier,
Planken, zeilen van papier,
In de juiste maat gesneeden;
Zelf het schuim van 't bruisschend nat,
Word in deze stof vervat,
Daar de scheepjes voorwaards gleeden.
| |
Lof-dicht.Al de schrapjes van een plaat,
Die den drukker snyden laat,
Wist hy uit papier te ligten,
En by schetste dus een veld,
Van een voorval, van een held,
Die zyn Vaderland verpligte.
Kanten van de fynste trant,
Sneed hy aartig voor de hand,
Schynbedriegers, andre werken;
Bloemen, perken, schop en spâ,
Zelf het spinrag bootst hy na,
Dat het naauwlyks was te merken.
Kopper, door zyn fyne schaar,
Was die groote Kunstenaar,
In de gryze wal ontsprooten
Van 't befaamde Rotterdam,
Daar hy eerst zyn oorsprong nam,
En zyn loopbaan heeft geslooten.
A.V.S.L.
| |
[pagina 51]
| |
Op de beeltenis van den heer Jan Kopper.
Beminnaars van de deugt en ed'le wetenschappen,
Hou u hier staande, en wil niet verder voorwaards stappen;
Bezie het beeld eens Mans, die door zyn trouwe vlyt,
Zyn naam door zyne kunst gewyd heeft aan de tydt;
Want waar men gaat of reisd om kunsten na te spooren,
Zal men van Kopper, en van zynen arbeid hooren:
Zyn beelt'nis die de stift hier aan het oog doet zien
En met een gulle trek zyn kunstwerk aan laat bien,
Zit by het speeltuig met de glinsterende snaaren,
Waar mede hy zyn kunst wist vrolyk saam te paaren.
Daar al wat kunst vermag hem steeds het meest beviel,
Noemd men hem vry een man van een verheve ziel.
T.S.S.
| |
Beschryving van het vorstelyk KONSTCABINET, van papiere snykonst, gewrocht en nagelaaten, door den heere Jan Kopper.Dit konstryk Cabinet, bestaat uit eene verzaameling, van circa 100 Stukken alle in lysten met glazen; meestal van de schoonste en uitvoerigste, die, de Heer Kopper; behalven een aantal anderen, die, hier in de stad, als elders, zoo by de liefhebbers van fraaije konsten, als in de Vorstelyke konstvertrekken, worden bewaard, heeft gewrocht. Benevens acht geheele Scheepen, door elkander van 5 tot 10 duimen oversteven lang: met alle deszelfs rondhouten, staand, en loopend wand; alles van zuiver papier. Eenige Tabak en Snuifdoozen, met uitmuntende stukjes in de deksels. Eenige Ringen, waar in de schoonheid van 's mans konst, uitblinkt. (2) Als meede eene Portefeulje, in dewelke eenige papieren Snyssels, die geen gering gedeelte van zyn Ed: konstwerk uitmaaken. Den Tempel van Salomon en de Zaal met het Paradebed van Zyne Doorlugtige Hoogheid, W.C.H. Friso, Gr. Ged. Deeze beide stukken, die, naar de verkleende voetmaat, meede van wit papier zeer kunstryk zyn gesneeden, pronken elk, op eene tafel, onder eenen glaazen stolp. Het Cabinet zelfs, bestaat uit zes kassen, of vakken, drie aan drie, neevens den anderen. In de middelste kas, of vak, van het eerste drietal, pronkt Het Pourtrait van den Heere Jan Kopper, in zyne gewoone kleeding en zitting aan eene tafel, waarop eenige schaaren &c.; met zyne slinkehand houd hy een scheepje, als een zyner geliefde konstwerken; in 't verschiet ziet men eene Clavercymbaal en andere speeltuigen: zinspeelende op 't mans liefde tot de zing- en speelkonst. Booven deeze afbeelding praalt Het Pourtrait van den Hoog Eerwaarden Hooggeleerden Heere Petrus Hofstede, Professor en Predikant te Rotterdam: Dit Pourtrait, met al deszelfs om- en bywerk, geheel van wit papier gesneede geplaatst tusschen twee glaazen in eenen vergulden lyst, gelykt den Hoogleeraar voortreffelyk, byzonder in den tyd waarin dit stuk vervaardigt is. - Ter weederzyde van dit Pourtrait ziet men, meede in vergulde lysten en dubbelde glaazen: Twee uitmuntende Stukken, bestaande, in door elkander gesneedene boek en kaartenbladen, alles uit één stuk papier, zoo konstig, dat men dezelve den opslag van 't gezicht, voor fraaije teekeningen zoude houden, hier op volgen: (3) Twee