| |
| |
| |
Herman de la Fontaine Verwey 1903-1989
J.F. Heijbroek
Een week voor Kerstmis overleed op 85-jarige leeftijd de oud-bibliothecaris van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek, prof. mr. H. de la Fontaine Verwey. Zijn leven lang heeft hij zich ingezet voor de bestudering van de boekgeschiedenis. In tal van besturen, zoals die van de Nederlandsche Vereeniging van Bibliothecarissen, de Paper Publications Society en het Genootschap Amstelodamum vervulde hij bestuursfuncties. Bovendien stond hij aan de wieg van verschillende boekentijdschriften zoals Folium, Quaerendo en De Boekenwereld. Bekend was dat hij niet alleen het Nederlandse, maar vooral ook het Franse antiquariaat een warm hart toedroeg. Dat laatste had naar alle waarschijnlijkheid met zijn afkomst te maken.
Volgens de genealogie stamt de familie De la Fontaine Verwey af van een Hervormde burgemeester die in de vijftiende eeuw Valenciennes bestuurde. Vermoedelijk al voor de Bartholomeusnacht (1572) verhuisden de De la Fontaines naar de Republiek, waar ze sindsdien, generatie op generatie, hebben gewoond en waar de Verwey's in de familie kwamen. Herman de la Fontaine Verwey werd geboren in 1903 te Hilversum en groeide daar met zijn twee jongere zusjes op. Al op jeugdige leeftijd mocht hij rondsnuffelen in de historische boekerij van zijn grootvader, die hoofd van een kweekschool was. Na het gemeentelijk gymnasium in Hilversum te hebben doorlopen, ging hij rechten studeren aan de Universiteit van Amsterdam. In zijn studententijd bekleedde hij enkele bestuursfuncties en maakte hij van oktober 1923 tot eind 1925 deel uit van de redactie van het studentenweekblad Propria Cures, waarin hij regelmatig het Feuilleton en de Literaire Kroniek schreef. Vooral de Franse literatuur lag hem na aan het hart. In die zelfde jaren was ook Menno ter Braak redacteur van Propria Cures. Deze schreef toneel- en filmkritieken en verder, onder diverse pseudomiemen, in vrijwel alle andere rubrieken.
Na zijn afstuderen werkte De la Fontaine Verwey enkele maanden als volontair bij de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek. Eind 1928 vertrok hij naar het noorden van ons land, waar hij tot conservator bij de Groningse Universiteitsbibliotheek was benoemd. Naast reguliere werkzaamheden, zoals het verschaffen van inlichtingen en het bijhouden van de systematische catalogus, was hij o.a. belast met het aankopen van Franse boeken. Het Franse antiquariaat kende hij als geen ander; niet alleen Parijs maar ook Lyon en andere universiteitssteden bezocht hij regelmatig. In een bijdrage aan het Nieuwsblad voor den Boekhandel uit 1934 schrijft hij: ‘Maar het hart van denboekhandel klopt in Parijs op de “rive gauche”, in den omtrek van de Sorbonne, vanouds de boekenwijk, en vooral in de drukke, volkrijke buurt tusschen de Seine-kaden en Saint-Germain-des-Prés. Wie langs de kaden en in de smalle, bochtige straten ronddwaalt, zal menigmaal met verbazing blijven staan voor een kleinen, omanzienlijken winkel prijkend met een in de boekenwereld vermaar-
H. de la Fontaine Verwey in 1986. (Foto Ger Dijkstra & Zn. B.V.).
| |
| |
den naam. Gaat men binnen, dan betreedt men een donkere ruimte, waarvan de wanden en dikwijls een groot gedeelte van den vloer verborgen zijn door, naar onzen smaak soms zeer wanordelijke, stapels, waarachter de boekhandelaar, soms ook de bediende gezeten is. Alle attributen van onze moderne tijd ontbreken hier en het licht is spaarzaam. Wat boekenstof is en hoe boeken ruiken, kan men nergens beter leren...’ Het kan geen toeval zijn dat De la Fontaine Verwey in die tijd met de gedachte speelde zelf een boekhandel in Parijs te beginnen. Een geschikt pand had hij al uitgezocht en een naam voor die zaak waarde reeds door zijn hoofd. Het is er niet van gekomen. En dat was misschien maar goed ook. Dat hij een kenner was van het oude boek staat vast, maar of hij ook het zakelijke inzicht had voor zo'n winkel, valt te betwijfelen. Op zijn zwerftochten langs de Parijse antiquariaten kwam hij in de jaren dertig in contact met Paul Jammes (1890-1983). De librairie Paul Jammes is al sedert 1925 gevestigd in de Rue Gozlin nr. 3 en bevindt zich nog steeds in hetzelfde pand op een steenworp afstand van de église van Saint-Germain-des-Prés. In deze zaak kwam De la Fontaine Verwey tenminste eenmaal per jaar. Niet alleen met ‘vader Jammes’ maar ook met diens vrouw en kinderen ontstond een hechte vriendschap.
