De Boekenwereld. Jaargang 5
(1988-1989)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BerichtenUitgevers, boekhandelaren en drukkers 1801-1850 in Noord-NederlandEind 1988 is bij de Stichting Neerlandistiek VU verschenen het boekje Van Alkmaar tot Zwijndrecht, Alfabet van boekverkopers, drukkers en uitgevers in Noord-Nederland 1801-1850.Ga naar eind1. Het overzicht is ontstaan, omdat steeds vaker de vraag gesteld wordt waar en wanneer precies en in welke hoedanigheid bepaalde personen werkzaam waren in de wereld van het boek in de eerste helft van de negentiende eeuw. Ook vragen naar verhoudingen binnen één stad en tussen steden onderling met betrekking tot boekhandel en uitgeverij, krijgen steeds meer aandacht. Immers, het belang van een firma, een uitgever of een stad wordt pas echt duidelijk als er andere vergelijkbare grootheden naast kunnen worden gezet. Met de verouderde Naamlijsten van A.M. Ledeboer (uit 1872 en 1876!) kan op deze vragen niet of nauwelijks een betrouwbaar antwoord worden verkregen. Tegelijk moet er aan deze constatering worden toegevoegd, dat het helaas ook met de gegevens van het Alfabet niet mogelijk zal zijn al deze vragen op te lossen. De gedachte bijvoorbeeld, dat een vergelijking kon worden gemaakt tussen diverse onderscheiden beroepsgroepen binnen één stad en tussen verschillende steden op grond van aantallen in bepaalde jaren bleek al snel te naïef en te simpel. Het blijken vergelijkingen met vooralsnog teveel onbekenden te worden. Het woord ‘uitgever’, in de betekenis van iemand die uitsluitend en alleen boeken uitgeeft zonder ze zelf in een eigen boekwinkel aan particulieren te verkopen is bijvoorbeeld een fenomeen, dat in Nederland volgens I.H. van Eeghen in haar Amsterdamse boekhandel voor het eerst optreedt bij Johannes Allart, wanneer hij verhuist van Amsterdam naar Den Haag. Het woord uitgever zelf wordt dan echter nog niet eens gebruikt. In hoeverre Allart als moderne uitgever een incident of een voorbeeld moet worden genoemd, kan door Van Eeghen niet nader worden bepaald, maar in de literatuur wordt over het algemeen de eerste helft van de negentiende eeuw aangewezen als de periode waarin de scheiding tussen boekverkoperuitgever of tussen uitgever-drukker zich voltrekt. De vraag hoe en binnen wel tijdsbestek deze ontwikkeling zich precies heeft voltrokken, laat zich echter pas beantwoorden, als we tevens de opmerking van Van Eeghen ter harte nemen, waarmee zij het hoofdstuk over ‘Bronnen, literatuur en mogelijkheden’ in deel V-l besluit: De geschiedenis van de boekhandel kan niet geschreven worden zonder de geschiedenis van de belangrijkste boekverkopers en eens zullen het er gelukkig veel meer kunnen zijn dan hier [...].Ga naar eind2. Vanzelfsprekend geldt haar opmerking evenzeer voor de periode na 1800. Nu kunnen de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw bogen op een aantal interessante monografieën over afzonderlijke boekverkopers-uitgevers, die sedert de voltooiing van Van Eeghens standaardwerk (1978) zijn verschenen. We kunnen ondermeer wijzen op de studies van J. Alblas over J. Boekholt, van O. Lankhorst over Reinier Leers en van H. Pleij over Thomas van der Noot, terwijl B. van Selm aandacht schonk aan Hendr. Laurensz. en Corn. Claesz. en P. Hoftijzer ‘Engelse’ boekverkopers bij de Beurs hun rechtmatige aandeel in de boekgeschiedenis heeft gegeven. De negentiende eeuw daarentegen heeft bij mijn weten de laatste tien jaar geen enkele omvangrijke studie opgeleverd op het gebied van de boekhandeluitgeverij die vanuit een vergelijkbare boekhistorische optiek is geschreven.Ga naar eind3. Het lijkt alsof het boekhistorische onderzoek de magische grens van 1800 niet durft te overschrijden en dat de eeuw, waarin Nederland heeft leren lezen stiefmoederlijk bedeeld moet blijven. Dat er echter met betrekking tot de negentiende-eeuwse boekenwereld nog het nodige bio- en bibliografische werk valt te verrichten, blijkt overduidelijk uit het Alfabet van boekverkopers: het register op de inventarisatie van deze beroepsgroepen telt ruim 3.400 namen van personen en firma's die in deze periode gedurende korte of langere tijd een soms karige, soms dik belegde boterham in de boekenwereld verdienden. Ik schat, dat er naar nog geen 100 van deze personen en firma's substantieel onderzoek is verricht, waarbij het onderzoek dat verricht is hoofdzakelijk uit de negentiende eeuw dateert.Ga naar eind4. Elk van de genoemde personen en firma's zou idealiter een eigen biografie annex bedrijfsgeschiedenis behoeven, om op die manier de voor- en tegenspoed, winnaars en verliezers, het oude en het nieuwe te kunnen beschrijven. Op grond daarvan zouden we langzamerhand een meer dan alleen panoramisch beeld van aard, inrichting, functioneren en ontwikkeling van boekhandel en uitgeverij in de negentiende eeuw kunnen krijgen. Vooralsnog is het verschenen Alfabet nog maar een eerste aanzet hiertoe. Uit de inleiding neem ik het volgende over: ‘De geregistreerde verwijzingen geven in beginsel een indicatie op grond waarvan verder kan worden gezocht en kunnen - door hun aard - nooit zo precies zijn als hetgeen door specifieke onderzoekingen kan worden geconstateerd. Het blijkt een conditio sine qua non, dat daar, waar nog geen archiefonderzoek is verricht het archief pas de juistheid van de geëxcerpeerde bronnen kan bevestigen. Er kunnen aan het ‘Alfabet’ geen bedrijfsgeschiedenissen worden ontleend, aangezien er achterliggende verbanden blijken te bestaan, die op het eer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De boekwinkel van J.C. van Kesteren te Amsterdam, ca. 1830.
