De Boekenwereld. Jaargang 6
(1989-1990)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
BoekbesprekingenMarcel Thourel, L'amour livre. Souvenirs d'un bouquiniste de province. Toulouse (Editions Midia/Média Sud Communication) 1987.Over leven en werk van uitgevers en boekdrukkers is veel geschreven, over boekhandelaren al veel minder, over antiquaren ronduit weinig. De boekhistoricus heeft wel wat anders aan zijn hoofd: het werk in de winkel, hoe belangwekkend ook, beklijft niet voldoende om als onderzoeksterrein te dienen. Wat er over antiquaren aan monografieën is verschenen, is dan ook meestal autobiografisch. In Nederland bestaat blijkbaar weinig behoefte aan dit soort publicaties. In 1915 verscheen een tamelijk mal boekje van Jos. Goudswaard, Uit 't leven van een leurder, twintig jaar geleden deed een bekende Amsterdamse antiquaar onder het pseudoniem Armand Coppens van zich spreken door zijn Memoirs of an erotic bookseller (London 1969) en verder zou men desnoods Wilhelm Junks 50 Jahre Antiquar ('s-Gravenhage 1949) als Nederlands produkt kunnen beschouwen. Tot zover ons land. In Frankrijk (lees: Parijs) is sprake van een bescheiden traditie in het genre. Als eerste beoefenaar wordt wel genoemd de boekhandelaar en kroniekschrijver Siméon Prosper Hardy (1729-1806), maar deze vertelt in zijn memoires, gedeeltelijk uitgegeven in 1912 te Parijs onder de titel Mes loisirs, bitter weinig over zichzelf en zijn stiel. Nee, dan Jean Nicolas Barba (1769-1846), ‘ancien libraire au Palais-Royal’: zijn Souvenirs (Paris 1846) gaan de goede kant op. Een aantal ‘bouquinistes’ heeft getuigd van het leven aan de oevers van de Seine; aardig is vooral Le long des quais (Paris 1919) van Charles Dodeman (1873-?), als oude vaudevillist een olijk scribent. Tenslotte noem ik nog Adrienne Monnier (1892-1955), geen uitgesproken antiquaar, maar een boekhandelaarster pur sang en als zodanig ziel van het literaire leven. Men leze bijvoorbeeld haar Rue de l'Odéon (Paris 1960). Tot zover Parijs. Nu is er dan ook een stem uit de Franse provincie, die van de antiquaar Marcel Thourel (1913-1988), geboren en getogen in Toulouse, maar voornamelijk werkzaam in Montauban en Grisolles (beide departement Tarn-et-Garonne). Het is vreemd dat hij zich in het voorwoord aandient als volslagen nieuweling op autobiografisch gebied. Dit maakt dat de lezer niet zoekt naar eerdere publikaties, zodat bij toeval uit het overigens aanbevolen Dix siècles de vie littéraire en Tarn-et-Garonne (Montauban, Bibliothèque Municipale, 1988) moest blijken dat het hier te bespreken werkje al Thourels derde is. Pro memorie noem ik zijn jeugdherinneringen, Vivre à Marengo (Toulouse, Privat, 1985) en met meer nadruk zijn eerste boek Itinéraire d'un cadre communiste. 1935-1950, du stalinisme au trotskysme (Toulouse, Privat, 1980), omdat zijn gedwongen breuk met de Partie Communiste Français in 1945 voor de militant en verzetsman Thourel, oorspronkelijk bakker, aanleiding was een geheel nieuw beroep te kiezen buiten zijn geboortestad. Hoofd- en ondertitel van het boek waarin van deze derde levensfase wordt verhaald, waarbij de auteur, die trouwens als sociaal-democraat is geeïndigd, totaal zwijgt over de tweede, hebben verscheidene connotaties: het ‘amour librorum’ uit het devies aller antiquaren, misschien de bundel L'amour la poésie van Paul Eluard en zeker de uitdrukking ‘amour libre’, waarbij ik zou denken aan de eindelijk verkregen vrijheid als zelfstandige beoefenaar van een geliefd beroep. Thourel is bij toeval daartoe gekomen: hij zag bij alle leeshonger in het