De Boekenwereld. Jaargang 6
(1989-1990)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |
MarginaliënHier en daar regenAls het weerbericht in Nederland ‘hier en daar regen’ voorspelt, betekent dat vrijwel altijd ‘hier zowel als daar’! De berichten uit en over de boekenwereld in Nederland vertonen daarmee dikwijls veelovereenkomst. Als we Elzevier van 4 maart 1989 moeten geloven, is de tijd van het boek zo ongeveer voorbij (o, en voorgoed voorbij). De ‘klassieke’ bibliotheek verdwijnt. Databanken, digitale en optische informatiedragers ‘worden net zo belangrijk als boeken’, heet het nog wel, maar wie verder leest ziet de bui al hangen. Aan de hand van vooruitziende blikken van enkele bibliothecarissen zien we het boek langzaam verdwijnen achter de beeldschermen. Daarbij kwam mij een aardig gedichtje in de gedachten: winterochtendlicht
verbleekt de beeldschermletters
het licht blijft over
De encyclopedie in dertig delen gaat verdwijnen en staat straks op één CD-rom. Op een optical disc kun je straks zo'n 200 boeken zetten en dan stop je die in een soort juke-box, waarin je wel 84 van die discs kwijt kunt (d.w.z. ongeveer 17.000 boeken in één juke-box). Met een goed on-line systeem zalhet zeker mogelijk zijn te bereiken, dat men die 17.000 boeken per juke-box thuis zal kunnen ‘lezen’. Men behoeft zich dan niet meer door onze steeds ontoegankelijker steden naar een universiteitsbibliotheek te manoeuvreren teneinde de begeerde teksten te bereiken. We zullen zelfs niet meer met elkaar behoeven te praten. Eenvoudig knopjes bedienen enhet gewenste boek staat voor je, open op de gewenste pagina, in de gewenste kleur en op gewenste grootte. Bibliothecarissen zullen nauwelijks nog nodig zijn; één voor zeventien stoelen zal al voldoende zijn en die ene moet dan liefst geen belangstelling hebben voor boeken. Hij/zij moet manager zijn. Ook de gebouwen zullen kleiner worden, want de leeszaal, cataloguskamer, handboekenen bibliografieënzaal, zij zullen overbodig worden. Zelfs de kantine zal kunnen verdwijnen, want men kan thuis, zelfs in de keuken of in bed zo men wil, 17.000 boeken per juke-box opzoeken en lezen. In Boekblad van 10 februari 1989 hadden we net het hoopvolle bericht achter de rug, dat, danzij de acties van de uitgevers tegen het klandestien overnemen van teksten in readers, de verkoop van boeken die ‘totaal niet meer liepen’, plotseling weer aantrok. ‘Sommige boeken zijn zelfs helemaal uitverkocht’ juicht de schrijver, alsof je dat in deze tijd haast niet meer meemaakt. Terwijl toch vooral vroeger nog fondscatalogi verschenen met titels die, 30 tot 50 jaar oud, nog steeds leverbaar bleken en juist in onze tijd veel titels al na korte tijd ‘uitverkocht’ worden gemaakt door de resterende voorraad te vernietigen of aan de lompenhandel te verkopen, waar actieve antiquaren deze ‘schatten’ dan weer opdiepen (zoals met het beste deel van de oude voorraad van uitgeverij Martinus Nijhoff gebeurde). Ook Elsevier heeft, naar men zegt, eind 1984 ca. 100.000 boeken vernietigd, althans daartoe opdracht gegeven.... Helemaal gelukt is het blijkbaar niet, daar er volgens Boekblad nog steeds ‘vernietigde’ boeken op de markt schijnen te zijn. En intussen groeit het aantal boekhandels, vooral tweedehandsboekhandels en antiquariaten. En intussen beleefden we een uiterst succesvolle 10de Europese Antiquarenbeurs, waar de omzet vergeleken met 1988 met ruim 100% toenam, terwijl de pers aan dit evenement minder aandacht besteedde dan ooit tevoren! Ook tijdens deze beurs, ruim en uitstekend ingericht in het RAI-Congrescentrum, bleef het, ondanks de fraaie omzet ‘hier en daar regen’. De klacht die toen door menig antiquaar werd verwoord, namelijk dat catalogi en aanbiedingslijsten op universiteitsbibliotheken steeds minder goed gelezen lijken te worden, wordt sindsdien alleen maar veelvuldiger gehoord en becommentariëerd. Het vrijwel ontbreken van bibliothecarissen onder de vele bezoekers aan deze beurs, was eveneens opvallend. Bij navraag blijkt meestal dat het belangrijkste argument om thuis te blijven is: geen geld. Maar, denk ik dan, je kunt toch ook zonder geld nieuwsgierig zijn naar wat de markt te bieden heeft en je wil toch bijblijven op het gebied van assortiments- en prijsontwikkeling. Laat