stukjes, in diepe lysten, met glazen; Het een vertoont een Leevend Water; op den voorgrond ziet men een Speeljacht en een Fregat, beiden by den wind zeilende; in 't verschiet vertoonen zich verscheide scheepen en een Zeehoofd. Het ander, tot eene weederga dienende, vertoont meede een, by de wind zeilend, Fregat en Jacht; in 't verschiet eenige van en by de wind zeilende scheepen; op eenen verren afstand ziet men een groot Zeeschip, by een hooft ten anker liggen. Hier op volgen twee Glaazenkassen, In de eene ziet men: Een extra fraai, met 50 stukken geschut, gemonteert Oorlogschip; lang oversteeven, circa 5 duim, met zyne rondhouten, staende en loopende wand en beslage zeilen. In de andre Kas Een Driemasthoeker van dezelve groote, en gemonteert met 16 stukken Geschut, in dezelve order: tot eene weederga van het voorigen; alles naar de voetmaat, konstig van wit papier. Onder 's mans afbeelding, ziet men, in eene glaazen Kas Een Oorlogschip van dezelve groote als het voornoemde, gemonteert met 60 stukken Geschut, van gecouleurd papier. Ter weederzyden pronken, in glaazen Kassen, twee holle Zeeēn, vol scheepen en gewoel, alles van gecouleurt papier, en voor den Brandspiegel, geschikt. In de Kas, of het Vak ter rechterzyde van het middelste, hangen 10 stukken, in lysten met glaazen; door den andre 9 a 11 duim hoog, en 12 a 16 duim breed. Het 1ste stuk verbeeld eene Groenlandsche Walvischvangst, met zee, zoo zeilende als | |
[pagina 52]
| |
(4) Het 2de stuk vertoont de Haringvisschery. Een aantal Buizen, die elk in eene byzondre werking, op de neering leggen: op den voergrond ziet men een Oorlogschip, en in 't verschiet de Buisconvoyer; alles in volle werking, schetsende een volmaakt tooneel der groote Visschery. Het 3de stuk, geeft, op den voorgrond, een geheel opgetuigt en gemonteert Oorlogschip, en een Sloep met Volk naar het zelve toeroeijende: in 't verschiet telt men 12 scheepen, van byzonder model; sommigen by-andre van den wind zeilende, of ten anker leggende. In 't 4de stuk ziet men, een vooränker leggend Oorlogschip- met Volk op het dek, en in het wand, als gereed zynde om onder zeil te gaan: op den voorgrond een Sloep met Volk en een Zeehooft, op Zee vertoonen zich 12 onderscheiden scheepen. In 't 5de stuk, ziet men, een twee mast, in Zee loopend, Koopvaardyschip, een Sloep met Volk, beneevens 10 andre scheepen. Het 6de stuk, verbeeld eene volle Zee; op den voorgrond een van de wind zeilend Oorlogschip, en Zeebaak; op den achtergrond ziet men 9 verscheiden scheepen. Het 7de stuk, schetst, het hardnekkig Gevecht, tusschen het Fransche Fregat, La Belle Poule, en het Engelsch Fregat d'Aretbuse, den 17 Juny 1778. Het 8de stuk, is, eene woedende Zee, met vier, met een gezwichte fok, lensende scheepen. (5) Het 9de stuk, toont, een leevend Zeetje, met tien verschillende, van, en by den wind zeilende, scheepen. Het 10de stuk, vertoont, het veröoveren van eene geconvojeerde Engelsche Chaloup, door Kapt. Le Turc, op den 7 Feb. 1782. In de Kas ter slinker zyde van het beschreeven middelvak, pronken meede 10 stukken, in lysten met glaazen, en van gelyke groote. Het 1ste stuk, vertoont, eene Zee, met een voor, en een by den wind zeilend Oorlogschip van Linie, en 2 ligte scheepjes. Het 2de stuk, geeft een dergelyk gezicht, tot eene wederga. In 't 3de stuk, heeft men, een gezicht van, voor de Wilmstad; op den voorgrond zeilt een Fregat en eenige gints en weder zeilende Scheepen, Poonen en Veerschuiten; in 't verschiet eene Vuurbaak en een Zeedorp. Het 4de stuk, vertoont eene holle Zee met s voor den wind zeilende Fregatten, en eenige kleene Scheepjes. Het 5de stuk, schetst, eene holle Zee, met vier voor wind afloopende Scheepen. In 't 6de stuk, ziet men, in eene stille Zee; op den voorgrond vertoont zich een, met de Marszeils voor wind zeilend Oorlogschip, en een Sloep met Volk; op Zee eenige Fregatten, en Hoekers. Het 7de stuk, is, eene woelende Zee, met vyf Scheepen. Het 8de stuk, geeft, eene effen Zee, 2 voor den wind zeilende Fregatten, een Sloep onder de riemen, en eenige kleine Scheepen. In 't 9de stuk, is eene afbeelding van den gloryryken Zeeslag van de Wel Ed. Manhafte Hollandsche Capiteinen, de Heeren, Oort-
