De Boekenwereld. Jaargang 5
(1988-1989)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |
TentoonstellingenJ J A GoeverneurOp 17 maart 1889 overleed, tachtig jaar oud, Jan Jacob Goeverneur, de schrijver/dichter die zichzelf bescheiden ‘Jan de Rijmer’ wenste te noemen. Zijn literaire activiteiten waren divers en onuitputtelijk, want J.J.A. Goeverneur schreef om den brode; ook voor kinderen waar hij erg op gesteld was. Al in zijn jonge jaren schreef hij zijn eerste Fabelen en gedichtjes (1883). Van deze bewerkingen naar de Fabeln van de Duitse dichter Wilhelm Hey verschenen talloze heruitgaven. Toch brachten de vele honderden boeken en boekjes Goeverneur niet die onsterfelijkheid waarop zijn tijdgenoten zinspeelden. Al na de eeuwwisseling is veel van zijn werk in onbruik geraakt. Er is ons niet veel meer gebleven dan een enkel liedje, zoals ‘Toen onze Mop een Mopje was’ en ‘In een groen, groen, Knollenland’. Zijn bewerkingen echter, en met name De reizen en avonturen van Mijnheer Prikkebeen, naar Rodolphe Tdpffer, hebben veel generaties overleefd. Steeds opnieuw wordt dit dierbare boek van de plank gehaald en het aantal herdrukken getuigt van de blijvende populariteit van deze held, die internationaal ‘Mr. Cryptogame’ heet, maar bij ons onsterfelijk werd onder de naam ‘Prikkebeen’. Het Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum stelt nu, honderd jaar na de dood van Goeverneur, een honderdtal boeken tentoon die hij voor kinderen schreef, vertaalde en vooral bewerkte. De boeken zijn geordend naar genre. Prikkebeen-uitgaven, kinderversjes en liedjes, kinderleven, bewerkingen van klassieken en sprookjes, en fabelboekjes in diverse uitgaven. Vanzelfsprekend wordt de nodige aandacht besteed aan de aantrekkelijke, illustratieve aspecten van deze historische kinderboeken. adres: NBLC, Taco Scheltemastraat 5, Den Haag (te bereiken vanaf Hollands Spoor en Centraal Station met bus 18, richting Clingendael). | |
Klinken en drinkenOp de tentoonstelling Klinken en Drinken vormen glazen de rode draad. Op een vijftigtal prenten, tekeningen en affiches zijn verschillende soorten glazen afgebeeld. Zij variëren van een berkemeier, gebruikt tijdens een drinkgelag aan het begin van de 17de eeuw, tot een jeneverglas op een levensgrote poster ‘Drank maakt meer kapot dan je lief is’. De tentoonstelling is ingedeeld in thema's. Na een inleiding over glasblazers en hun gilde komen de meest voorkomende glassoorten aan bod. Dit zijn bijvoorbeeld vleugelglazen, in Venetië gemaakt (of elders nagemaakt ‘à la façon de Venise’), met hun symmetrische ingewikkelde versieringen aan de steel. Het bekendst zijn de roemers met noppen of bramen. Ook de Duitse pasglazen zijn dikwijls te zien. Deze hoge cilindrische bekers zijn omwonden door een koordachtig glasrandje ter aanduiding van de hoeveelheid bier die men mocht drinken als het glas van hand tot hand ging. Heel bekend zijn de hoge fluitglazen waaruit champagne of lichtrood getinte most werd gedronken en platte coupes (tazza's) voor het drinken van rode wijn en kandeel. Op prenten met officieren en matrozen zijn het dikwijls de jeneverglazen die bijgevuld worden door marketentsters. Op een kinderprent zien wij hoe een echtpaar op een zomerse dag door een livreibediende 't Verkwikkend Druivenvogt’ wordt aangeboden. Bij een koek-en-zopie tent op het ijs wordt in kelken ‘een Slokje voor de Koude’ genomen. De opvallendste prenten zijn die van feestmaaltijden. Op een afscheidsdiner gegeven ter ere van koning Karel II van Engeland in 1660 in het Mauritshuis valt de ongeordende tafelschikking met verschillende soorten glazen op. Dit in tegenstelling tot de formeel gedekte dinertafels voor de maaltijd aangeboden aan Willem V in het stadhuis van Amsterdam in 1768. Een banket gegeven in het Paleis voor Volksvlijt in Amsterdam honderd jaar later is voorzien van sierlijk gelithografeerde menukaarten. Een ander thema is dat van de amoureuze voorstellingen waarbij de gevulde glazen niet ontbreken. De tentoonstelling eindigt met een gedeelte over drankmisbruik. Op 