De Boekenwereld. Jaargang 5
(1988-1989)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 187]
| |
La Caricature 1830-1835 (deel II)
| |
[pagina 188]
| |
Le Replâtrage, ook bekend als de Dupinade. Litho door Charles Philipon, La Caricature (30-6-1831). Naar aanleiding van de publicatie van deze prent vond het proces tegen Philipon plaats, waarin hij Louis-Philippe in een peer transformeerde.
het de bedoeling was geweest niet diens persoon maar het politieke systeem dat hij symboliseerde, te kritiseren. Dat was geen belediging van de persoon van de koning. Omdat de koning werkelijk een enigszins peervormig hoofd had en hij dat ook getekend had, krabbelde hij tijdens het proces een portretje van de koning en vroeg de rechters of ze die schets veroordeelden. Het antwoord was ‘nee’. Ook een tweede schets waarop de vorm van het koninklijke hoofd al enigszins in de richting van een peer werd overdreven en de derde die de vorm had van een peer met menselijke trekken, konden er volgens de rechters mee door. De vierde schets was identiek aan de derde maar zonder de menselijke trekken. Gewoon een peer dus. Zo had Philipon in vier schetsen een metamorfose van het hoofd van de koning in een peer laten zien zonder dat daarop iets was aan te merken. Als hij hiervoor veroordeeld zou worden, aldus Philipon, was alleen al het tekenen van een peer een belediging van de koning. Immers de eerste tekening leek op de koning, de laatste leek op de eerste en toch was de laatste een peer. Hij werd desondanks veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf en 2.000 F boete. De vier schetsen publiceerde Philipon in La Caricature van 26 januari 1832 en daarmee begon de peercampagne, die wijder om zich heen zou grijpen dan Philipon had kunnen vermoeden. Het proces trok de aandacht van Heinrich Heine, die sinds mei 1831 in Parijs verbleef en voor de Allgemeine Zeitung verslagen schreef over de maatschappelijke en politieke situatie in Frankrijk.Ga naar eind6. Heine schreef dat het gezicht van de burgerkoning het voorwerp van felle spot was geworden en als peer in de etalages van alle prentenwinkels hing. Hij vond het onverstandig van de Franse regering om een dergelijke vorm van spot met processen te lijf te gaan. Daarmee werd ongetwijfeld het tegendeel bereikt van wat de regering beoogde, aldus Heine. In een later artikel schreef hij dat de peer volksgrap nummer één was geworden. Hij had medelijden met de koning, die dit allemaal onder ogen kreeg en erom zou huilen. Het niveau van de peer-prenten vond hij matig, maar hun hoeveelheid en de aandacht die ze onder alle lagen van de bevolking trokken was natuurlijk wel veelzeggend. Heine constateerde dat het effect van de politieke prenten in het algemeen groot was. Als voorbeeld noemde hij de prent van een papegaai, die op iedere vraag beurtelings antwoordde met ‘Jemappes’ of ‘Valmy’. Na de publicatie van die prent was de koning opgehouden met het voortdurend in zijn toespraken gebruiken van zijn heldendaden in die twee veldslagen...Ga naar eind7. De peer was een feit en de peer doordesemde de Parijse samenleving. Overal dook de peer op en iedereen, geletterd of niet, wist wie en wat er mee bedoeld werd: de Juli Monarchie in de persoon van de koning. Het woord ‘poire’ betekende meer dan alleen de bekende zachte, weke vrucht. Een veelzeggende betekenis was ook: sukkel. Maar het ging nog veel verder. Op 18de-eeuwse en vroeg 19de-eeuwse Engelse prenten had de peer al een erotische en vaak zelfs pornografische betekenis. In de Parijse volksmond werd traditioneel het woord ‘poire’ verward met ‘poireau’ (= prei) wat een straatwoord was voor penis. Op verschillende peer-prenten is de peer dan ook als phallus-symbool gebruikt. Het gebruik van de | |
[pagina 189]
| |
De peren, gelithografeerd door Charles Philipon.