Het 10de stuk, is eene Uitmuntende Afbeelding van de groote Visschery; een groot aantal Buizen op de neering, de Buislui het wand schietende, anderen het net vol Haring inwindende, de Convooyer door de Vloot zeilende en alles vol natuurlyk gewoel. In het middelste vak, of Kas, van het 2de drietal kassen, ziet men 18 stukken, door den anderen 9 en 12 duimen hoog, en 12 en 16 duimen breed, eenige in vergulde, en andre in zwarte lysten met glaazen. Het 1ste stuk, verbeeld, eene woedende Zee, op den voorgrond stoot een Schip, op een rots, te bersten; op de rots staat een kruis en drie palmboomen; terzyde, op hoogland, een oud Turks Kasteel; eenige van het Scheepsvolk vluchten met de Sloep, terwyl andre, op de stompen der masten en den boegspriet, hun leeven zoeken te behouden. - Aan strand ziet men eenig Volk; het welk de schipbreukelingen te hulp komt, en op zee ziet men, een ander Schip, het welk het gevaar zoekt te ontzeilen. Het 2de stuk, vertoont, eene Groenlandsche Visschery, met drie Scheepen, en vier Sloepen; men ziet den eenen Walvisch oranje blaazen; terwyl de andre den staart opsteekt; de Maats roeijen lustig, terwyl de Harpoenier gereed staat, om het zeegedrocht den harpoen in de huid te smyten; in 't verschiet ziet men de ysklippen van Spitsbergen. Het 3de stuk, vertoont, een Gezicht van de Turksche Kust, in de middelandsche Zee, ter rechter zyde ziet men, eene hooge rots, waar op een Kasteel en Tempel; voor dezelve ligt een Hoilandsch Oorlogschip ten Het 4de stuk, schetst, eene woedende Zee, en het verongelukken van verscheide Scheepen. Het 5de stuk, toont, een gedeelte van 't Jon Mayen Eiland in Groenland, waar de Scheepelingen zich met de Rheejacht vermaaken; in 't verschiet ziet men drie Sloepen in de Baai, en vier Scheepen door 't ys zeilen. Het 6de stuk, toont, eene geweldige Zee, met vyf in nood zynde Scheepen, waar van het eene door 't Volk verlaaten word. Het 7de stuk, schetst, eene woelende Zee, waar in vier Scheepen voor de fok lensen, en een ten anker ligt. Het 8de stuk, verbeeld, twee Landhoeken van de Barbaarische Kust, met zwaare Kasteelen en Bosschen: tusschen beiden ligt een Oorlogschip ten anker, en eene Galei onder de riemen; in 't verschiet zeilen twee Roofscheepen. Het 9de stuk, is, een Maasgezicht, met twee voor de wind zeilende Fregatten, een éénmast Hoeker, eenige Poonen en Boeijers, op den achtergrond een Dorp en Huizen. Het 10de stuk, toont, eene Italiaansche Haven, ter rechter zyde ryst een hoog bergachtig Land, waarop een Tempel en Lusthuizen; ter slinker een Poort, waar op een Colom, omringd van tempelwerk en geboomte; aan een daar aan leggend Zeehooft lost eene Sloep, op het Hooft staan eenige Kooplieden met pakkazie, op zee vertoonen zich drie Koopvaardyscheepen, en eene Galei; op den voorgrond siet men eenige Visschers, met net en hengel, alles zeer uitvoerig. | |
[pagina 53]
| |