men het in Nederland niet dikwijls te veel bij klagen over ‘geen geld’ en verwijten richting overheid? Toch zou men, indien men wilde, vanuit de bibliotheekwereld best eens een poging kunnen doen om via ‘fundraising’ bepaalde kostbare stukken die voor de Nederlandse (Europese) cultuur en/of de Nederlandse wetenschappelijke wereld van belang zijn, te verwerven. In mijn vorige bijdrage heb ik beloofd deze keer te berichten over een goed voorbeeld van zo'n actie. Welnu, wat hier volgt laat, hoop ik, duidelijk genoeg zien wat ik bedoel. Toen ik in 1975 de particuliere verzameling van Lucien Scheler, gewijd aan de Commune van 1871, verwierf, kon ik snel daarna ervaren hoe men elders op vindingrijke wijze een te mager budget weet aan te vullen en hoe Nederland daardoor de boot mist. De collectie waarover ik spreek, bevatte behalve boeken en tijdschriften, tevens vele brieven, tekeningen, posters e.d. en het accent lag op de communards die na 1871 werden verbannennaar Nieuw Caledonië en het Île des Pins (een eiland vlak bij Nieuw Caledonië). Zo bevatte de collectie o.a. originele tekeningen van Louise Michel, gemaakt tijdens de zeereis naar haar verbanningsoord en tijdens haar verblljf in het concentratiekamp in Numbo op het schiereiland Duco, tegenover de stad Nouméa. | |
[pagina 109]
| |
Wie enigszins bekend is met het leven van deze bijzondere vrouw, weet, dat één van haar meest opvallende eigenschappen was, dat zij de kunst verstond te allen tijde van de nood een deugd te maken. Zij had een bijzonder talent om van elke tegenslag een meevaller, van elke zwakte een sterkte te maken. En toen zij dan ook hoorde, dat zij werd verbannen naar Nieuw Caledonië, vatte zij onmiddellijk het plan op om er een studiereis van te maken. Zij wilde onderzoek doen naar planten, naar leefgewoonten van de inlandse bevolking; zij maakte plannen voor een schooltje voor de kinderen van de gevangenen (waarbij zich later ook kinderen van Kanaken zouden voegen). Zij beschikte over een ongekende energie, een rijke fantasie, een onvermoeibaar optimisme. Zij voorspelde de ontwikkeling van radio en televisie, van luchtvaartuigen die de maan zouden bereiken, kortom ztj geloofde in de vooruitgang van de menselijke samenleving, zij geloofde in de mens, in de vrije mens, in de mens die niet wordt gehinderd door wetten, maar slechts in zijn handelen beperkt wordt door de zelf gekozen restricties die een samenleving natuurlijkerwijze doet ontstaan. Dat de weg die nog te gaan is alvorens dat anarchistisch ideaal werkelijkheid zal worden, lang is, beseft zij. ‘L'aube viendra un jour, mais les heures qui la précèdent sont les plus noires de la nuit’. De communards die in Nieuw Caledonië bij haar in het kamp terecht kwamen, ondergingen haar invloed en er ontstond een subcultuur binnen de kampen van een ongelofelijk positief karakter. En niet alleen waar Louise Michel gevangen zat. Ook op het Ile des Pins werden eigen krantjes gedrukt, er werden theatervoorstellingen georganiseerd, er was zelfs eigen briefpapier met in het briefhoofd een gezicht op Nouméa, waarop men naar huis kon schrijven. In een eigen drukkerij met een steendrukpers werden posters voor theatervoorstellingen gemaakt en geïllustreerde bladen. Zo verscheen Le Raseur Calédonien van 4 februari tot 22 april 1877, gevolgd door Les Veillées Calédoniennes van 7 juni tot 5 juli 1877. De bezitter van de steendrukpers was Aug. H. Mourot die helaas zijn pers moest afgeven toen in Les Veillées Calédoniennes een gedicht verscheen, dat de kampleiding te zeer mishaagde. De verzameling van Lucien Scheler bevatte naast deze bijzondere titels verder brieven van J.B. Clement, Treillard, R. Rigault, Roselli-Mollet, A.A. Assi, Louise Michel, E. Varlin, Lissagaray, Amoureux, Cluseret, e.a. Daarnaast was er o.a. een ontwerptekening voor een herdenkingsmonument op het kerkhof van Uro (Ile des Pins) dat later is uitgevoerd en nog bestaat. Stuk voor stuk ontroerende documenten. Hierbij bevond zich o.a. ook een eerste opzet voor een gedicht Aux Morts van Louise Michel, opgedragen aan Sarah Bernhardt en van vele tekstwijzigingen en correcties voorzien. Het manuscript van Louise Michels roman La fille du fusillé, één van de vele romans die zij schreef om in haar levensonderhoud te