In de jaren dertig kon De la Fontaine Verwey eigenlijk niet buiten de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek en de antiquariaten in de hoofdstad. Daarom bezocht hij ze zo vaak als hij kon. Later schreef hij erover: ‘Daar deed ik meer boekenkennis op dan in bibliotheken. Veel leerde ik van Menno Hertzberger, toen de “prins” van de oude boekhandel, van dr. Abraham Horodisch, even wijs als geleerd, die in 1934 zijn vermaarde boekhandel “Erasmus” opende, en van vele mindere goden’. Regelmatig bezocht hij het Arnhemse antiquariaat van de familie Israel. Vooral met de oudste zoon Salomon, die een eigen zaak had geopend aan de Leidsestraat in Amsterdam, raakte De la Fontaine Verwey goed bevriend. Zijn boekwinkel had veel weg van het 19de-eeuwse Franse antiquariaat, dat door Anatole France in zijn jeugdherinneringen wordt omschreven als een ‘librairie à chaise’. ‘“Saal was een boekenkenner wiens intuïtie even onfeilbaar was als zijn enthousiasme aanstekelijk. Daarvan konden de liefhebbers getuigen die geregeld omstreeks het middaguur in zijn winkel kwamen om de nieuwste aanwinsten te keuren. Tot de vaste bezoekers behoorden de singuliere Paul Auerbach, de man die bezeten was van de Griekse typografie, de altijd geagiteerde advocaat mr. Freke van Hattum, hartstochtelijk verzamelaar van Nederlandse topografie en oude liedboeken, de serene magistraat mr. Bas Kist, minnaar van Daumiers prenten, en vele anderen”. Bij Salomon Israel, die ongeveer even oud was als De la Fontaine Verwey, leerde hij de jongere broers Max en Nico kennen, thans gerenommeerde antiquaren. In de zaak aan de Leidsestraat kreeg hij eens een in kalfsleer gebonden foliant onder ogen met een, volgens De la Fontaine Verwey, “onbegrijpelijke titel en daaronder de kapitalen H.N.” Weet je wat dat betekent?’, vroeg Salomon Israel uitdagend. Ik wist het niet, hij wel: Hendrik Niclaes, de stichter van
het Huis der Liefde. Deze uitdaging had tot gevolg, dat ik mij grondig ging verdiepen in de geschiedenis van het Huis der Liefde’. Aan zijn contacten met Salomon Israel kwam een tragisch einde, toen de Duitse bezetter hem op zijn vlucht naar Zwitserland in Brussel arresteerde en ‘Saal’ nadien niet meer terugkeerde.
In 1941 werd De la Fontaine Verwey gevraagd de leiding van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek op zich te nemen. Omdat de toenmalige bibliothecaris, dr. J. Berg, die getrouwd was met een joodse vrouw, zich niet meer veilig voelde en plotseling vertrokken was, werd de Groningse conservator dringend verzocht naar Amsterdam te komen opdat de instelling niet in N.S.B.-handen zou komen. Hoe de bibliotheek in de oorlogsjaren functioneerde en hoe enkele malen actie ondernomen moest worden om de Duitse bezetter en zijn handlangers buiten de deur te houden, heeft De la Fontaine Verwey beschreven in enkele afleverigen van de serie ‘Herinneringen van een bibliothecaris’ in De Boekenwereld. Tijdens de bezetting hebben verschillende particuliere collecties een onderkomen gevonden in de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek. Zo werd daar bijvoorbeeld de literaire nalatenschap van de in 1936 overleden schrijver J. Slauerhoff bewaard. Met een grote besluitvaardigheid heeft De la Fontaine Verwey er na de oorlog voor gezorgd dat de collecties, die door de Duitsers in beslag warengenomen, waaronder een deel van de unieke
| |
| |
Een van de twee propagandaprenten van het Huis der Liefde die De la Fontaine Verwey, naar aanleiding van één van zijn colleges, kon verwerven voor de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek.