(8) Het 11de stuk, is, eene zeer onstuimige Zee, waar in verscheide Scheepen blyven; in 't verschiet staat eene zwaare rots. Het 12de Stuk, verbeeld 10, zoo Fransche, als Engelsche, Scheepen, in een' Slag, zwaar gehaavend: het 11de schynt masteloos te zinken. Het 13de stuk, is, eene Zee, met zeeven by den wind zeilende Scheepen. Hec 14de stuk, vertoont, een woelend Water, roet vier binne Scheepen: in 't verschiet een Dorp. Het 15de stuk, schetst, een Zeetje met elf zeilende Scheepen, een Engelsch Jacht, en een Boot met Volk; op den voorgrond vliegen eenige Zeemeeuwen. Het 16de stuk, vertoont, ter rechterzyde, een Dorpgezicht, met eenen Toorn, en Molen, en Huizen; ter slinkezyde, een stads muur en Molen: eenige Poonen, en ander vaartuig zeilen ginds en weder; op den voorgrond staat een zwaare willigen Boom. Hec 17de stuk, is, een stil Zeetje; op den voorgrond vertoont zich een, voor den wind zeilend, Schip van Linie, in 't verschiet een Snaauw en kleener vaartuig. Het 18de stuk, schetst, een stil Water; op den voorgrond legt een O: I: Comp: Jacht voor anker, waar langs een Visschers Schuit afzakt: een Damlooper, en Tjalk liggen in 't verschiet. In de Kas, ter rechterzyde van het beschreeven middelvak, hangen 22 stukken, meede in lysten en glaazen; meest van dezelve groote en eenige kleener. Hec 1ste stuk, schetst, een gezicht van de Leuvehaven, in de Maas, voor Rotterdam
Het 2de stuk, is, eene groote, of, Haringvisschery, in haare volle werking, alles zeer uitvoerig en vol gewoel. Het 3de stuk, schetst, een uitmuntend gezicht van het Westersche Oude Hooft, en deszelfs Poort, van het einde der Spaansche- en Geldersche Kaade, voor Rotterdam, af, in de Maas, te zien; binnen ligt een Fluitschip; twee kleene Vaartuigen koomen de haven in zeilen. - In 't verschiet een gedeelte der krebbe, en geboomte. Hec 4de stuk, is, eene woelende Zee, waarin een Westindtiesch Koopvaardyschip mee gegyde onderzeilen, voor wind afloopende; in 't verschiet telt men 8 onderscheiden Scheepen. Het 5de stuk, is, eene luchtige Zee, met zes Scheepen, in soort; op den voorgrond een Oost-Indieschvaarder. Het 6de stuk, geeft, een gezicht voor de Willemstad, van het Haringvliet af, naar Het 7de stuk, is, eene groote Groenlandsche Visschery, met agt Scheepen, Sloepen, en Walvisschen: alles zeer schoon en uitvoerig. Het 8de stuk, verbeeld, eene Zee, waar in een, voorden wind zeilende, Driemasthoeker; in 't verschiet een Fluitschip en Engelsche Chaloup; op den agtergrond 9 verschillende Scheepen. Het 9de stuk, is, een leevend Water, met een Speeljacht en agt byzondere Scheepen. Het 10de stuk, toont, eene woelende Zee, met vier, voor de fok lensende Scheepen. Het 11de stuk, is, een stil Water, met zeeven Scheepjes; in 't verschiet een Dorp en Moolen. Het 12de stuk, is, eene effe Zee, waar in eene Engelsche Kotter en vier andre Scheepen. Het 13de stuk, verbeeld, de Slag en Dood van den braven Admiraal Krul, by St. Eustatius. Het 14de stuk, schetst, eene stille Zee, met eene voor den wind zeilende, Hoeker, en vyf andre Scheepen. Het 15de stuk is, eene kleene Groenlandsche Visschery. Het 16de stuk, is, een Mandje met Bloemen en Lintwerk, enz. Het 17de stuk, toont, een Zeetje, met zes Scheepen; in 't verschiet een Zeedorp en Moolen. Het 18de stuk, toont, eene Engelsche Paketboot, een Driemasthoeker, en drie kleine Scheepen in volle zeilen. (11) Het 19de stuk, is, een gezicht van 't Y voor Amsterdam: op den voorgrond zeilen twee Damloopers en twee Boeijers. - In 't verschiet ziet men verscheide Scheepen, voor de Stad liggen. Het 20ste stuk, is, een schoon gezicht van de Haven te Harlingen: men ziet een Gaffelschip uitzeilen, en, in het verschiet elf Scheepen, en een Dorp en Moolen. Het 21ste stuk, is, een Binnewater, waar in een Smalschip en drie andre Vaartuigen; in 't verschiet een Dorp en Moolen. Het 22ste stuk, is, de Afbeelding van den grooten Kerkhervormer, Martinus Lutherus, konstig in papier gesneeden, met dit zinryk Vaers: Gods Woord verdonkerd was, door de Clergie van Romen,
Gods Kerke onder haar was toe verval ghekoomen;
Luther, door stem en pen, bracht weder voord het licht,
En heeft dus weederom Gods Kerke opgericht.