17de- en 18de-eeuwse prenten zien wij het interieur van een ‘pis-kroech’, of een beschonken gezelschap bij de veelzeggende buitenplaats ‘Suypestein’. Het propagandamateriaal van de vele verenigingen tegen drankmisbruik in de 19de eeuw is minder luchtig van aard. Dramatische taferelen, met titels als ‘De Flesch’, ‘De kinderen van den dronkaard’ of ‘Het kind van den tapper’ moeten als waarschuwing dienen. Ook ‘de drinker’, gemaakt door Aart van Dobbenburgh in 1935, die zijn bierglas verkrampt vasthoudt spreekt voor zichzelf. Dit in tegenstelling tot de subtielere benadering van de hedendaagse poster ‘zeg 'ns éérlijk.... hoeveel drinkt u eigenlijk? adres: Atlas van Stolk, Schielandshuis, Korte Hoogstraat 31, Rotterdam. geopend. tot en met 5 november, dinsdag tot en met zaterdag 10.00-17.00, zon- en feestdagen 11,00-17.00 uur. | |
[pagina 219]
| |
Vier kaartententoonstellingenIn Amsterdam en Den Haag worden deze zomer vier exposities gehouden met als thema: Kaarten en hun makers. Bij elke tentoonstelling is een aparte publicatie verschenen. De boekjes hebben de titels: Kaarten met geschiedenis 1550-1800 (prijs: f 29,50); Kunst in kaart (prijs: f 29,50); Gesneden en gedrukt in de Kalverstraat (prijs: f 27,50) en In de Gekroonde Lootsman (f 27,50). De tentoonstellingen zijn georganiseerd ter gelegenheid van de dertiende internationale conferentie over de geschiedenis van de cartografie die van 26 juni t/m 1 juli in ons land gehouden werd. Hieronder volgt een overzicht van de vier tentoonstellingen. | |
Kaarten met geschiedenis 1550-1800Het gebruik van landkaarten is in onze moderne tijd een vertrouwde zaak. Ze worden gebruikt voor het uitzetten van vakantieroutes, om de weg te volgen in een vreemde stad, of om zomaar eens wat meer te weten over een ver land. Daarnaast zijn er natuurlijk vormen van professioneel gebruik waarbij kaarten uiteenlopende functies kunnen hebben. De maker van een kaart zal deze functie altijd in zijn achterhoofd hebben. Een kaart is tenslotte geen luchtfoto, het is een selectie van ter zake doende elementen uit het landschap met eigen accenten en generalisaties. Ook vroeger was de relatie tussen functie en uiterlijk van de kaart sterk aanwezig. Dat geldt in Nederland natuurlijk voor de beroemde rijk versierde atlaskaarten van Blaeu, Mercator en Janssonius maar in veel grotere mate voor eenvoudige landmeterskaarten waarop een relatief klein gebied in detail is weergegeven. Deze kaarten dienden niet in eerste instantie als wandversiering maar hadden een practisch en zakelijk doel. In kaarten voor militaire doeleinden werd de nadruk gelegd op een exacte weergave van de terreingesteldheid. Zowel aanvallende als verdedigende legers moesten hiervan, in verband met de gevechtsplanning, aanleg van vestingen en loopgraven etc., goed op de hoogte zijn. Waterstaatkaarten bevatten aan de andere kant weer meer informatie over de ligging van polders, sluizen en gemalen en bijvoorbeeld over veranderingen in de loop van de rivieren. Ze werden gebruikt om de situatie aan belanghebbenden duidelijk te maken en zo oplossingen te vinden voor problemen. De kaarten bevatten weinig versieringen maar des te meer verklarende bijschriften. Veel kaarten werden puur om administratieve redenen vervaardigd. Burgerlijke of geestelijke overheden hielden op deze manier nauwgezet het landbezit en de eigendomsgrenzen bij zodat de belastingplichten en verantwoordelijkheden voor bijvoorbeeld dijkonderhoud, overzichtelijk geregeld waren. Tenslotte werden kaarten ook gebruikt voor representatieve doeleinden. Deze kaarten laten steden, buitenplaatsen en tuinen zien en de nadruk ligt vooral op de schoonheid en de rijkdom van het bezit. Een deel van deze oude kaarten is bewaard gebleven in de bibliotheken en archieven. Door bestudering ervan kan men meer te weten komen over landschappelijke en culturele ontwikkelingen die zich in de loop der geschiedenis hebben voorgedaan. De tentoonstelling bestaat nagenoeg geheel uit getekende kaarten, uit de periode 1550 tot 1800. De kaarten, 90 in getal, zijn afkomstig uit de collectie Bodel Nijenhuis van de bibliotheek der Rijksuniversiteit te Leiden. De tentoonstelling geeft op het eerste gezicht een fragmentarisch beeld van het vroegere Nederland. Er is namelijk niet gekozen voor een geografische of tijdsindeling maar een indeling naar de eerdergenoemde functie van de kaart. adres: Stadhouderslaan 41, Den Haag. | |