Bibliotheca Rosenthaliana, weer in de Universiteitsbibliotheek werden teruggebracht. Alleen de verzameling occultisme en spiritisme, die indertijd aan de U.B. in bruikleen was gegeven, is nooit teruggevonden.
In de ruim 25 jaren dat De la Fontaine Verwey de Universiteitsbibliotheek leidde, deed hij menige spectaculaire aankoop. Hij nam met grote accuratesse de binnengekomen antiquariaatscatalogi door en ook op veilingen liet hij zich niet onbetuigd. Zelf bood hij vrijwel nooit; dat liet hij over aan zij medewerker Ernst van der Linden of aan een bevriende antiquaar. Veel 16de-eeuws materiaal, zoals de zeer bijzondere uitgaven van het Huis der Liefde, diverse volksboekjes en een keur aan atlassen werden aan de collectie toegevoegd. Ook reeds bestaande collectieonderdelen, zoals de indertijd door C.P. Burger jr. aangelegde verzameling Amsterdamse drukken en reisbeschrijvingen, kon hij met een groot aantal zeldzame werken aanvullen. Door zijn goede contacten en zijn legendarische zesde
| |
| |
zintuig voor het ontdekken van unieke exemplaren wist hij menige typografische witte raaf en soms zelfs hele collecties, zoals de bijna complete vooroorlogse produktie van de Londense The Nonesuch Press, te verwerven. Ook clandestiene drukken uit de laatste wereldoorlog hadden zijn warme belangstelling. Al tijdens de oorlog is De la Fontaine Verwey begonnen met het verzamelen van dit meestal onder de toonbank verkochte drukwerk. Een van de belangrijkste leveranciers was de Amsterdamse boekhandelaar en uitgever A.A. Balkema, met wie hij na de oorlog verschillende precieuze boekjes heeft gemaakt.
In 1953 werd De la Fontaine Verwey benoemd tot bijzonder hoogleraar in de wetenschap van het boek en de bibliografie vanwege de Dr. P.A. Tiele-Stichting; negen jaar later is deze leerstoel overgenomen door de Universiteit van Amsterdam. Naar zijn colleges kwam een gemêleerd gezelschap. Onder zijn gehoor had De la Fontaine Verwey aanvankelijk niet alleen studenten en medewerkers van de universiteit, maar ook een aantal antiquaren. De colleges vonden plaats in het bibliotheekgebouw en handelden over allerlei aspecten van het boek. Op zijn eerste college zette hij uiteen wat hij onder de wetenschap van het boek verstond. ‘Het is’, aldus De la Fontaine Verwey, ‘het geheel van wetenschappen, onderdelen van wetenschappen en technieken, die het geschreven of gedrukte boek tot object hebben’. Daartoe behoren de bibliografie in engere zin (d.w.z. de beschrijvingen van het boek), de geschiedenis van het papier en de watermerken, de lettertypen, de versiering en illustratie, de boekband, de geschiedenis van de drukkers, uitgevers, boekhandelaren enz., de geschiedenis van de boekdruk, uitgeverij en boekhandel als economisch bedrijf, de bestudering van het gedrukte boek met het oog op de geschiedenis van de tekst (van groot belang voor de literatuurstudie) en de kennis van de grafische technieken en de esthetica van het boek. ‘De resultaten van het onderzoek op alle genoemde gebieden’, zo betoogde De la Fontaine Verwey op zijn openingscollege, ‘vormen de bouwstoffen voor de wetenschap van het boek; omgekeerd krijgen al deze, vaak onbelangrijk schijnende onderdelen meer betekenis, meer perspectief, meer reliëf, omdat zij deel uitmaken van, ingeschakeld zijn in een groter geheel’. De colleges die hij tijdens zijn eerste cursusjaar (1954-1955) gaf, handelden over ‘de wereld van het boek in de 15de eeuw en de verschijning van het gedrukte boek in die wereldde grootste verandering, die er ooit op dit