Frankrijk van vlak na de oorlog een gat in de markt, in dit geval letterlijk, nl. een plaatsje op de Place Nationale van Montauban en weldra op andere markten in de regio. Die beginjaren in de open lucht, eerst als leesbibliotheekhouder, gaandeweg als handelaar, verklaren zijn voorliefde voor de bescheiden beroepsaanduiding ‘bouquiniste’, maar dan wel met de toevoeging ‘de province’, want naast zijn roemrijke vakgenoten langs de Seine ziet hij zichzelf niet staan qua niveau en eruditie. Toch is hij zich er sterk van bewust net zo goed een schakel te zijn in een kringloop, als doorgever en behoeder van het cultuurgoed boek. L'amour livre is als relaas enigszins verbrokkeld door het veelvuldige inlassen van anekdoten op niet altijd logische plaatsen, maar het boek leest prettig. De eerste zestig bladzijden beschrijven in het kort de loopbaan van de auteur. Naast het staan op markten van de eerste jaren kon hij een gesloten antiquariaat beginnen in Montauban. In 1955 kwam daarbij de librairie ‘Occitania’ in de rue du Taur in Toulouse, aanvankelijk gedreven door een zetbaas, naderhand door de enige zoon Claude, onder wiens leiding winkel en antiquariaat nog steeds bloeien. Marcel Thourel heeft altijd gezworen bij de verkoop via catalogi; daarin was hij vanaf 1963 vanuit Grisolles het aktiefst. Volgens eigen zeggen is hij in december 1973 uit de zaak getreden, al dateert zijn laatste catalogus (no. 231) van december 1974. De overige zeventig bladzijden gaan in op de ontwikkeling van, bibliofiel gesproken, onbeschreven blad tot vakkundig antiquaar en op diens werkzaamheden. Thourel had een paar dingen mee: hulp en raad van vrienden/collega's en erudiete streekgenoten, die hij op zeer sympathieke wijze beschrijft, de aanwezigheid in de regio van vele, vaak mooie boekerijen bij particulieren die wilden verkopen, en een grote werkkracht. Zijn vak is niets voor luiwammesen en slappelingen. Bijzondere nadruk legt hij op de in- | |
[pagina 23]
| |
koop, waarbij zijn tochten naar landhuizen en kastelen van oude families in de Midi goed zijn voor markante anekdoten, soms over wangedrag jegens boeken. Zo is daar het barre verhaal over de vernieling van een kostelijke collectie door ‘une couche de fiente’, een laag drek dus, van een oehoe, een oorzaak die zelfs een povere uilenkenner als ondergetekende vreemd voorkomt. Hoofdstukjes als ‘Le dient, cet inconnu en Physiologie du vendeur’ belichten vraag- en aanbodzijde. Aan beide kanten komen lastposten voor, waarbij de anekdotiek soms schimmig blijft, waarschijnlijk om reden van discretie, want ook uit de lijst van intekenaren blijkt dat de kring van Thourels getrouwen geografisch niet zeer gespreid is. Er zijn weinig sterke staaltjes betreffende specifieke boeken. Het moge duidelijk zijn dat de ‘souvenirs’ van deze sympathieke ‘bouquiniste’ niet van wereldschokkend belang zijn. Toch signaleer ik ze graag in De Boekenwereld, niet alleen omdat de sfeer van de Zuidfranse regionale boekenwereld zo charmant getroffen wordt, maar ook om, vanuit mijn standpunt van gebruiker, de aandacht te vestigen op de aktiviteiten van talloze antiquariaten in de provincie, met catalogi waarin boeken worden aangeboden die elders ontbreken. Let u vooral op de vaak aanwezige rubriek ‘régionalisme’. En over de prijzen niets dan lof. J.K.F. van Berkel
Ton Croiset van Uchelen, Koert van der Horst & Günter Schilder, red., Theatrum orbis librorum. Liber Amicorum presented to Nico Israel on the occasion of his seventieth birthday. Utrecht, HES Publishers, 1989. 518 p. geb. ISBN 90-6194-367-l, f 265,-.
