De Boekenwereld. Jaargang 6
(1989-1990)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
Marginaliën‘Libraire-Bibliographe’Al eens eerder heb ik laten blijken, dat ik veel vertrouwen heb in de combinatie wetenschappelijk antiquariaat/verzendboekhandel, al zijn een aantal illustere Nederlandse representanten van deze combinatie in het recente verleden geheel of gedeeltelijk ten onder gegaan, zo niet geheel, dan toch als combinatie van de twee genoemde elementen. (Nijhoff, Coebergh, Dekker & Nordemann). Deze teloorgang werd echter niet veroorzaakt doordat de combinatie niet goed functioneerde, doch doordat ondeskundig management de twee samenstellende delen precies op die raakvlakken ontkoppelde waar de synergie optimaal werkzaam kan zijn. Dat die ontkoppeling economisch noodzakelijk was, vond zijn oorzaak in schaalvergroting. Prof. dr. A. van der Zwan heeft er in een hoogst interessante toespraak geen doekjes om gewonden: ‘industrialisatie van het boekenvak door schaalvergroting is wat de Nederlandsche verhoudingen betreft, mislukt.’Ga naar eind1. De antiquaar die zich met name toelegt op het verhandelen van boeken en tijdschriften die nodig zijn voor wetenschappelijk onderzoek aan universiteiten en andere wetenschappelijke instellingen, moet, om zijn kennis omtrent de titels die het meest essentieel zijn op peil te houden en liefst uit te breiden, voortdurend nieuw verschenen dissertaties en andere wetenschappelijke verhandelingen en monografieën zo niet van a tot z lezen, dan toch tenminste grondig doorkijken. De verwijzingen naar oude literatuur in noten, bijlagen en bibliografieën leren hem welke titels uit het verre en recente verleden nog steeds (of wéér) een belangrijke rol spelen bij het wetenschappelijk onderzoek. Veel van wat in West-Europa verschijnt, kan hem vrij gemakkelijk onder ogen komen als hij naast zijn antiquariaat een verzendboekhandel voert. Niet alleen de aard van de bestellingen van universiteitsbibliotheken die hij 's morgens uit de brievenbus haalt kunnen hem veel leren, hij heeft bovendien de kans de bestelde boeken in te zien alvorens deze de reis naar de eindgebruiker gaan maken. De universiteitsbibliothecaris die hij voorziet van nieuw verschenen boeken zal zich bovendien graag tot hem wenden zodra het erom gaat uitverkochte boeken op de tweedehandsmarkt op te sporen. Ook op die wijze komen veel vragen tot hem waarvan hij weer kan leren welke boeken in zijn antiquariaatsvoorraad gewenst zouden zijn met een gerede kans op snelle afname. Door zijn aldus vergaarde kennis van oude en recente literatuur op de vakgebieden waarin hij zich specialiseert, kan hij de ideale gesprekspartner zijn voor de universiteits- en/of faculteitsbibliothecaris, voor ‘bookselectors’ en hoofden van aankoopafdelingen. Door hem als leverancier te kiezen voor zojuist verschenen literatuur kan de bibliothecaris bovendien bijdragen aan het verder ontwikkelen en instandhouden van een beroepsgroep wier bestaan en floreren ook voor hem en de universiteitsbibliotheek op termijn belangrijker zal blijken te zijn dan een korting op (soms eerst opgehoogde) prijzen van een handelshuis in boeken, waar men zich uitsluitend bekommert om het direct en probleemloos leverbare en het daarbij veelal laat. Wanneer zulke handelshuizen de kleinschalige specialisten hebben doodgeconcurreerd, zouden de bibliothecarissen e.d., om nog vakkundig bediend te worden, ook waar het moeilijk verkrijgbare boeken, zeer laag geprijsde documentatie van weinig aan de weg timmerende instellingen van onderzoek betreft, om nog maar niet te spreken over uitverkochte titels, deze vakmensen zelf in dienst moeten gaan nemen om het tijdrovende en in velerlei opzicht moeilijke boekhandelarenwerk uit te voeren. Ik raak er daarom steeds meer van overtuigd, dat de antiquaar eigenlijk dè aangewezen nieuwe boekhandelaar is (hij is van nature al méér boekhandelaar dan handelaar in boeken, ofschoon ook in dit segment van de boekenwereld symptomen van totale vercommercialisering zichtbaar worden) zodra het gaat om wetenschappelijke boeken. Van hem is te verwachten dat hij niet alleen routinematig levert wat wordt besteld, maar daarnaast ook oog heeft voor het waarom en daarin aanleiding zoekt tot het aanbieden en opsporen van complementaire titels. Bij het verzorgen van tijdschriftabonnementen liggen de zaken veelal anders. Daar ligt een terrein waarop het handelshuis in de vorm van een administratiekantoor op uitstekende wijze die diensten kan verlenen waarvoor een boekhandelaar, laat staan