In de Kas, aan de slinkezyde van het tweede middelvak, hangen ook 22 stukken, van dezelve groote, en monteering. Het 1ste stuk, is, een gezicht van de Zuiderzee; op den voorgrond zeilt een Lemmerbeurtman; in 't verschiet ziet men eenige Vaartuigen en een Dorp. Het 2de stuk, is, de zwaare, voor Nederland zoo gloryryke Zeeslag, tusschen de Hollandsche en Engelsche Oorlogsvlooten, op Doggerbank, onder het gebied van den Hollandschen Admiraal Zoutman en den Engelschen Vlootvoogd Parker, op den 5 Aug. 1781. Het 3de stuk, schetst, een Ryngezicht: twee, met stilte afdryvende Scheepen en een Aak; | |
[pagina 54]
| |
(12) Het 4de stuk, toont, een Maasgezicht, met een, met de marszeilen, voor den wind afloopend, zwaar Fregat, en een Sloep met Volk; in 't verschiet ziet men verscheide Zee- en Binnescheepen; eenige Huizen, Dorpen en Moolens. Het 5de stuk, is, eene hooge Zee, met vier Scheepen. Het 6de stuk, schetst eene stille Zee, met eenen, in volle zeilen, voor den wind zeilenden, Hoeker, en in 't verschiet, acht byzondere Scheepen. Het 7de stuk, is, een groot Maasgezicht, vol Scheepen; in't verschiet geboomte, Molens en Dorpen. Het 8de stuk, vertoont, het eind der Kil; op den voorgrond een Lichtbaken, een Hooft; en in 't verschiet heen en weder zeilende, Zee- en Binnescheepen. Het 9de stuk, toont, een woelend Zeetje, met een Snauw en twee Fregatscheepen; in 't verschiet eenige kleene Scheepjes. Het 10de stuk, is, eene fraaije Haringvisschery, vol beweeging en leeven. Het 11de stuk, is, een voor den wind zeilend Fregat, en eenige kleene Scheepen. Het 12de stuk, is, een stil Water, met een dryvend Jacht; in 't verschiet een Dorp en Moolen. Het 13de stuk, is, een woelend Water, met een zeilend Jacht en een Sprietschuit; in 't verschiet zes Scheepen. (13) Het 14de stuk, is, een net gezicht van de Haarlemmer Poort te Amsterdam. Het 15de stuk, schetst, een stil Zeetje, met verscheide Scheepen, van gecouleurd papier. Het 16de stuk, is, een Bloemmandje met linten en tuingereedschappen. Het 17de stuk, toont, een Stadgezicht en Moolen, waar voorby eenige Scheepen zeilen. Het 18de stuk, is, een schoon Maasgezicht, met verscheide Scheepen. Het 19de stuk, is, een fraai Gezicht op den Ryn; twee Scheepen met vrolyk Gezelschap, eenige Velden, Bergen en Gebouwen. Het 20ste stuk, is, een Gezicht op den Drooge, met verscheide, in en uit zeilende Scheepen, van gecouleurd papier. Het 21de stuk, toont, een woelend Scheepryk Gezicht, op het Y, voor Amsterdam. Het 22ste stuk, is, de Afbeelding van den grooten Kerkhervormer, Joannes Calvinus, met dit byschrift: Dit 's Beeld van Jan Calvin,
Dien dapp're Kerkhervormer:
Een man, van God verwekt,
Ten Antichrist bestormer.