Kunst in kaartIn de zalen van het Rijksprentenkabinet is te zien welk aandeel bekende en minder bekende kunstenaars in de 17de eeuw hadden bij het tot stand komen van kaarten. Rijk versierde kaarten hingen vaak als decoratie aan de wand of maakten deel uit van fraaie atlassen in groot formaat. Tot nu toe werd dat Nederlandse kaartmateriaal echter vrijwel uitsluitend vanuit een kaartkundige optiek bestudeerd. Maar wie waren die kunstenaars die deze versieringen ontwierpen? Bedachten zij de decoraties zelf of ontleenden zij die aan prenten van andere meesters. Wat weten wij van het inkleuren van kaarten en wie waren dan wel die zogenaamde kaartafzetters? Kunst in kaart toont u hier verrassende dingen over. Naast wereldkaarten, stadsplattegronden en landkaarten, ziet u ontwerptekeningen voor kaartdecoraties van o.a. David Vinckeboons, Nicolaes Berchem, Adriaen van de Velde en Gerard Lairesse. Van Philips Tiedeman wordt een notitieboekje getoond met aantekeningen die het karakter hebben van geschreven ontwerpen van kaartdecoraties. Naast speciaal voor een kaart gemaakte ontwerpen, gebruikten kunstenaars dikwijls prenten van beroemde meesters als uitgangspunt voor kaartdecoraties. Ook die ‘uitgangspunten’ ziet u op de tentoonstelling; grafiek van Hendrick Goltzius, Jan Saenredam, Jan van de Velde en van buitenlandse meesters zoals Albrecht Dürer en Antonio Tempesta. Tenslotte wordt aandacht besteed aan de werkstukken van enkele kaartkleurders. De meesten van hen zijn anoniem gebleven. Slechts van enkelen kennen we de naam zoals Dirck Jansz. van Santen en Jan Dircksz. Zoutman. Hoe deze kaartafzetters werkten wordt duidelijk gemaakt aan de hand van instructieboekjes met kleurrecepten e.d. Om een goede indruk te geven van de bijdragen van grote kunstenaars aan kaartdecoraties, is niet alleen geput uit de verzameling van het Rijksprentenkabinet. Binnen- en buitenlandse musea en bibliotheken stonden bladen af voor deze tentoonstelling. Ook is van particulieren geleend. Kunsthistorici hebben zich in het algemeen nauwelijks met het bestuderen van kaarten beziggehouden. Specifieke kennis over het decoreren van kaarten ontbreekt vrijwel geheel. Met de tentoonstelling en met het begeleidende boek is gepoogd juist | |
[pagina 220]
| |
die kunsthistorische facetten nader te belichten. adres: Stadhouderskade 42 (rechter hoofdingang), Amsterdam. | |
Gesneden en gedrukt in de KalverstraatHet machtige en rijk geworden Amsterdam zond in de l7de eeuw haar schepen naar alle windstreken en deze brachten van overal gegevens over kunsten en binnenlanden mee naar huis. Elke zeeman die uit de Oost of de West terugkeerde, werd opgewacht door gretige kaart- en atlassenuitgevers die elkaar met het nieuwste van het nieuwste fel beconcurreerden. Plancius, Hondius, Blaeu en talloze andere cartografen overtroefden elkaar keer op keer met nog nauwkeurigere, nòg fraaiere en nog rijker versierde atlassen. Zij veroverden de wereld op papier. Er was geen stad die Amsterdam daarin nabij kwam, en er was geen straat met zoveel kaartgraveurs, kaartdrukkers en kaartverkopers als de Kalverstraat. En in deze zelfde Kalverstraat op nummer 92 worden nu de meest glorieuze produkten van bijna vier eeuwen Amsterdamse cartografische bedrijvigheid bij elkaar getoond. Hierbij hebben de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek - die de catalogus verzorgde - en het Amsterdams Historisch Museum nauw samengewerkt. Gesneden en gedrukt in de Kalverstraat geeft een representatieve indruk van de rijkdom der Amsterdamse kaartproduktie, waarbij enkele zeer bijzondere kaarten na lange tijd voor het eerst de stad van hun ontstaan weer terugzien. Om te beginnen is er de in