ste gezicht niet naar voren komen. Archiefonderzoek en het raadplegen van couranten blijven twee onvoorwaardelijke eisen om tot een precieze afbakening te komen van jaren van werkzaamheid en tot een interne geschiedenis van een bedrijf of de persoonlijke lotgevallen van een boekhandelaar.’ (blz. 23) Voor conclusies omtrent enige ontwikkeling binnen de boekhandel kunnen enkele cijfers, met alle noodzakelijke voorbehouden, een goede hulp zijn, hoewel zij nooit zo beeldend kunnen spreken als een interieurtekening van de boekwinkel van J.C. van Kesteren (zie afbeelding) of als de memoires van W.P. van Stockum sr.Ga naar eind5. Het is in dit verband verhelderend gegevens uit bijvoorbeeld de Napoleontische enquêtes uit 1811 te leggen naast die uit bijvoorbeeld het Jaarboekje voor de boekhandel voor 1842-1843 (zie tabelGa naar eind6.). Het zijn twee bronnen die ik voor de samenstelling van het Alfabet gebruikt heb. Met name de antwoorden op de Napoleontische enquêtes naar de staat van de ‘librairie et imprimerie’ bleken een grote informatieve waarde te hebben, aangezien zij per boekverkoper of drukker miniatuurschetsjes opleverden omtrent aard van het bedrijf, jaar van vestiging, aantal persen, letterbezit, eventuele specialismen, huur en arbeidsloon, enz. Zo'n eerste cijfermatige verkenning laat zien, dat er tussen 1811 en 1842 ten aanzien van het aantal drukkerijen in de opgenomen plaatsen geen toename valt te ontdekken, die evenredig is aan de groei van de bevolking. Schaalvergroting, de toenemende invloed van de ijzeren drukpers, geringe toename of zelfs daling van het feitelijke kooppubliek, het zal een complex van factoren zijn, dat een bevredigende verklaring voor deze constatering moet opleveren.Ga naar eind7. Ander interessant materiaal, dat verwerkt is in deze inventarisatie bestaat uit een aantal confraterboeken; het gaat om z.g. commissieboeken, waarin per jaar genoteerd werd aan/van welke confrater welke boeken, tijdschriften en vervolgwerken in commissie waren verzonden/ontvangen. De gegevens in deze commissieboeken zijn niet alleen van belang voor de bestudering van de bedrijfsvoering in de boekhandel-uitgeverij, maar zij bevatten tevens onontbeerlijke informatie over de vele tientallen, ja honderden zakelijke contacten die zo'n boekverkoper/uitgever in den lande onderhield. Verwerkt zijn o.a. de indices op commissieboeken van de uitgever-boekverkoper J. Immerzeel, Jr. (1776-1841) uit 1806-1807 en van de Middelburgse boekverkoper Salomon van Benthem (1769-1843) en zijn opvolger over de periode 1801-1850. Ook commissieboeken van de Amsterdamse uitgeverboekverkoper Jan ten Brink, Gz. (zie afbeelding) over de periode 1807-1817 zijn verwerkt in Alfabet. Behalve de reeds genoemde bronnen zijn nog ca. 25 andere bronnen geraadpleegd en opgenomen, deels van de bibliografische aard (bijvoorbeeld de z.g. Naamlijst van Saakes, het Nieuwsblad voor den boekhandel), deels van biografisch-statistische aard (bijvoorbeeld Naamlijsten van boekhandelaren, diverse adresboeken, jaarboekjes voor de boekhandel). Aangezien alle verwijzingen uit de geraadpleegde bronnen in chronologische volgorde zijn geplaatst geeft het Alfabet hiermee ook de jaren van werkzaamheid van de opgenomen personen.Ga naar eind8. Het is te hopen, dat dit werk niet alleen als naslagwerk zal gaan fungeren, maar ook aanleiding zal zijn het boekhistorisch landschap van de l9de eeuw verder te ontginnen. Succes voor onbepaalde tijd gegarandeerd! B.P.M Dongelmans |
|