gebied plaats gevonden heeft, de “tweede bevrijding van de mensheid” zoals Luther het genoemd heeft’. Ter ondersteuning van zijn betoog bracht De la Fontaine Verwey iedere keer een stapel boeken mee. Aan de hand van die voorbeelden behandelde hij de hiervoor genoemde themata uit de boekgeschiedenis. De eerste vijf jaren lag de nadruk vooral op de 16de eeuw. Hoewel de stof van zijn colleges ‘moeilijk’ was, slaagde hij er steeds weer in een flinke schare toehoorders te trekken. Een van de antiquaren die regelmatig de colleges bezocht, zei erover: ‘Waar komt het voor dat je zelf kennis gaat halen, die je daarna in klinkende munt kunt omzetten?’ Eens legde De la Fontaine Verwey op een college enige fragmenten van twee allegorische prenten voor die betrekking hadden op de 16de-eeuwse spiritistische beweging Het Huis der Liefde. Deze incomplete exemplaren waren eigendom van de Doopsgezinde Bibliotheek. ‘De volgende dag’, zo schreef De la Fontaine Verwey in één van zijn ‘Herinneringen’, ‘verscheen een van mijn medewerkers, met wie ik sinds lang nauwe betrekkingen onderhield, met een rol papier waaruit tot mijn stomme verbazing twee puntgave propagandaprenten van het Huis der Liefde te voorschijn kwamen. Het bleek, dat hij deze prenten al jaren in zijn bezit had. Hij had ze gevonden op een veiling in Den Bosch in een “lot” met topografische prenten. De laatste had hij bij zijn verzameling gevoegd, maar de onbegrijpelijke symbolische bladen terzijde gelegd. Een pikante bijzonderheid was, dat deze ketterse prenten afkomstig waren van de adellijke, zeer katholieke familie Van Hugenpoth tot den Beerenclaauw’. Beide prenten konden door de Universiteitsbibliotheek verworven worden.
In de tijd dat hij conservator was in Groningen publiceerde De la Fontaine Verwey weinig. In 1933 verscheen een vrij uitvoerige studie in het Rechtsgeleerd Magazijn getiteld ‘Een paladijn der rechtswetenschap Petraz̆ycki (1867-1931)’; het jaar daarop schreef hij in Den Gulden Winckel een artikel over ‘Barthou als bibliophiel’ en een boekbespreking van Maurice Escoffier, Le
| |
| |
mouvement romantique. Essai de bibliographie synchronique et méthodique. Deze recensie besloot hij met de woorden: ‘Gelukkig het land, dat zijn letterkunde als onbetwistbaar nationaal domein beschouwt, dat zijn boeken niet op den brandstapel werpt, maar eerbied heeft voor “Messieurs les livres”’.
Vanaf ca. 1940 publiceerde De la Fontaine Verwey een vrijwel ononderbroken stroom artikelen in zeer uiteenlopende boeken en tijdschriften. Deze kwamen min of meer als volgt tot stand: Tijdens zijn loopbaan als bibliothecaris nam hij vele duizenden antiquariaatscatalogi door en had daarbij een feilloos geheugen voor specifieke uitgaven, drukvarianten, boekbanden e.d. Interessante informatie die hij in boeken, artikelen, antiquariaats- en veilingcatalogi vond, stopte hij in dossiers en zo verzamelde hij, bijna ongemerkt, steeds meer materiaal over allerlei onderwerpen. Wanneer hij voldoende gegevens bij elkaar had om, zoals hij het noemde, een ‘goed verhaal’ met een kop en een staart te maken, zette hij zich aan het schrijven. Vaak legde hij tijdens zijn colleges, op lezingen en in gesprekken met collega's zijn denkbeelden voor en profiteerde dan van de op- een aanmerkingen. Verschillende van zijn ‘opzetjes’ voor artikelen heeft hij uitgeprobeerd tijdens zijn spreekbeurten voor Non Pareil, een debating club, die hij samen met enkele geestverwanten naar analogie van de Engelse Double Crown Club had opgericht. In dit selecte gezelschap, dat genoemd is naar een drukletter, zaten coryfeeën uit de uitgevers- en de bibliotheekwereld. Tot de oprichters behoorden o.a. de typografen Jan van Krimpen en Sem Hartz, de schrijver J.W.F. Werumeus Buning, de ‘lettermonomaan’ notaris H.A. Warmelink, de Haagse boekhandelaar L. Boucher en de antiquaar Nico Israel. De laatste werd aanvankelijk beschouwd als een ‘vreemde eend in de bijt’, maar De la Fontaine Verwey heeft het steeds opgenomen voor het antiquariaat. Een aantal van zijn wetenschappelijke artikelen is na zijn emeritaat, in 1975, gebundeld onder de titel Uit de wereld van het boek. Drie delen zijn thans verschenen en uitgegeven door zijn vriend, de antiquaar Nico Israel. Een vierde en vermoedelijk laatste
deel is in voorbereiding. Dikke boeken schreef hij nooit. Wel was hij ver gevorderd met een eerste concept van een studie over Het Nederlandse Boek en een schets van de geschiedenis van het antiquariaat in ons land, maar beide boeken bleven onvoltooid.
