| |
| |
| |
Agenda
Veilingen
sotheby's. Rokin 102, 1012 KZ Amsterdam, 020-275656.
Veiling van schilderijen, prenten en boeken.
10 mei. Kijkdagen 7-9 mei.
O.a. oude atlassen en bibliofiele uitgaven.
van stockum's ant b.v Prinsengracht 15, 2512 EW Den Haag, 070-649840/649841.
24-26 mei, kijkdagen 19-21 mei. O.a. de bibliotheek van Groeninx van Zoelen, Huis ten Donck te Ridderkerk en een grote collectie grafiek, (550 nrs.)
burgersdijk & niermans Nieuwsteeg 1, 2311 RW Leiden, 071-121067/126381.
30-31 mei, kijkdagen 26-28 mei. O.a. de bibliotheek van prof. dr. A.G.H. Bachrach.
van gendt book auctions Overtoom 197, 1054 HT Amsterdam, 020-184470/183247.
6-7 juni, kijkdagen 2-4 juni.
| |
Beurzen
a.b.a. london antiquarian book fair. 20-22 juni.
Adres: Parklane Hotel, Londen.
| |
Tentoonstellingen
De foto's van Breitner
Van de kunstschilder George Hendrik Breitner (1857-1923) is bekend dat hij een grote passie had voor fotografie. Een aantal foto's van zijn hand heeft bekendheid gekregen, echter tot op heden maar in kleine kring. Het afdrukken van zijn collectie negatieven van ca. 2000 stuks heeft onlangs geleid tot verrassende nieuwe inzichten over Breitner als fotograaf. Deze ‘nieuwe’ foto's zijn de aanleiding voor een grote overzichtstentoonstelling van het fotografische oeuvre van Breitner in Teylers Museum te Haarlem.
Na het overlijden van George Breitner werd bij het opruimen van zijn atelier een wasmand vol met negatieven gevonden. Toen deze collectie van ca. 2000 stuks in de jaren zestig in het bezit kwam van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie bleek al snel dat het hier ging om materiaal van uitzonderlijke waarde. Uiteraard was al lang bekend dat Breitner de fotografie toepaste als hulpmiddel bij zijn schilderswerkzaamheden. De collectie is echter sinds kort toegangkelijk geworden. WVC verstrekte aan de Haarlemse fotograaf Harm Botman de opdracht alle negatieven integraal af te drukken, opdat de beelden van het zeer kwetsbare en door de tijd aangetaste filmmateriaal voor de toekomst bewaard zou blijven. Nu pas blijkt hoezeer Breitner gefascineerd moet zijn geweest door het medium fotografie.
Schijnbaar driftig fotograferend heeft Breitner zich, zonder een al te duidelijk technisch kunnen, een voor die tijd zeer open en spontane stijl eigen gemaakt. Immers, de meeste bekende foto's van zo'n eeuw geleden komen nu op ons strak geposeerd en statisch over. Breitner daarentegen blijkt echter op een bijna ‘snapshotachtige’ wijze beelden uit zijn directe omgeving vereeuwigd te hebben. Beelden van het dagelijks leven in een drukke Amsterdamse samenleving, vol vaart en beweging: het straatleven, ambachten, schepen, paarden, bouwputten en de oprukkende stad. Beelden uit zijn privé-leven zijn intiem en intrigerend: verrassende familieportretten; foto's van modellen en naakten. Vaak zijn lichtomstandigheden gedurfd en de composities spannend. Het is inmiddels bekend dat Breitner voor deze foto's meer dan vijf camera's gebruikt heeft.
In het licht van de geschiedenis van de Nederlandse fotografie zijn de foto's van Breitner een mijlpaal. In de grote zaal van het Teylers Museum zullen de hoogtepunten van Breitners fotografisch oeuvre getoond worden. In een zestigtal grote afdrukken, aangevuld met ruim honderd kleinere archieffoto's, zal een compleet beeld gegeven worden van Breitners fascinerende kijk op het leven aan het eind van de vorige eeuw. De vele thema's die Breitner, al dan niet ten behoeve van latere schilderwerken, fotografeerde, zullen alle in een bepaalde samenhang zichtbaar worden. De expositie in Teylers Museum is een nieuwsgierig makende reconstructie: het fenomeen Breitner als de fotograferende kunstenaar, een enerverend onderdeel van de vele manifestaties in 1989 in het kader van de viering van 150 jaar fotografie.