Het aardige van een feestbundel vind ik altijd dat er bijdragen in verschijnen die anders niet gepubliceerd zouden zijn. De jubilaris geldt dan als een inspirator voor zijn eigen feestbundel. Voor vele van de bijdragen die toch wel eens ergens gepubliceerd zouden worden, geldt bij zo'n gelegenheidspublicatie dat de invalshoek van een artikel soms net iets anders komt te liggen, omdat men het vaak toch enigszins wil toesnijden op degene die de aanleiding tot de bundel vormt. De persoon aan wie Theatrum orbis librorum is opgedragen, Nico Israel, hoefde geen zeventig jaar te worden om een inspiratiebron te zijn. Dit deed hij reeds door zijn uitgeversactiviteiten; de titel van het boek is een speelse variant daarop. Immers, de ‘T.O.T., Theatrum Orbis Terrarum’, is een uitgavenreeks waarin een groot aantal facsimile's op het gebied van geografie, ontdekkingsreizen, bibliografie en cartografie verscheen, benevens de uitgave van de Atlantes Neerlandici.Ga naar eind1. (Cor Koeman doet van dit laatste uitgebreid verslag in een bijdrage in de bundel.) De bereikbaarheid van zeldzame en/of moeilijk raadpleegbare werken, door ze te herdrukken, en het ontsluiten in het geval van de A.N., vormt vaak een stimulans voor verder onderzoek. De reputatie van de Nederlanders als reizende en zeevarende natie en in het verlengde daarvan, die van de belangrijke cartografen, wordt in het eerste deel van de bundel nog eens extra onder de aandacht gebracht. Zo wordt in het artikel van de Parijse antiquaar Louis Loeb-Laroque de voorbeeldfunctie voor Franse cartografen beschreven. Samen met tien andere artikelen is deze bijdrage opgenomen in het eerste deel onder de overkoepelende titel: ‘Geography and travels’. Het is een onderwerp waar Nico Israel zeer veel affiniteit mee heeft, en dat altijd een belangrijk deel van zijn collectie oude boeken heeft uitgemaakt. Zijn recente uitgebrachte Catalogue 25 bewijst dit ten volle. Nico Israel is echter naast uitgever vooral een antiquaar. Daarvan getuigen de 27 andere artikelen, die gegroepeerd zijn onder ‘Rare books’ (12) en ‘Booktrade, collectors and libraries’ (15). In de eerste sectie komt een breed spectrum van het boek in al zijn aspecten aan de orde. Besproken worden o.a. zaken als het schrift, het gebruik van de italiek in de schrijfboeken van de latere Leidse academiedrukker Willem Silvius (Ton Croiset van Uchelen), illustratie, de (ontbrekende) initialen in de Zwolse bijbel(Koert van der Horst) en de prenten in de Keulse bijbel (Sape van der Woude), tekstbezorging, het vermeende aandeel van Erasmus in de eerste Griekse druk van Ptolemaeus' Geography (C. Reedijk) en boekbanden, de ‘chemise’ banden (Jan Storm van Leeuwen) en zestiende- en zeventiende-eeuwse Brabantse banden (Fl. Tulkens). De laatste groep artikelen behandelt het verzamelen van boeken, zowel door particulieren als door instellingen, en het vak van de antiquaar. Er wordt een profiel geschetst van de Engelse bibliofiel Lord Peter Wimsey (Ernst Braches), terwijl Cees van Dijk dat doet van een Nederlander, M.B.B. Nijkerk. Hoe weinig weten we eigenlijk van de bibliofiel en van particuliere boekverzamelingen in Nederland! Dit zou eens samen met de geschiedenis van het antiquariaat uitgezocht moeten worden. Bert van Selm verdient al jaren zijn sporen met het beschrijven van de veiling-activiteiten in de Nederlanden, een terrein waarop bovengenoemde ‘partijen’ elkaar ontmoeten; ook in deze bundel draagt hij weer zijn steentje bij door over de veilingcatalogus van het boekenbezit van Frans Koerten te schrijven. Een aardige inleiding op de (nog te schrijven) geschiedenis van het antiquariaat in Nederland is de bijdrage van Herman de la Fontaine Verwey: Hij beschrijft, overigens gedeeltelijk aan de hand van veilingcatalogi, de eerste Nederlandse antiquaar, Pieter van Damme. Wij boffen dat er hier een antiquaar jubileert, daardoor worden we getracteerd op belevenissen uit het vak zelf. Een spannend artikel over dit vak van voortdurend schatgraven en betrokkenheid van de handelaar bij zijn produkt (twee activiteiten die Israel zelf ten volle zal kunnen onderschrijven) leveren Leona Rostenberg en Madeleine Stern in hun artikel over Pilgrim Press-drukken. Het (dure) boek, gebonden in vlammend rood linnen (dat helaas een stofomslag ontbeert), levert met een diversiteit aan bijdragen van zowel de verzamelaar, de bibliothecaris, de bibliograaf als de handelaar een rijke inhoud op, die werkelijk een ‘schouwspel van de wereld van het boek’ geeft. Dit is een voortreffelijk hommage aan een man die met recht de | |
[pagina 24]
| |
‘koning van het huidige Nederlandse antiquariaat’ genoemd mag worden, een antiquaar die net zoals de vroegere ontdekkingsreizigers ver over de grenzen heenkijkt. Dat het boek naast twee Franse artikelen geheel in het Engels is en dat bijna de helft van de bijdragen van de hand van buitenlanders is, spreekt boekdelen! C.H.D. van der Poel |
|