Philipon tekende deze serie tijdens zijn proces op 14 november 1831. Ze werd gepubliceerd in La Caricature (24-11-1831) en in Le Charivari (17-1-1834). Met de publicatie van deze tekening in La Caricature begon het afbeelden van koning Louis-Philippe als peer in La Caricature en Le Charivari. | |
[pagina 190]
| |
‘Le Passé, Le Présent, L'Avenir’ van H. Daumier. Deze litho verscheen in La Caricature.
peer wilde dus ook zoveel zeggen als: de koning is een lul.Ga naar eind8. Behalve op prenten deed de peer ook op andere manieren zijn intrede in het Parijse leven van alledag. Er werden bijvoorbeeld kegelspellen gebruikt, waarin de spelers met hun houten ballen een grote houten peer moesten omgooien. Studenten van het Collège Royal in Versailles maakten in 1833 een grote sneeuwpop in de vorm van een peer en dansten daaromheen onder het zingen van revolutionaire liederen. De studenten werden gestraft en van school verwijderd, maar Philipon gebruikte deze gebeurtenis voor een prent in La Caricature (9-4-1835) met als titel ‘O soleil de Juillet, viens vite!’ (O julizon, kom vlug). Hiermee werd geroepen om de hitte van juli, waarin de val van Louis-Philippe geforceerd zou kunnen worden zoals die van Karel X in de zomer van 1830. Van alle peer-prenten is ‘Le Passé, Le Présent, L'Avenir’ van Daumier (La Caricature, 9-1-1834) het bekendst gebleven. Toen de peer eindelijk zijn meest dramatische emblematische betekenis had gekregen, de volstrekte verwerping van de Juli Monarchie, pleegde een opgewonden anarchist een aanslag op de koning en gaf zo de regering een kans voor open doel om met de septemberwetten van 1835 de oppositie de mond te snoeren, | |
GargantuaDe peer was echter niet het enige wapenfeit van La Caricature. Tijdens de bijna vijf jaar dat het blad wekelijks verscheen, werd in woord en beeld felle kritiek geleverd op de macht, die het geld in de Juli Monarchie had verworven. Geld regeerde het land. Karl Marx verwoordde dit scherp, toen hij de Juli Monarchie omschreef als ‘Eine Aktien Gesellschaft zur Exploitation des französischen Nationalreichtums’.Ga naar eind9. Talloze spotprenten hebben dit verwijt onder ieders ogen gebracht. Een van de felste was Daumiers Gargantua, bedoeld voor La Caricature, maar voortijdig in beslag genomen (La Caricature, 29-12-1831). De prent toont Gargantua, Rabelais' omvangrijke veelvraat. Zijn figuur en zijn gelaatstrekken vertonen (te) veel overeenkomst met die van Louis-Philippe en bovendien heeft zijn hoofd onmiskenbaar de inmiddels gebruikelijke peervorm. Gargantua zit op een stilletje, een ten behoeve van incontinente mensen in een stoel gebouwde w.c.Ga naar eind10. Aan zijn voeten deponeren vermagerde Parijzenaars hun laatste voedsel en bezittingen. Parlementsleden en ministers in ambtskostuum laden alles in manden en dragen die naar Gargantua's mond. Deze eet alles met smaak op en poept het vervolgens uit in de vorm van adelsbrieven en onderscheidingen. Andere figuren in ambtskostuums vangen deze eerbewijzen op en lopen er tevreden mee weg. De aanleiding voor Philipon om Daumier op te dragen deze prent te maken, was het besluit van het parlement om een koninklijk budget van 18 miljoen francs per jaar goed te keuren. Daumier vertolkte op deze prent de hevige verontwaardiging bij de bevolking. De prent werd, net als eerder Philipons ‘Dupinade’, in beslag genomen, omdat Gargantua teveel op de koning leek. Ondanks Philipons verklaring dat Gargantua de staatsmacht en niet de koning voorstelde, werden tekenaar Daumier, uitgever Aubert en lithograaf Delaporte beschuldigd van ‘het opwekken van haat en verachting jegens de koninklijke regering en belediging van de persoon | |
[pagina 191]
| |
Gargantua, litho door li. Daumier, 1831. Deze prent was bestemd voor La Caricature, maar werd door de censuur in beslaggenomen. Voor Daumier was het gevolg een verblijf in de gevangenis van zes maanden.