De afgelopen vijf jaren schreef hij in De Boekenwereld een reeks ‘Herinneringen van een bibliothecaris’ die een fascinerend beeld geven van de merkwaardige avonturen die hij met ‘zijn’ boeken bleefde. Voordat hij de redactie benaderde met het verzoek of zij geïnteresseerd was in zijn ‘Herinneringen’, had hij een soort proefbalonnetje opgelaten in het boek Theologie in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. In zijn bijdrage aan deze afscheidsbundel voor dr. Simon Verheus (voormalig conservator van de kerkelijke collecties van de U.B.) schrijft hij over ‘zijn carrière als bibliothecaris: van Groningen naar Amsterdam; de bevrijding en de jaren daarna; tenslotte de jaren vijftig en zestig’. In gesprekken met de redactieleden van De Boekenwereld vertelde De la Fontaine Verwey dat hij onderwerpen had voor zo'n veertig stukjes, waarvan hij er dus 21 heeft kunnen publiceren. Tot op zijn ziekbed is hij er, mede door de enthousiaste reacties, mee doorgegaan. Dr. E. Braches schreef in dit verband in Folia: ‘Zijn belangstelling voor de wereld van het boek in de ruimste zin bleef tot op de laatste dag onverflauwd. Zijn inzet voor mensen was een inspiratiebron. Op een leeftijd waarop anderen de kracht tot werken ontvallen is, bleef hij de kracht vinden om te inspireren, moed te geven, door zijn voorbeeld aan te vuren tot werk op het rijke veld dat hij bleef ontginnen, al groeide het besef dat zijn fysieke gezondheid niet meer zou toelaten dat zijn onvermoeibare geest de oogst van zijn bestaan geheel binnenhaalde’. Enkele maanden voor zijn dood gaf De la Fontaine Verwey te kennen dat hij zijn ‘Herinneringen van een bibliothecaris’ graag in boekvorm wilde publiceren. Die wens zal, zij het postuum, in vervulling gaan. Momenteel worden voorbereidingen getroffen om deze Herinneringen te bundelen, tezamen met
enkele elders gepubliceerde stukken van zijn hand, die ook het karakter van memoires rond de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam hebben. Veel lezers van De Boekenwereld zullen de bijdragen van De la Fontaine Verwey missen. Maar ook het personeel van de U.B. zal zijn oud-bibliothecaris missen. Op de crematie in Westerveld herdacht zijn leerling drs. A.R.A. Croiset van Uchelen de ‘door het personeel van hoog tot
| |
| |
Paul Jammes (1890-1983), één van de Parijse boezemvrienden van De la Fontaine Verwey, in zijn antiquariaat Rue Gozlin nr. 3. Deze opname maakt deel uit van een serie foto's, die André Kertész in 1963 van deze markante zaak maakte. Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de boekwinkel van Paul Jammes in 1975 is de serie foto's van Kertész in een beperkte oplage voor vrienden van deze antiquaar gebundeld en verspreid.
laag op handen gedragen’ oud-bibliothecaris en besloot met de woorden: ‘'t Is vreemd te moeten vaststellen dat we hem nooit meer de trap naar de U.B. zullen zien opklimmen, zijn hoed iets schuin op het hoofd, zijn scherpe ogen spiedend over daar neergevleide studenten, zijn grote tas vol boeken in de hand. We zullen hem blijven missen, maar met zijn overlijden is geen einde gekomen aan de invloed die hij in de wereld van het boek deed gevoelen’.
Gedeelten uit dit in memoriam zijn eerder gepubliceerd in NRC/Handelsblad van 2 februari 1990. Ton Croiset van Uchelen en Ernst Braches herdachten Herman de la Fontaine Verwey in resp. Het Parool van 21 december 1989 en in Folia van 5 januari 1990. Bert van Selm en Henriëtte Boas schreven over hem in resp. Boekblad 157 (1990), nr. 2 en in Hakehilla 35 (1990), nr. 4. In het Maandblad Amstelodamum 77 (1990), nr. 2 wordt door I.H. van Eeghen de betekenis voor het genootschap geschetst van Herman de la Fontaine Verwey, die van 1946 tot zijn dood bestuurslid van Amstelodamum is geweest.
|
|