een antiquaar, mede door de aard van zijn aanleg in het algemeen geen of weinig belangstelling heeft. Het zou goed zijn wanneer de wetenschapper en de universiteitsbibliotheken zich voor hun abonnementen uitsluitend tot dit soort administratiekantoren zouden wenden en voor de aanschaf van boeken gebruik zouden maken van de wetenschappelijke boekhandelaar/antiquaar. Dat zou een goede ontwikkeling zijn, omdat de bibliotheken daar die dienstverlening kunnen krijgen die zij nodig hebben en omdat zij daarmee een bedrijfstak sterk en gezond zouden houden die vooral op het terrein van het moeilijk verkrijgbare en uitverkochte boek die kennis en ervaring heeft die nodig is om de wetenschappelijke onderzoeker adequaat terzijde te staan bij het verwerven van de noodzakelijke literatuur. Er is in dit opzicht trouwens een respectabele traditie. In de Dictionnaire raisonné universel des arts et métiers uit 1773 van Abbé Jaubert krijgt de antiquaar al de eretitel die hem, als hij zijn beroep met zorg en kennis uitoefent van nature toekomt: ‘libraire-bibliographe’. Ook al beperkt de wetenschappelijke boekhande- | |
[pagina 21]
| |
laar/antiquaar zich tot slechts een klein aantal onderwerpen, dan nog is de kennis die nodig is om met vrucht te kunnen werken en de bibliothecaris en/of wetenschapper die diensten te verlenen die van hem verwacht mogen worden, zeer uitgebreid, zò uitgebreid dat het verwerven en het bijhouden van die kennis hem helemaal opeist Hij moet niet alleen een grondige kennis hebben van de markt, ook zijn talen beheersen, vooral passief tenminste, maar dikwijls ook actief. Hij moet verder een goed geheugen hebben dat dagelijks in training moet blijven (dus niet te veel automatiseren!), hij moet titels kennen, uitgevers en data; hij moet de boeken die door zijn handen gaan grondig inzien, dikwijls delen eruit (voorwoord, literatuuropgave en conclusies) lezen. Kortom het is een beroep dat waard is in zijn volle betekenis in stand te worden gehouden en niet te verwateren tot uitsluitend handel en administratieve begeleiding van koopprocessen. A.A. Renouard, een groot man in de Franse boekenwereld, heeft eens gezegd, dat als hij boekverkoper zou moeten zijn of uitgever op de wijze waarop een fabrikant stoelen maakt, hij dan een ander beroep zou kiezen. Onze eigen Frederik Muller heeft er op gewezen dat het boekenvak mensen vraagt die liefde moeten koesteren voor deze produkten van de menselijke geest, omdat men zonder die liefde voor het produkt onmogelijk de grote verscheidenheid in aanbod goed kan kennen. Hoe commercieel men ook denkt, alleen daarmee kan men geen boekhandel drijven. Ook met deze opvatting komen we weer in het gezelschap van prof. dr. A. van der Zwan, die in zijn eerder genoemde toespraak vaststelde: ‘Wil je in een bepaald vak als manager slagen, dan meen ik dat je affiniteit nodig hebt met het produkt waar het om gaat; dat geldt dus ook voor het boekenvak. Dat boekenvak kan niet existeren zonder idealisme. Boeken berusten nu eenmaal op ideeën en bovendien op een gedrevenheid om het boek naar de lezer toe te brengen. De manier waarop dat gebeurt maakt deel uit van een lees- en een boekcultuur’. Het zou te wensen zijn, dat de Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren in samenwerking met de beroepsopleidingen voor de Boekhandel een opleiding zou creëren voor de wetenschappelijke boekhandelaar/antiquaar. Het lijkt mij niet denkbaar dat bibliothecarissen van wetenschappelijke instellingen geen dankbaar gebruik zouden maken van de diensten die een goed opgeleide ‘libraire-bibliographe’ te bieden heeft. Het is duidelijk in hun eigen belang zo'n bedrijfstak optimaal te benutten. En dat zij door dat te doen die beroepsgroep een bestaanszekerheid geven die de dienstverlening slechts kan verdiepen, leidt tot de conclusie, dat een nauw contact tussen de bibliotheken en de wetenschappelijke boekhandelaar/antiquaar in beider belang zou zijn. Wellicht krijgt dan ook weer het persoonlijke contact tussen de bibliothecaris en/of wetenschapper en de boekhandelaar/antiquaar meer aandacht. Het is niet goed, wanneer de voorraad van de wetenschappelijke boekhandelaar/antiquaar niet van tijd tot tijd wordt bezocht door de bibliothecaris en aanleiding geeft tot vruchtbare gedachtenwisselingen. Zelfs in de klassieke oudheid heeft Martialis erop gewezen hoe belangrijk dit contact is. Hij berispte zijn vriend Lupercus die een boek van hem wilde lenen en stuurde hem naar de dichtstbijzijnde boekhandelaar.Ga naar eind2. Anton Gerits |
|