van de koning!’ Het vonnis luidde zes maanden gevangenisstraf en 500 F boete. Pas toen Daumier opnieuw de koning op prenten beledigde, moest hij zijn straf ook daadwerkelijk uitzitten.Ga naar eind11. La Caricature meldde zijn arrestatie op 30 augustus 1832. Met Gargantua vond Daumier de vorm en stijl als karikaturist, die hem beroemd zouden maken. In totaal maakte hij voor La Caricature 91 van de 524 prenten, die het blad publiceerde. | |
De vervolgingDe processen tegen Daumier en Philipon waren geen incidenten. De strijd om de vrijheid van drukpers was fel en alle kranten waren erbij betrokken. Tussen augustus 1830 en maart 1833 liet de regering 411 processen voeren tegen oppositiebladen. Daaruit kwamen 143 veroordelingen voort tot in totaal 65 jaar gevangenisstraf en 350.000 F aan boetes. Bij de oprichting van La Caricature had Philipon een oppositioneel satirisch blad voor ogen gestaan, waarin maatschappelijke en politieke ondeugden op kunstzinnige spotprenten en in literaire teksten bespot zouden worden. Een blad voor de wat jongere, hoogontwikkelde burgerij. Vandaar de ondertitel: ‘morale, religieuse, littéraire en scènique’. De grondwet van 1830 had immers de vrijheid van drukpers gegarandeerd. Toen bleek dat die garantie bepaald niet waterdicht was en de regering steeds opnieuw maatregelen verzon om de oppositionele pers verder te muilkorven, maakte Philipon zijn blad inzet van de strijd om de persvrijheid. In oktober 1832 verwijderde hij het woord ‘religieuse’ uit de kop van het blad. Het blad en zijn prenten waren toen al een aantal malen in beslag genomen en Philipon en Daumier waren veroordeeld. Op het moment dat de ondertitel veranderd werd, zaten ze zelfs allebei hun straf uit. | |
[pagina 192]
| |
J.J. Grandville et A. Desperret, ‘Descente dans les ateliers de la Liberté de la Presse’. De 16de litho in de serie L'Association Mensuelle, november 1833. De koning en zijn ministers vernielen een pers en snoeren ‘De Vrijheid’ de mond. Boven de pers hangen net gedrukte afleveringen van de oppositionele bladen La Caricature, Le Charivari, Le Patriot en de Droits de l'homme. Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage.
De regering had La Caricature de oorlog verklaard in maart 1831, toen Casimir Perier minister-president werd. Op 18 maart verklaarde hij op alle manieren jacht op de vijanden van de koning te zullen maken. Politie en justitie kregen de opdracht scherp in de gaten te houden of de pers de wetten naleefde en meteen in te grijpen als dat niet gebeurde of als er zelfs maar het geringste spoor van twijfel was. Op dezelfde 18de maart vond de eerste inval plaats bij La Maison Aubert, waarbij Philipons prent ‘Bulles de Savon’ (= zeepbellen, La Caricature 24-2-1831) in beslag werd genomen. Deze prent werd door Aubert los verkocht en hing daartoe in de etalage. Op de prent blaast een figuur die verdacht veel op de koning lijkt, zeepbellen waarin de liberale beloften van juli en augustus 1830 zijn geschreven. Philipon werd vrijgesproken en de prent ging terug naar Aubert, want de wet die het spottend afbeelden van de koning strafbaar stelde, werd pas op 8 april aangenomen. Toen ook nog besloten werd dat de politieke bladen een borgsom moesten storten en een krantenbelasting moesten gaan betalen, verklaarde Philipon de regering net zo totaal de oorlog als Perier dat de oppositionele pers gedaan had. In La Caricature van 28 april 1831 schreef hij dat het blad zou vechten voor een vrije ‘spotprenten pers’, of met andere woorden voor het recht kritische politieke prenten te publiceren. In zijn felle artikel verwees hij naar de traditionele vrijheid, die de makers en uitgevers van spotprenten sinds lang in Engeland genoten. Hij vond het laf van de regering dat nu er ook in Frankrijk kritische politieke prenten gepubliceerd werden, de regering in paniek raakte en alles deed om de in 1830 afgekondigde persvrijheid weer in te perken. Eindelijk, aldus de verbolgen Philipon, gooide de regering zijn liberale masker af en ging zij de oppositionele pers openlijk te lijf. De strijd was inderdaad fel, maar ongelijk. Op 12 januari 1832 bijvoorbeeld klopte de politie voor de 20ste maal bij La Maison Aubert aan om een prent in beslag te nemen. Philipon vluchtte met de prent naar zijn privé-woning, waar hij de volgende ochtend vroeg gearresteerd werd. De prent werd in beslag genomen en hij werd meteen naar de gevangenis St. Pélagie gebracht om zijn straf voor het publiceren van de Dupinade uit te zitten. Tijdens zijn gevangenisstraf bleef La Caricature gewoon verschijnen. Eind januari moest Philipon opnieuw terecht staan wegens majesteitsschennis. Ditmaal klaagde hij dat procureur-generaal Persil gezegd zou hebben: ‘binnen een maand bestaat La Caricature niet meer; wij hebben dat blad dan volledig vernietigd’. Philipon | |
[pagina 193]
| |
Appèl aux souscripteurs. Anonieme litho, 1832. De Passage Véro-Dodat als achtergrond van een reclameplaat voor Le Charivari.