Ter gelegenheid van deze expositie is er van de hand van de Breitner-kenner bij uitstek, Paul Hefting, een prachtige monografie verschenen. In deze uitgave van de SDU zal in vele foto's het beeld van Breitner als fotograaf zichtbaar worden. Prijs f 49,90.
adres: Spaarne 16, 2011 CH Haarlem.
geopend: t/m 11 juni, dinsdag t/m zaterdag 10.00-17.00 uur, zondag 13.00-17.00 uur.
| |
Jan Verkade
Jan Verkade (1868-1946), telg uit de vermaarde fabrikantenfamilie, was net als zijn beroemde broer, de acteur Eduard, artistiek begaafd. Hij was waarschijnlijk de enige Nederlander die zowel in het fin-de-siècle-Parijs als in het München van het begin van deze eeuw daadwerkelijk deelnam aan de avant-garde kunst. Hij kende Gauguin, Bonnard, Vuillard, Sérusier, Denis en Bernard, maar ook Jawlensky en Werefkin. Zijn Nederlandse vrienden Roland Holst, Toorop, Voerman en Jan Veth hield hij op de hoogte van wat zich in de moderne kunst voordeed. Toch is zijn naam alleen bij specialisten bekend. Reden voor deze geringe roem is onder meer de onbereikbaarheid van zijn werk en hieraan wil de tentoonstelling Jan Verkade een einde maken.
Na een jarenlange speurtocht langs Franse, Duitse, Deense, Zweedse, Zwitserse en ook Nederlandse
| |
| |
collecties is de samensteller van de tentoonstelling, dr. Caroline Boyle-Turner, erin geslaagd een representatieve selectie van zo'n zeventig werken uit Verkade's oeuvre samen te stellen. Daar zijn vele schilderijen aan toegevoegd die Verkade ten geschenke had gekregen van bevriende kunstenaars. Op de tentoonstelling wordt het beeld opgeroepen van een begaafd schilder die rusteloos op zoek bleef naar nieuwe vormen, overtuigd van zijn spirituele roeping als kunstenaar.
Na aanvankelijk gewerkt te hebben in impressionistische trant, vertrok Verkade in 1891 naar Parijs. Daar maakte hij kennis met de kring rond Gaugin; de Nabis namen hem vervolgens in hun midden op. Met een wonderbaarlijk aanpassingsvermogen maakte Verkade zich hun stijl eigen. Net als Gaugum vertrok hij naar Bretagne om daar de vrome eenvoud van het boerenleven te ervaren. In 1892 liet hij zich daar katholiek dopen. Later dat jaar reisde hij naar Italië, waar hij in een klooster in Fiesole zijn eerste fresco's maakte. Na vele omzwervingen kwam hij uiteindelijk in de benedictijnerabdij te Beuron in Zuid-Duitsland terecht. Daar raakte hij in de ban van de religieuze schilderkunst volgens de strenge wetmatigheden van Pater Desiderius Lenz. Benedictijn geworden, decoreerde hij als schilder-monnik Dom Willibrord samen met kunstenaars van de Beuroner Kunstschule kloosters in Praag en Montecassino, maar ook kapellen in de streek rond Beuron. Het kostte hem echter moeite om zich aan de strenge regels van Lenz te onderwerpen en hij raakte in conflict met zijn superieuren. Als reactie daarop stortte hij zich in het wereldse kunstleven van de avant-garde in München, zonder zich overigens geheel bij het vroege expressionisme aan te passen. Als boetedoening voor zijn werelds gedrag werd hij door zijn superieuren naar Palestina gezonden om daar een benedictijnerklooster te decoreren. Dit liep op een fiasco uit. Nog eenmaal zou hij een poging wagen om tot de door hem zozeer begeerde spirituele kunst te geraken. De Kruisafneming in een kapel in Wenen zou zijn laatste werk worden. Na 1914 nam zijn drang tot schilderen af. De laatste dertig jaren van zijn leven waren geheel gewijd aan schrijverschap en kloostertaken. Zijn autobiografie, die in twee delen verscheen, Van ongebondenheid en heilige banden en In blijde gebondenheid, kende een groot succes.
‘Het beeldend werk van Verkade en zijn geschriften bieden gezamenlijk een fascinerende blik in de geest van een creatief man, die trachtte kunstzinnige en geestelijke waarden een plaats te geven in een samenhangend, zinvol leven’, zoals Caroline Boyle-Turner schrijft in de catalogus (168 pp.; f 49,50).
| |
De nabis en de Parijse avant-garde
Tegelijkertijd met de tentoonstelling ‘Jan Verkade’ is in het prentenkabinet van het Rijksmuseum Vincent van Gogh een expositie te zien die als context van Verkade kan worden opgevat. Onder de titel De Nabis en de Parijse Avant-Garde is een 180-tal prenten, tekeningen en gouaches bijeengebracht uit vijftig verschillende openbare en particuliere collecties over de hele wereld. Les Nabis (het Hebreeuwse woord voor ‘profeten’) was de nogal pretentieuze naam die enkele leerlingen van Gauguin aannamen. De bekendsten van hen waren Bonnard, Vuillard, Denis, Sérusier en Maillol. Ook Verkade werd in hun midden opgenomen en kreeg als bijnaam ‘Le Nabi obéliscal’ vanwege zijn lengte.