Buiten de, reeds beschreven, stukken, zyn nog de volgende, yder 1½ voet hoog en 2 voet breed, alle in lysten met glaazen: No. 1. Eene extra fraaije Buitenplaats; met al zyn Hekwerk, Tirassen, Geboomtens, Bloemperken, Bedden en Heerehuizing, van den Ryweg, waar op twee Boeren Karren ryden, te zien. (14) No. 2. Een dito, van gelyke schoonheid, meede van den Ryweg, waarop eene Chaise ryd, te zien. No. 3. Vertoont, een zeer uitvoerige, en kondig zinnebeeldige Zeeslag, tusschen de Hollandsche en Fransche Vlooten: vervaardigt op het Admiraalschap van Zyne Doorlugtige Hoogheid Willem Carel Hendrik Friso, Gl. Ged. No. 4. Eene fraaije Buitenplaats, even als de voorbeschreevene, mee twee Bruggen, meede van den Ryweg;, waar op eene Boeren Kar en Wagen ryd, te zien. No. 5. Eene zeer uitvoerige holle zee, waar op vyf, voor de fok lensende Scheepen, en een, het welk in Zee smoort. Nu volgen 3 kleener stukken. No. 1. Verbeeld het Dorp Maarsen aan de Vecht. No. 2. Is het Pourtrait van Z.D. Hoogheid W.C.H. Friso, Gl. Ged. No. 3. Een konstig Uitsnysel van boek- en kaartebladen. Nog ziet men in eene Laade: 15 zoo Snuif- als Tabaksdoozen, van gewoone groote, in wier deksels men, de volgende stukken, ziet, als: No. 1. In het deksel van eene ronde zwarte, Schildpadden Snuifdoos; in een leevend Zeetje, drie, voor den wind zeilende, Fregatten. No. 2. In het deksel van eene vierkante, Wortelhouten Snuifdoos, eene woedende Zee, met vier in gevaar zynde Scheepen. No. 3. Geschikt tot een deksel voor eene Tabakdoos, is, eene extra fraai uitgevoerende, Walvischvangst. (15) No. 4. In het deksel van eene vierkante, Zilveren Snuifdoos, een hol Zeetje, met vier Scheepjes. No. 5. In het deksel van een ronde Schildpadde Snuifdoos, een effe Zeetje, met vyf Scheepjes. No. 6. In het deksel van eene vierkante, papier Mache Snuifdoos, een leevend Water, met een Fregat, een Jacht en 6 andre Scheepjes; in 't verschiet een Stadgezicht. No. 7. Is, eene Schildpadden, met frans Goud beslagen, Snuifdoos, op de buiten zyde van het deksel, vertoonen zich twee, voor anker liggende Fregatten, en een zeilend Jacht, waar tegen binnen een pot met fraaije Bloemen; en binnen, in het deksel, twee, voor den wind zeilende, Fluiten, en een, ten anker liggend, Driemast Schip. No. 8. In het deksel van eene Houten, ingelegde Tabaksdoos, eene uitvoerige, Groenslandsche Visschery, met zes Scheepen, Sloepen en Walvisschen. No. 9. In het deksel van eene Compositie Snuifdoos, een stil Zeetje, waar in, een, ten anker leggend, Fluitschip, en twee zeilende Scheepjes: binnen in de doos, een schoon Binnewatertje met drie Vaartuigen, en eene Boere Schuit; in 't verschiet 2 Dorpgezichten. No. 10. In het deksel van eene vierkante, Wortelhouten Snuifdoos, een Zeetje, met acht Scheepen. No. 11. In het deksel van eene ronde. Schildpadden Snuifdoos, een Zeetje, met een, voor wind zeilend, Fregat, en zes andre Scheepen. | |
[pagina 55]
| |