Amsterdam samengestelde reuzenatlas uit de Universiteitsbibliotheek van Rostock: 31 manshoge wandkaarten die in een tweeëneenhalve meter brede band zijn gebonden. Dan is er de kaart van Oostland, waarmee de Amsterdammer Cornelis Anthonisz. in 1558 het Oostzeegebied in beeld bracht. Van deze mijlpaal in de cartografie bestaat slechts één exemplaar. De Herzog August Bibliothek te Wolffenbuttel heeft deze bij uitzondering uitgeleend. En tenslotte is er de fameuze wandkaart van de zeventien Nederlandse gewesten, die Willem Jansz. Blaeu in 1608 maakte, een zeldzaamheid die speciaal uit Gôttingen komt. In de expositie wordt eveneens aandacht besteed aan de kaartenhandel en aan enkele belangrijke cartografen. adres: Kalverstraat 92, Amsterdam. | |
In de gekroonde lootsmanVan 1680 tot 1885 was aan de Nieuwe Brug te Amsterdam het kaarten-, instrumentenmakers- en uitgevershuis Van Keulen gevestigd. De firma is aan het eind van de 17de eeuw gesticht door Johannes van Keulen in een periode dat de Nederlandse scheepvaart de meest stormachtige ontwikkelingen net achter de rug had. Hij vestigde zich niet ver van zijn directe concurrenten, de kaartmakers Blaeu, Janssonius, Goos en Doncker in een pand aan de Nieuwe Brug. Van Keulen noemde zijn zaak ‘In de Gekroonde Lootsman’. In enkele jaren tijd wist Johannes van Keulen samen met de wiskundige Claas Jansz. Vooght en de hydrograaf Jan van Loon zijn naam te vestigen door de uitgave van zeer gewaardeerde zeegidsen, de zogenoemde ‘Zeefakkel’. Dit waren zee-atlassen, waarin een schat aan informatie was opgenomen zoals kustbeschrijvingen en zeilaanwijzingen. Niet alle kaarten die hij verkocht waren oorspronkelijk bij hem uitgegeven. Hij nam ook kaartmateriaal over van anderen, maar door zijn verbeteringen, aanvullingen en vernieuwingen was hij in staat internationale belangstelling voor zijn produkten te trekken. Sommige zeegidsen werden vertaald in het Engels, Frans, Italiaans en Spaans. De belangrijkste cartograaf van het geslacht Van Keulen is de zoon van Johannes van Keulen, Gerard van Keulen. Hij werd door Vooght opgeleid in het kaarttekenen en van hem zijn vele handschriften bewaard gebleven. Deze werden gebruikt als aanvulling op de gedrukte kaarten. De nieuwste gegevens, afkomstig van loodsen of andere schippers werden erop bijgehouden. Zo'n 500 originelen en vele honderden copieën zijn bewaard gebleven. De Van Keulens leverden kaarten en instrumenten die nodig waren voor het navigeren op zee aan individuele schippers en aan bedrijven. De grootste afnemer was ongetwijfeld de VOC. Vanaf 1743 tot aan de opheffing van de VOC waren de Van Keulens de officiële kaartenmakers van de Compagnie. De VOC heeft lange tijd geprobeerd de kaarten van haar octrooigebied geheim te houden. In 1753 is het Johannes van Keulen II, de kleinzoon van oprichter Johannes van Keulen, die met toestemming van de VOC een gedrukte atlas produceert van dit gebied, deel VI van de Zeefakkel. Dit werk kan gezien worden als één van de hoogtepunten van het bedrijf van de Van Keulens. Johannes van Keulen II en zijn zoon Gerard Hulst van Keulen hebben zich niet alleen verdienstelijk gemaakt op het gebied van de cartografie, maar waren ook kundige instrumentmakers. Zij speelden hierbij in op de ontwikkeling, rond 1780, van navigatiemethodes en de mogelijkheid om nieuwe nauwkeuriger instrumenten en kaarten te maken. Na een periode van stilstand en verval van de firma Van Keulen, waarbij de eigenaren niet meer afstamden van Johannes van Keulen, bracht Jacob Swart het bedrijf in 1840 weer tot leven. De firma, Weduwe Hulst van Keulen geheten, kende een nieuwe bloeiperiode. Dit bedrijf presenteerde zich op nijverheidsen scheepvaarttentoonstellingen steeds meer als een winkel voor boeken, kaarten en instrumenten en minder als maker ervan. Swart werd redacteur en uitgever van het beroemde Tijdschrift voor het Zeewezen dat tot 1880 is blijven bestaan. In 1863 nam Swart jr. de zaak van zijn vader over, maar moest in 1885 om persoonlijke redenen sluiten. adres: Kattenburgerplein 1, Amsterdam. |
|