In hun kunst zetten zij Gauguins ‘Synthetisme’ voort met zijn sterke nadruk op de omtreksvormen en harmonieën van kleurvlakken. Het doel dat hun voor ogen stond, wordt gekenmerkt door een zekere dubbelzinnigheid. Enerzijds verlustigden zij zich in obscure symboliek (ze communiceerden soms in geheimtaal), anderzijds zochten zij aansluiting bij populaire beeldvormen, die tot dan toe niet tot de kunst gerekend werden. Dit laatste aspect van hun kunst vormt de kern van deze tentoonstelling. Naast intieme observaties van het dagelijks leven bij Bonnard en Vuillard zijn er ontwerpen voor affiches van avantgarde toneel, omslagen van tijdschriften en boeken, ontwerpen voor lampekappen, wandtapijten en gebrandschilderde ramen. In dit werk is een duidelijke verwantschap te zien met illustraties van populaire tijdschriften, zoals La Caricature, met spotprenten en strips. Ook het eind jaren tachtig opkomende schaduwtheater met zijn silhouetten van zinken figuurtjes heeft zijn weerslag in de prenten van de Nabis. Daarnaast waren ze nauw geassocieerd met Les Incohérants, een groep avant-garde kunstenaars die een soort Dada avant la lettre beoefenden en op hun geruchtmakende tentoonstellingen slechts dat uitsloten wat ‘obsceen, serieus of vervelend’ was.
De werken op de tentoonstelling in het Van Goghmuseum maken deze relaties duidelijk; ze dateren uit het laatste decennium van de vorige eeuw en tonen een geleidelijk loslaten van de 19de-eeuwse symbolistische idealen ter wille van de decoratieve waarde van het ontwerp. In dit opzicht is in hun werk de ontwikkeling te zien naar het modernisme van onze eeuw.
De Nabis en de Parijse Avant-Garde is georganiseerd door de staf van het Jane Voorhees Zimmerli Art Museum, Rutgers University, New Brunswick (USA). De catalogus The Nabis and the Parisian Avant-Garde (gebonden 197 pp., 195 zw/wit ill; 44 ill. in kleur; prijs ca. f 50,-) stond onder redactie van Patricia Eckert Boyer en bevat essays van de samenstelster over de relaties tussen Les Nabis en cartoonisten en een artikel van Elizabeth Prelinger over het Symbolisme.
adres: Paulus Pottenstraat 7, Amsterdam
geopend: t/m 28 mei, Qan Verkade t/m 21 mei) dinsdag t/m zaterdag 10.00-17.00 uur. zondag 13.00-17.00 uur.
| |
De verzameling van mr Carel Vosmaer
In onze vaderlandse literatuurgeschiedenis is Carel Vosmaer (1826-1888) geen onbekende. Zijn boeken beleefden in de l9de eeuw verschillende herdrukken. Bovendien was hij gevreesd vanwege zijn kritische kunstbeschouwingen en zijn polemieken over actuele gebeurtenissen op cultureel gebied. Dat hij ook 17de-, 18de- en 19de-eeuwse tekeningen verzamelde was tot nu toe nagenoeg onbekend.
In de periode 1840-1875 heeft Vosmaer zijn verzameling opgebouwd. De meeste musea stelden in die
| |
| |
tijd nog vrijwel geen belang in het aankopen van tekeningen. Carel Vosmaer kocht zijn eerste bladen toen hij nog op school zat. Bij een handelaar in Den Haag wist hij voor minder dan een gulden een map met tekeningen op de kop te tikken die, naar later zou blijken, werken waren van Jan de Bisschop (1628-1671) en Constantijn Huygens de Jonge (1628-1697). Sindsdien verwierf hij regelmatig tekeningen op veilingen. Tot zijn belangrijkste aankopen behoren een olieverfschets van Dirck Hals, een Juno van Goltzius, figuurstudies van Bloemaert, Berckheyde en Saftleven, Italiaanse gezichten van Gillis van Valckenborch, Cornelis van Poelenburch en Jean Grandjean en een ontwerptekening van Carlo Maratta. Vosmaer kocht niet alleen 17de- en 18de-eeuwse tekeningen maar verwierf ook bladen van tijdgenoten. Zo kocht hij een reeks studies van Cornelis Kruseman en kreeg hij tekeningen van J.Ph. Koeleman, A. Allebé, J.W. Bilders en van zijn vriend L. Alma Tadema.