werd vrijgesproken. Na 12 januari 1832 was het afgelopen met de overvallen op La Maison Hubert. Wellicht had het uitbreken van de cholera waaraan ook minister-president Casimir Perier bezweek, daarmee iets te maken. De steekhoudendste verklaring lijkt echter dat het kunstenaarscollectief (tijdelijk) was opgehouden de koning en face af te beelden. Louis Philippe was nog steeds de hoofdpersoon op vele prenten, maar voortaan van achteren of van opzij, waarbij hij herkenbaar was aan zijn haardracht of zijn attributen, de paraplu en de hoge hoed met cocarde. En natuurlijk was er de peer, die op alle prenten voorkwam. Philipon is tussen het najaar van 1831 en dat van 1835 waarschijnlijk zesmaal veroordeeld en heeft in die periode in totaal dertien maanden in de gevangenis doorgebracht. Al die veroordelingen en de hoge boeten waarmee ze steevast gepaard gingen, waren voor de uitgever teveel van het kwade. In het Bulletin de la préfecture de Police van 17 november 1831 heeft een anonieme verslaggever genoteerd dat de vrouw van de uitgever van La Caricature, Marie Phili- | |
[pagina 194]
| |
pon, murw scheen te zijn gemaakt door de voortdurende arrestaties en invallen en er bij de financiers van het blad op had aangedrongen de uitgave te staken. | |
ReddingspogingenPhilipon wilde echter van geen ophouden weten en besloot extra fondsen aan te boren. Bij La Caricature van 24 november 1831 voegde hij een uitgebreide fondslijst van La Maison Aubert, waarin alle uitgaven van het huis te koop werden aangeboden.Ga naar eind12. Aubert breidde zijn assortiment producten en diensten steeds verder uit. Niet alleen werden de prenten van La Caricature voor de losse verkoop op verschillende kwaliteiten papier gedrukt, ze werden ook ingekleurd aangeboden. Men kon de prenten ook in albums kopen voor prijzen variërend van 15 tot 75 F. Succesvolle prenten werden hiertoe opnieuw gedrukt. Interessant zijn de kleine verschillen, die de aandachtige beschouwer in de verschillende versies van dezelfde prenten kan opmerken.Ga naar eind13. Aubert startte ook de uitgave van de z.g. Revue des Peintres, waarin door vaardige lithografen als Julien en Bouquet litho's werden opgenomen naar schilderijen, die beroemd waren geworden door hun succes op de Parijse salons. Men kon zich ook bij La Maison Aubert vervoegen om zijn of haar portret direct op steen te laten tekenen, waarna de uitgever een perfecte afdruk op velijn, een gladde papiersoort zonder vergure, verzorgde. Philipon nam nog meer maatregelen. Terwijl hij in de gevangenis zat, verscheen in oktober 1832 het eerste nummer van een dagblad dat hij Le Charivari (= de ketelmuziek) gedoopt had. In tegenstelling tot La Caricature werd dit een min of meer gewone krant. Er werden geen op velijn afgedrukte litho's bijgevoegd; de dagelijkse spotprent werd gewoon met de krantenpers in de tekst