voorzien. Dat levensonderhoud bleef haar hele leven een probleem, vooral omdat zij, zodra zij over enig geld kon beschikken, vrijwel alles weggaf aan mensen die het volgens haar harder nodig hadden. Weken moest zij later, terug in Parijs, binnenshuis blijven, omdat zij al haar kleren, op een onderjurk na, had weggegeven. De papieren die uit de handen zijn gekomen van zo iemand te kunnen en mogen hanteren, is een voorrecht dat de antiquaar slechts met weinigen deelt. Het geeft ons beroep een extra dimensie, die me altijd zal blijven boeien en emotioneren. Maar ook gedrukte stukken kunnen zo'n bijzondere emotie oproepen. Zo bevond zich in deze collectie de Liste des prisonniers faits par l'armée de Versailles depuis 18 mars 1871. Een lijst die in feite bestaat uit elf lange lijsten die uiteraard nooit in de handel zijn geweest. Kortom, een verzameling van uitzondelijk gehalte, waarvoor toentertijd helaas in Nederland geen belangstelling kon worden gevonden onder de grote bibliotheken. En hoe graag had ik zo'n verzameling naar het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis zien gaan! We besloten de collectie tentoon te stellen. Er werd een poster gedrukt, advertenties werden geplaatst, maar al onze inspanningen hielpen niet veel. Slechts een paar mensen kwamen kijken, waaronder één bibliothecaris. We raakten behoorlijk gefrusteerd en ontmoedigd door deze ontwikkeling, die we totaal niet verwacht hadden. Gelukkig kreeg toen, via mijn vriend de antiquaar Charles Blackburn, een historicus/bibliothecaris uit Nieuw Caledonië, lucht van deze unieke collectie en prompt werd er in Nouméa in alle kranten een beroep gedaan op de bevolking om geld te storten om de aankoop van deze collectie mogelijk te maken. Men noemde het de ‘Opération Amsterdam’. Wij begonnen met 10% van de vraagprijs als startkapitaal in die pot te doen en binnen drie maanden had men het resterende bedrag bijeen. Ik denk, dat dit een goed voorbeeld is van een actieve en vindingrijke bibliothecaris, die slechts over een miniem budgetje kon beschikken en nooit aan zo'n aankoop ook maar had kunnen denken als hij zich tot dat budget had moeten beperken. En zo keerden vele brieven, tekeningen en gelithografeerde tijdschriftjes terug naar de plaats waar zij ooit ontstonden. Een gebeurtenis die me altijd met grote dankbaarheid is blijven vervullen, maar hoeveel groter zou mijn voldoening zijn geweest als ik deze unieke collectie in Nederland had kunnen plaatsen. Waarom, zo vraag ik mij dikwijls af, zou zoiets in Nederland niet mogelijk zijn? Er waren tijdens de 10de Europese Antiquarenbeurs diverse topstukken, unica voor Nederland, waarvoor het de moeite waard zou zijn geweest een dergelijke actie (via radio, televisie, pers, etc) op touw te zetten. Boeken die voor de Europese geschiedenis, voor de ontwikkeling van het politieke denken ook in Nederland, van doorslaggevende betekenis zijn geweest en waarvan geen exemplaar in Nederland aanwezig is, zouden op die manier toch verworven en geplaatst kunnen worden in één van onze openbare wetenschappelijke bibliotheken. Initiatieven van deze aardGa naar eind1. zouden een stimulerende en motiverende invloed kunnen hebben op de mensen die in onze wetenschappelijke bibliotheken werken. Het zou tevens een duidelijk signaal naar het publiek zijn, dat men alert is op wat de markt aan onverwachte schatten te bieden heeft. Belangrijke ge- | |
[pagina 110]
| |
schriften die nu een plaats elders op de wereld vinden, zouden hier gehuisvest kunnen worden, en daar is niets op tegen, al misgunt niemand bibliotheken elders op de wereld zinvolle aankopen. Elk waardevol boek gaat uiteindelijk daarheen waar er belangstelling voor is en waar die belangstelling sterk genoeg is om inspirerend te werken op een gemeenschap waarvoor zulke stukken worden verworven en geconserveerd. Alleen maar klagen over geen geld doet ons verzanden in een Jan Salie-geest. Waar geen geld is, moet men mensen motieveren die dat geld ter beschikking kunnen en meestal ook willen stellen, mits zij er maar op redelijke wijze bij betrokken worden. Ik zou een ontwikkeling toejuichen die ertoe zou leiden, dat een veelgroter deel van de bevolking actief betrokken zou raken bij ons gemeenschappelijk boekenbezit. Anton Gerits |
|