Alle genoemde tekeningen behoren tot een keuze van ca. honderd bladen die in de zalen van het Rijksprentenkabinet is te zien. Bovendien wordt het kunstenaarsalbum van de l8de-eeuwer Arnout Vosmaer getoond. Ook wordt aandacht besteed aan de tekeningen die Vosmaer zelf maakte en aan zijn baanbrekende boek over Rembrandt.
Bij zijn bezoeken aan het Amsterdamse Rijksprentenkabinet in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, moest hij constateren dat er naast de belangrijke prentcollectie nauwelijks tekeningen waren. Aan Vosmaers verontwaardiging daarover is het mede te danken dat men niet lang daarna door de overheid in staat werd gesteld die pijnlijke lacune op te vullen.
Goede oude tekeningen zijn tegenwoordig zo zeldzaam geworden dat verwerving en bloc niet of nauwelijks meer voorkomt. Toch is, door de welwillende medewerking van de nabestaanden van Carel Vosmaer, het Rijksprentenkabinet erin geslaagd deze tekeningencollectie te verwerven. De meeste bladen van deze aanwinst zijn in de kunsthistorische literatuur onbekend. Zonder de financiële steun van o.a. de Vereniging Rembrandt was deze aankoop niet mogelijk geweest.
adres: Stadhouderskade 42 (rechter hoofdingang), Amsterdam.
geopend: t/m 11 juni, dinsdag t/m zaterdag 10.00-17.00 uur, zondag 13.00-17.00 uur.
| |
Vosmaer in Den Haag
Vanaf 19 maart wordt in het Haags Historisch Museum de tentoonstelling ‘De literaire wereld van Carel Vosmaer (1826-1888)’ gehouden.
Carel Vosmaer heeft bijna zijn hele leven in Den Haag gewoond, onder meer in de Anna Paulownastraat en in de De Ruyterstraat, waar op nummer 73 een gevelsteen gemetseld zit, die aan zijn verblijf aldaar herinnert. In de tentoonstelling wordt in het bijzonder aandacht besteed aan het bloeiende culturele leven in het Den Haag van de tweede helft van de 19de eeuw, zoals aan de kunstenaarsvereniging Pulchri Studio, aan het literaire genootschap Oefening Kweekt Kennis, aan de schilders van de Haagse School en aan de letterkundigen van het weekblad De Nederlandsche Spectator. In al deze kringen speelde Vosmaer een belangrijke rol. Carel Vosmaer was een dubbeltalent. Naast zijn talent als schrijver bezat hij een niet onverdienstelijk tekentalent. Hij wendde dat onder andere aan om zijn eigen letterkundig werk te illustreren. Daarnaast bracht hij veelvuldig zijn omgeving in beeld: Haagse locaties, zijn reizen naar het buitenland, zijn gezin, zijn studeerkamers. In zekere zin vormen zijn tekeningen en schetsen een autobiografie in beeld.
Aan het begin van zijn carrière profileerde Vosmaer zich vooral als kunsthistoricus. Hij publiceerde een baanbrekende studie over Rembrandt en opstellen over talrijke andere kunstenaars uit verschillende eeuwen. In de jaren zeventig en tachtig manifesteerde hij zich ook als literair schrijver. Gedichten als Londinias en Nanno, romans als Amazone en Inwijding en zijn vertaling van de Ilias en de Odyssee van Homerus maakten hem tot een van de meest vooraanstaande letterkundigen van het land.
Vosmaer was een van de weinigen die al vroeg het belang van Multatuli inzag. In woord en geschrift nam hij het voor Multatuli op. De beide schrijvers herkenden elkaar als geestverwanten en raakten bevriend. In de tentoonstelling worden onder andere onbekende portretten getoond, die Vosmaer maakte van Multatuli en diens tweede echtgenote. Vosmaers brede belangstelling wordt onder meer zichtbaar bij zijn bemoeienissen rond de totstandkoming van het Nationaal Monument op Plein 1813. Verder was hij medeoprichter en aandeelhouder van de aardewerk- (en later ook porselein-) fabriek Rozenburg.