(16) No. 16. In het deksel van eene vierkante, Wortelhouten Snuifdoos, een gecouleurd Zeetje, met vier Scheepjes. No. 13. In het deksel van eene ronde Zilveren Snuifdoos, een uitmuntend Gezicht, van een, naar Zee zeilend, Fregatschip, en vier andre Scheepjes; in 't verschiet een Zeehooft en Lichtbaak. No. 14. In het deksel van eene ronde, Schildpadden Snuifdoos, de Zeeslag op Doggerbank den 5 Aug. 1781. No. 15. In het deksel van eene vierkante, Houten Snuifdoos, eene verbolge Zee, waar in verscheide Scheepen op rotsen en klippen, schipbreuk lyden. No. 16. In het deksel van eene ronde, Schildpadden Snuifdoos, eene zeer uitvoerige Zee-actie. In dezelve Laade zyn acht, zoo Zilveren, als Gouden Ringen, waar in Zeetjes, met Scheepjes, zeer kleen, en echter schoon en uitvoerig. Nu volgt Eene Portefeulje, waar in de volgende, in Papier, konstig gesneeden, stukken, zyn leggende: No. 1. Een uitmuntende Schynbedrieger, vertoonende verscheide blaaden: in 't midden een almanaks kluchtblad. No. 2. Een A.B.C. Borderje. No. 3. Een klimmende Wynstok met druiven. No. 4. De Opstanding J.C. No. 5. Een fraaije Schynbedrieger, verbeeldende eenige, door elkander gelegde Kaarteblaaden, en een Tytel van den Italiaanschen Waarzegger. No. 6. De Lierreman van Callot. No. 7. Romulus, de Stichter van Roomen. No. 8. Het treuren America. (17) No. 9. Ludovicus Bierrier. No. 10. De Stieren van Basan. No. 11. Een konstig gesneeden Spinneweb. No. 12. Een Tabaktytel van den Palmboom. No. 13. De Monnik en 't Boere Meisje, of de natuurlyke geneegenheid. No. 14. Een Konstig gesneede Eertpoort, op vier Colommen, met zinnebeeldig bywerk. No. 15. Een Triomphboog, met de Wapens van Zyne Doorl. en Haare Kon. Hoogheden, met Cherubins; op den voorgrond, de Zang- en Speelkonst. No. 16. Een Praalboog, onafgewerkt. No. 17 a 18. Twee Konstig gesneeden, Voorschriften. No. 19. Een dito, kleen Schrift. No. 20. Een hangend Kleed, waar op de Wapens der Unie, en die van Nassauw en Pruisschen, booven eenen Oranjeboom. No. 21. Vier konstig gesneeden Kanten. No. 22. Een Bloemstuk, op een Tafel, in een Kanten lyst. Nu volgd den Tempel Salomons. De Geometrische proportie, of verkleende voetmaat, van dit Konststuk, is, als 1 teegens 400: De Orgineele Tempel was, vierhonderd maal langer, breeder, en hooger dan de deezen: dus zoude, naar het quadraat te reekenen, deezen kleenen Tempel, 40,000 maal, op den vlakken grondt des Tempels kunnen staan; want, dit kleen model, heeft, in zynen geheelen omtrek, 9 Rynlantsche voeten. - Deeze kleenen Tempel, is geheel van. zuiver, wit papier, uitgezonden de verciersels op de Capiteelen, de Basementen, en het Gereedschap enz. het welk, ten deele van vergult, ten deele van verzilvert, papier is. (18) Het Paradebed van Zyne Doorl. Hoogheid W.C.H. Friso, Gl Ged. Dit Konststuk is, eene juiste afbeelding van het Paradebed, met het Lyk van Zyne Doorl. Hoogheid, W.C.H. Friso, naar de naauwkeurige afbeelding, in den jaare 1752, door den Heer J. Punt uitgegeeven; zynde alles, van wit en zwart papier. Nog een extra ordinair schoon Fregat: zynde een Oost-Indieschvaarder, lang, oversteeven 10 duim, met alle deszelfs Rondhouten, staande en loopende Wand, met beslage Zeilen, geheel toegetuigt: alles van gecouleurt papier. Deeze drie stukken staan onde glaaze stolpen. Eene glaaze Kas, waarin een Hoeker en een Oorlogs Fregat. Een Zeegezigt in Couleuren, voor den Brandspiegel. Twee konstig gewrochte Oranjeboomen met Vrucht en Bloessem, in Kuipjes. ‘En eindelyk, drie gecouleurde, nog onvoltooide Scheepen, zynde deeze, de laatste Konstwerken van den Heere Jan Kopper. |
|