afgedrukt. De eerste prent op de eerste dag was van Daumier, die eveneens een gevangenisstraf uitzat... Le Charivari was uiteraard de republikeinse beginselen toegedaan en werd als een schandaalblad beschouwd, maar hoewel grotendeels dezelfde redacteuren en tekenaars deze krant bedienden, stelde hij zich politiek iets minder agressief op dan La Caricature. Philipon nam met de oprichting van deze krant een groot financieel risico. Beide bladen moesten samen 215.000 F opbrengen, voordat er van enige winst sprake kon zijn. Een abonnement op La Caricature kostte 52 F en een op Le Charivari 60 F per jaar. De betaalde oplage van La Caricature schommelde voortdurend rond de 1.000 en het aantal abonnees op Le Charivari kwam in deze jaren niet boven de 2.000 uit. Vergeleken met de respectievelijk ca. 5.000 en 10.000 abonnees op legitimistische en dus ook oppositionele dagbladen als La Quotidienne en Le Gazet de France, waren dit bescheiden aantallen. Net als voor La Caricature had Philipon voor de uitgave van Le Charivari een vennootschap opgericht. In het contract daarvoor, dat op 22 oktober 1832 werd ondertekend, stond hij zelf vermeld als degene die verantwoordelijk was ‘seul et absolument de tout cequi concerne l'administration matérielle ainsi que la direction morale de la parti lithographique’.Ga naar eind14. Voor ‘la direction morale de la redaction’ was Philipon samen verantwoordelijk met hoofdredacteur Desnoyers. Er waren 500 aandelen, waarvan Philipon er 250 bezat en Louis Desnoyers 25. De overige werden publiek verkocht, op 80 stuks na, die in reserve gehouden werden, onder controle van Philipon, Het contract bevatte ook een bepaling dat Desnoyers niet voor andere kranten mocht schrijven, behalve natuurlijk voor La Caricature, waaraan hij van het begin af verbonden was. Om zijn nieuwe krant te lanceren, pakte Philipon de zaken groots aan. Hij liet in een oplage van 20.000 een folder verspreiden, waarin hij de Juli Monarchie nogmaals de oorlog verklaarde. Met dit alles waren de activiteiten om het voortbestaan van La Caricature te verzekeren nog niet ten einde. Om een noodfonds te creëren waaruit de vele boetes en advocatenkosten betaald konden worden, richtte hij in augustus 1832 L'Association Mensuelle de la Liberté de la Presse op. Tegen betaling van slechts één franc per maand gedurende tenminste drie maanden achtereen kregen de intekenaars een door de kunstenaars van La Caricature speciaal voor hen gemaakte litho op folioformaat, die gedrukt werd op hetzelfde velijn als de prenten van La Caricature. In zijn advertenties in La Caricature wees Philipon op de hoge kwaliteit en de kunstwaarde van deze prenten. Alle bevlogen aanbevelingen namen echter niet weg dat ook L'Association geboren werd uit de nood van La Caricature. | |
[pagina 195]
| |
Rue Transnonain, 1e 15 Avril 1834. Litho door H. Daumier.