Bij de Amsterdamse en de Haagse expositie is een gelijknamig boek verschenen. Uitgegeven door de SDU. Prijs: f 39,90 per stuk.
adres: Korte Vijverberg 7, Den Haag.
geopend: t/m 11 juni, dinsdag t/m zondag 11.00-17.00 uur
| |
Vijf jaar schenkingen Bibliotheca Wittockiana
In de Bibliotheca Wittockiana te Brussel wordt t/m 24 juni een tentoonstelling georganiseerd van boeken, boekbanden, documenten en andere voorwerpen geschonken aan de Bibliotheca Wittockiana sedert haar stichting. Er zijn ondermeer te bewonderen: de boekband-maquettes door Henry van de Velde en zijn ‘Art-Nouveau’ stempels. Er is een geïllustreerde catalogus met de namen van de milde schenkers.
adres: Bemelstraat 21-23, Brussel
geopend: t/m 24 juni. (tel. 02-770.53.33).
| |
Ziet kindren
In het Nederlands Scheepvaart Museum is t/m 28 mei een tentoonstelling te zien van maritieme volks- en kinderprenten (1700-1900). Na de belangrijke tentoonstelling Centsprenten in het Rijksprentenkabinet (1976) wordt thans onder de titel Ziet Kindren! deeze schapen aan aandacht geschonken aan een thema uit dit wat in de vergetelheid geraakte genre, n.l. aan uitbeeldingen van schepen op volks- en kinderprenten: simpele, directe beelden van schepen, zeehelden en taferelen uit het zeemansleven, in houtblokken en
| |
| |
koperplaten. De centsprent kocht men voor een oortje, twee duiten of een cent; zij was een gewaardeerd geschenk op een feestdag of een beloning voor goed leren. Deze houtsneden waren meestal verhalend en moraliserend en vaak van een onwaarschijnlijke braafheid.
adres: Kattenburgerplein 1, Amsterdam.
geopend: t/m 28 mei, dinsdag t/m zaterdag 10-17 uur, zondag 13-17 uur.
| |
Van nieuwsprent tot persfoto
Tot en met 2 juli is in het Schielandshuis de tentoonstelling ‘Van Nieuwsprent tot persfoto’, vier eeuwen visuele verslaggeving te zien. Deze expositie van de Atlas Van Stolk wordt gehouden in het kader van de manifestatie 150 jaar fotografie.
Al vier eeuwen lang is het aanspoelen van een potvis een gebeurtenis geweest die veel belangstelling trok. In de collectie van de Atlas Van Stolk bevinden zich tal van afbeeldingen waarop deze gebeurtenis is vastgelegd. De tentoonstelling toont er enkele variërend van een gravure uit 1577 tot een krantefoto van de in februari j.l. aangespoelde potvis.
Vanaf het einde van de 16de eeuw werden nieuwsprenten verspreid van actuele gebeurtenissen als feestelijkheden, belegeringen, veldslagen of rampen als de ontploffing van het kruitschip in Leiden in 1807. Dergelijke spectaculaire gebeurtenissen bleven lange tijd actueel niet in de laatste plaats omdat het maken van een nieuwsprent veel tijd in beslag nam. Vaak bevatte de prent een reeks momentopnamen van een gebeurtenis. De oplage van de nieuwsprenten was veelal laag. Dit gold met name voor etsen en gravures waarbij de koperplaat aan slijtage onderhevig was. Voor een grotere oplage zorgde de houtsnede, die vooral gebruikt werd bij het drukken van volksuitgaven en straatliederen. De uitvinding van het fotografisch procédé door de Fransman Daguerre in 1839 betekende het begin van de ontwikkeling van de fotografie. De uitvinding van de daguerreotypie was voor de nieuwsvoorziening nog niet te gebruiken, omdat het procédé niet geschikt was voor het maken van afdrukken. Voor de nieuwsverspreiding werd van een daguerreotypie bijvoorbeeld een litho gemaakt. Met de ontwikkeling van het negatief-positief procédé werd het ook mogelijk om afdrukken te maken. De lange belichtingstijden maakten het de fotografen nog lange tijd onmogelijk om actiefoto's te maken. Aan het einde van de negentiende eeuw verschenen de eerste weekbladen met afbeeldingen; aan het begin van de twintigste eeuw ook de dagbladen. Kort na 1900 werden de eerste fotopersbureaus opgericht, die zorgden voor de verzameling en distributie van foto's. Op de tentoonstelling zijn ook diverse camera's te zien, waaronder een zogenaamde ‘detective’ waarmee ongemerkt gefotografeerd kon worden.
adres: Korte Hoogstraat 31, Rotterdam.
geopend: t/m 2 juli, dinsdag t/m zaterdag 10-17 uur, zon- en feestdagen 13-17 uur.
|
|