kig was het directoraat intussen op voortreffelijke wijze waargenomen door de afdelingsbibliothecaresse mr. E.G. Meihuizen, een intelligente, geestkrachtige vrouw. In het vervolg zou zij mijn rechterhand worden en mijn plaatsvervangster bij
afwezigheid.
Gedurende het verdere verloop van de oorlog hebben Berg en zijn vrouw rustig in Hilversum gewoond. Eenmaal is hij door de bezetter bedreigd met gedwongen werk in plantsoenen, maar dat heb ik hem gelukkig weten te besparen.
De medewerker waarmee ik in het grootste deel van mijn bibliotheektijd het nauwste contact heb gehad, was de afdelingsbibliothecaris mr. H.F. Wijnman. Deze alweter beschikte over een encyclopedische kennis (hij was de voornaamste medewerker van de beroemde zesde druk van de ‘Winkler Prins’) en daarin liet hij anderen graag delen. Van huis uit ging zijn belangstelling vooral uit naar genealogie. Gaandeweg verdiepte hij zich in talloze andere onderwerpen die met biografie en bibliografie te maken hebben, zoals het leven van Rembrandt en Albert Magnus, de Ethiopische typografie, de Emdense drukkers enz. enz. Wijnman verstond de kunst op de meest platgetreden paden kostbare stenen te vinden, hetzij door nieuwe archiefvondsten, hetzij door herinterpretatie van misverstane teksten.
Hij bewerkte D'Ailly's Historische gids van Amsterdam en maakte er een nieuw boek van met tienduizenden feiten, van de eerste tot de laatste regel exact. Zijn laatste publicatie, de kroon op zijn werk, waren de uitvoerige beschrijvingen van de huizen aan de Keizersgracht in de door het Genootschap ‘Amstelodamum’ uitgegeven herdruk van Caspar Philips' Grachtenboek.
Op de bibliotheek was Wijnman de opvolger van Mehler als beheerder van de ‘Piersonkamer’. Ook besteedde hij veel aandacht aan de verwerving van antiquarische boeken, waarbij de ‘singuliere’ hem het meest aantrokken. Wat Fruin over Bakhuizen van den Brink zei, kan ik van Wijnman getuigen: ‘ik heb zijns gelijke nooit ontmoet’.
Ouderen onder u zullen zich misschien het hoofd van het Uitleenbureau, P. Oosterbaan, herinneren. De veel misbruikte uitdrukking ‘the right man on the right place’ was op hem bij uitstek van toepassing. Begaafd met een natuurlijk overwicht en veel overtuigingskracht kon hij uitstekend met het rijkgeschakeerde publiek van hoog tot laag omgaan. Strikt rechtvaardig als hij was, handhaafde hij de regels maar bezat de tact op zijn tijd uitzonderingen te maken. Bovendien liet hij de bezoekers gulhartig delen in de fenomenale bibliografische kennis, die hij zich verworven had. Talrijk zijn de proefschriften waarin in de voorrede dank betuigd wordt aan de voorlichting van de heer Oosterbaan. Ieder die hem nader gekend heeft, weet welk een edel mens hij was.
In scherpe tegenstelling tot de bescheiden, rustige Oosterbaan stond zijn collega Ernst van der Linden, een exuberante, ietwat ruige figuur. Lezers van dit tijdschrift zullen zich hem ongetwijfeld herinneren van de boekenveilingen, waar hij zijn vaste plaats had en nooit ontbrak. Hij kocht voor de Amsterdamse UB, vanouds actief in antiquarische aankopen, voor andere bibliotheken en instellingen en voor particulieren. In de wereld van het antiquariaat was hij geëerd en tevens gevreesd als de man met het stalen gezicht, die nooit van tevoren liet blijken of hij in een bepaalde kavel geïnteresseerd was en evenmin, als hij bood, hoever zijn bod zou gaan.
Op de UB was hij belast met het beheer van de medische studiezaal en van de rijke bibliotheek van de Koninklijke Maatschappij ter Bevordering van de Geneeskunst. De grote catalogus van deze vrijwel volledige verzameling van Nederlandse medische boeken was zijn werk. Deze ongemakkelijke, temperamentvolle man was voor zijn vrienden, waartoe ik behoorde, een hartelijke kameraad, altijd tot helpen bereid.
Noem ik tenslotte nog een figuur die achter de schermen werkte: de administratrice Dorothea van Loevezijn. Jarenlang heeft zij de financiën van de UB op voortreffelijke wijze verzorgd. Onafhankelijk, vol vuur, heftig in haar voorkeuren en vooral in haar aversies, was zij een vrouw ‘duizend mannen te erg’. De instelling die zij diende, was zij toegedaan met grote toewijding en onwankelbare trouw.
Ziehier enkele van de vele bibliotheekmensen die ik op Singel 421 ontmoet heb en met wie ik op vriendschappelijke wijze samenwerkte. Het waren ontmoetingen waar ik dankbaar voor ben.