Met zijn veronderstelling dat deze prenten voer voor verzamelaars waren, heeft Philipon gelijk gekregen. In totaal publiceerde L'Association Mensuelle 24 prenten. Ze waren actueel en werden gemaakt door Philipons allerbeste kunstenaars.Ga naar eind15. De bekendste is ongetwijfeld Daumiers ‘Rue Transnonain’ (1834), die gemaakt werd naar aanleiding van het onnodig bloedvergieten door politie en leger tijdens opstootjes in een Parijse volksbuurt. In een huis in de (niet meer bestaande) Rue Transnonain werden toen dertien volwassenen en kinderen gedood, die met de rellen in het geheel niets te maken hadden.Ga naar eind16. De prenten van L'Association moesten het van de actualiteit hebben. Voor verzamelaars die ze wilden inlijsten, moesten ze bovendien ongeschonden zijn. Vandaar dat de regering nieuwe maatregelen bedacht, waardoor aan deze voorwaarden niet meer voldaan kon worden. In januari 1834 werd een wet uitgevaardigd, die bepaalde dat alle van tekst voorziene prenten ten behoeve van de belasting moesten worden ingeleverd om van een zegel voorzien te worden. Dat betekende een onaanvaardbare vertraging in de productie, waardoor de actualiteit oudbakken werd. Bovendien schond het stempel de prent, waardoor die voor de verzamelaar minder aantrekkelijk werd. De ‘Rue Transnonain’ bijvoorbeeld verscheen pas in oktober, terwijl de gebeurtenissen waarop de prent sloeg, maanden eerder hadden plaatsgevonden. Het was tevens de laatste prent die de Association uitgaf. Philipon hief de reeks in oktober 1834 op. | |
Het eindeOndanks alle inventieve pogingen om La Caricature te redden, trok de regering aan het langste eind. Het net rond het weekblad werd steeds nauwer aangehaald. De stok die men nodig had voor de genadeslag, werd in augustus 1835 gevonden. Toen pleegde de anarchist Fieschi een aanslag op koning Louis-Philippe, die in zoverre mislukte dat deze ongedeerd bleef. De stok was gevonden en de republikeinse oppositie kreeg | |
[pagina 196]
| |
C'était vraiment bien la peine de nous faire tuer.
Litho door H. Daumier, La Caricature (27-8-1835). Op deze laatste litho voor het laatste nummer van La Caricature laat Daumier (tekst: Philipon) de slachtoffers van de juli-revolutie van 1830 de retorische vraag stellen: was het eigenlijk wel de moeite waard dat we ons hebben laten doden? de schuld. Haar manier van oppositie bedrijven en haar pers hadden de sfeer gecreëerd, waarin een dergelijke aanslag had kunnen plaatsvinden en opnieuw zou kunnen plaatsvinden. In de lange en opgewonden debatten in het parlement werden de namen van La Caricature, Le Charivari en Le Tribune niet genoemd, maar het is duidelijk dat zij wel steeds bedoeld werden.Ga naar eind17. Het kostte de regering derhalve geen enkele moeite de z.g. septemberwetten aangenomen te krijgen. Die wetten regelden de instelling van speciale gerechtshoven om iedere vermoede aanslag op de veiligheid van de staat te onderzoeken. De aangeklaagde was schuldig, als de helft plus één van de juryleden verklaarden van zijn schuld overtuigd te zijn. Bovendien mocht geen ets, gravure, litho, houtsnede, medaille of andere afbeelding gepubliceerd, tentoongesteld of verkocht worden zonder dat de minister van binnenlandse zaken de afbeelding had goedgekeurd. Regelrechte censuur dus. De borgsom voor politieke bladen tenslotte werd verhoogd tot 100.000 francs. Voor een blad als La Caricature was zo'n bedrag nauwelijks op te brengen, laat staan te verliezen. De minister die het heftigst op deze wetgeving aandrong was A. Thiers, de revolutionair van 1830. In Le National, de liberale krant die Thiers in 1829 mede had opgericht, schreef hoofdredacteur Armand Carrel dat het laf en barbaars tegelijk was Philipon en Grandville te onderwerpen | |
[pagina 197]
| |
aan de censuur van Thiers. Men onderdrukt, aldus Carrel, La Caricature, omdat men in een gelijke strijd niet tegen het blad is opgewassen. Philipon moest nu wel opgeven. In het laatste nummer van 27 augustus 1835 schreef hij dat La Caricature zich nu moest buigen voor een wet, waarmee de regering, ondanks haar verzekering van het tegenovergestelde in de Charte van 1830, de censuur toch weer invoerde. Het blad was moegebeukt en ondanks alle publiciteit naar aanleiding van de elkaar opvolgende processen toch niet uitgegroeid tot een massaal medium. Het aantal abonnementen was teruggelopen tot iets boven de 700, terwijl Le Charivari juist een stijgende lijn vertoonde. Philipon was bovenal zakenman en dus vond hij het voortbestaan van La Maison Aubert, Le Charivari en zijn snel expanderende prentenhandel toch belangrijker dan La Caricature. In het laatste nummer vlamden redactie en tekenaars nog één keer. Daumier publiceerde zijn bittere prent ‘C'était vraiment la peine de nous faire tuer’ (Het was de moeite ons te laten doden), waarmee hij verwees naar de 1.800 dode revolutionairen van 1830 en tegelijk de trieste balans opmaakte van 5 jaar Juli Monarchie. De tekst van het persartikel uit de septemberwetten werd afgedrukt in de vorm van een..... peer. | |
SlotHeeft La Caricature uiteindelijk een invloed gehad, die boven de bijna vijf jaargangen en de oplage van 750 tot 1.000 uitstijgt? Het antwoord luidt overtuigd: ja. La Caricature heeft de kunst verrijkt met meer dan 500 prachtige litho's, die niet alleen als kunstwerken maar ook als historische documenten grote waarde hebben. Ze zijn nog steeds de tegenhangers van de pompeuze historiestukken die in opdracht van Louis-Philippe tijdens deze periode rijkelijk gemaakt zijn. Een aantal kunstenaars heeft bovendien, dankzij het werken voor La Caricature, een artistieke en grafische vorm gevonden, die hun latere werk heeft bepaald. Dankzij hun bijdragen aan La Caricature, en soms ook aan Le Charivari, zijn zij groot geworden. Dat geldt vooral voor Grandville en Daumier. Samen hebben Philipon en zijn kunstenaars de politieke prent veranderd en de basis gelegd voor de spotprent zoals wij die nog steeds kennen. Nieuw was een redacteur, die zijn kunstenaars dirigeerde, hun de onderwerpen opgaf en zelf zei hoe hij de prenten uitgewerkt wilde hebben. Nieuw was ook het gebruik van volkstypen op de prenten door vooral Daumier en Traviès. Ook dat heeft ruime navolging gekregen. La Silhouette en La Caricature hebben de mogelijkheid en de effectiviteit van de massale verspreiding van spotprenten door middel van de lithografie aangetoond. Tot in de 20ste eeuw zou deze grafische techniek, ooit uitgevonden om muziekpartituren in grote oplagen te vermenigvuldigen, de belangrijkste drager blijven van de politieke prent. Grote invloed heeft La Caricature ook gehad op de ontwikkeling van het politiek-satirische tijdschrift. Voor het eerst, maar zeker niet voor het laatst, werkte een collectief van kunstenaars vanuit ongeveer dezelfde politieke overtuiging aan een dergelijk blad. De kunstenaars hadden hetzelfde doel en gebruikten dezelfde techniek in hetzelfde medium. Hun individuele bekwaamheden werden versterkt door hun collectieve werkwijze en de leiding van Philipon. In details is dat goed zichtbaar, maar opvallender is de kracht van het gezamenlijk optreden. De allereerste satirische periodiek in de geschiedenis was Esopus in Europa van Romeyn de Hooghe. Misschien wel het belangrijkse verschil tussen Esopus en La Caricature was dat Esopus als instrument van de Nederlandse propaganda zich tegen buitenlandse vorsten richtte en dus in eigen land niets te vrezen had, terwijl La Caricature juist een oppositionele rol speelde in de binnenlandse politiek en op moest boksen tegen de heersende macht. La Caricature zette hiermee de toon voor de vele politiek-satirische bladen die in de 19de eeuw overal verschenen. Bekende voorbeelden zijn het Duitse Simplicissimus en de Nederlandse Notenkraker. En dan de persvrijheid. La Caricature stelde zich in dienst van de strijd voor de vrijheid van drukpers. De septemberwetten van 1835 maakten een eind aan dit gevecht. De strijd brak echter steeds weer opnieuw uit. Ook in 1848 stond de vrijheid van drukpers weer op het spel. Iedere nieuwe grondwet legde de persvrijheid vast. Het recht vastleggen en vervolgens het gebruik van dat recht ook tolereren, zijn twee heel verschillende zaken. Journalisten en kunstenaars hebben hun vrijheid van meningsuiting dan ook altijd moeten bevechten en verdedigen. Phili- | |
[pagina 198]
| |
pon en zijn kunstenaars gingen dat gevecht aan. Zij verloren wel de slag, maar daarmee nog niet de oorlog. |
|